Terug naar bibliotheek
Raad van State

ECLI:NL:RVS:2025:3928 - Raad van State - 18 augustus 2025

Uitspraak

ECLI:NL:RVS:2025:392818 augustus 2025

Rechtsgebieden

Uitspraak inhoud

202504538/2/V1.

Datum uitspraak: 18 augustus 2025

AFDELING

BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht), met toepassing van artikel 8:83, derde lid, van die wet, hangende het hoger beroep van:

[verzoeker],

verzoeker,

tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Zwolle, van 25 juli 2025 in zaak nr. NL24.40074 in het geding tussen:

verzoeker

en

de minister van Asiel en Migratie.

Procesverloop

Bij besluit van 9 oktober 2024 heeft de minister een aanvraag van verzoeker om haar een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, afgewezen.

Bij uitspraak van 25 juli 2025 heeft de rechtbank het daartegen door verzoeker ingestelde beroep ongegrond verklaard.

Tegen deze uitspraak heeft verzoeker hoger beroep ingesteld. Ook heeft zij de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.

Overwegingen

1.       Verzoeker heeft de voorzieningenrechter verzocht om de voorlopige voorziening te treffen dat zij niet wordt uitgezet voordat op het hoger beroep is beslist en dat zij opvang en verstrekkingen krijgt.

2.       Het hoger beroep vergt nader onderzoek, waarvoor deze procedure zich niet goed leent. Daarom treft de voorzieningenrechter een voorlopige voorziening.

3.       De minister moet de proceskosten vergoeden.

Beslissing

De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

I.        bepaalt bij wijze van voorlopige voorziening dat verzoeker niet wordt uitgezet, totdat op het door haar ingestelde hoger beroep is beslist;

II.       veroordeelt de minister van Asiel en Migratie tot vergoeding van bij verzoeker in verband met de behandeling van het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 907,00, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.

Aldus vastgesteld door mr. A.J.C. de Moor-van Vugt, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. A.M.L. Hanrath, griffier.

w.g. De Moor-van Vugt

voorzieningenrechter

w.g. Hanrath

griffier

Uitgesproken in het openbaar op 18 augustus 2025

392