Terug naar bibliotheek
Raad van State

ECLI:NL:RVS:2025:3944 - Raad van State - 18 augustus 2025

Uitspraak

ECLI:NL:RVS:2025:394418 augustus 2025

Rechtsgebieden

Uitspraak inhoud

202504633/2/V2.

Datum uitspraak: 18 augustus 2025

AFDELING

BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht), met toepassing van artikel 8:83, derde lid, van die wet, hangende het hoger beroep van:

[verzoeker],

verzoeker,

tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Rotterdam, van 11 augustus 2025 in zaak nr. NL25.7478 in het geding tussen:

verzoeker

en

de minister van Asiel en Migratie.

Procesverloop

Bij besluit van 10 februari 2025 heeft de minister een aanvraag van verzoeker om haar een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, afgewezen.

Bij uitspraak van 11 augustus 2025 heeft de rechtbank het daartegen door verzoeker ingestelde beroep gegrond verklaard, dat besluit vernietigd en bepaald dat de rechtsgevolgen daarvan geheel in stand blijven.

Tegen deze uitspraak heeft verzoeker hoger beroep ingesteld. Ook heeft zij de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.

Overwegingen

1.       Appellant heeft op 16 augustus 2025 hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank van 11 augustus 2025 en de voorzieningenrechter verzocht bij wijze van voorlopige voorziening te bepalen dat haar voorgenomen beëindiging van verstrekkingen op 18 augustus 2025 achterwege blijft. Alleen al omdat de hogerberoepstermijn nog niet is verstreken, treft de voorzieningenrechter bij wijze van ordemaatregel een voorlopige voorziening. Nadat de termijn is verstreken, zal de voorzieningenrechter uitspraak doen het op het resterende deel van het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening.

2.       De minister moet de proceskosten vergoeden.

Beslissing

De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

I.        treft bij wijze van ordemaatregel de voorlopige voorziening dat de voorgenomen beëindiging van verstrekkingen op 18 augustus 2025 achterwege blijft;

II.       veroordeelt de minister van Asiel en Migratie tot vergoeding van bij verzoeker in verband met de behandeling van het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 907,00, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.

Aldus vastgesteld door mr. B. Meijer, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. K. Veen, griffier.

w.g. Meijer

voorzieningenrechter

w.g. Veen

griffier

Uitgesproken in het openbaar op 18 augustus 2025

986