Uitspraak inhoud

202405375/1/A3.

Datum uitspraak: 13 augustus 2025

AFDELING

BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak op het hoger beroep van:

[appellant], wonend in [woonplaats],

appellant,

tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 10 juli 2024 in zaak nr. 23/7668 in het geding tussen:

[appellant]

en

de minister voor Rechtsbescherming (nu: staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, hierna: de minister)

Procesverloop

Bij besluit van 8 mei 2023 heeft de minister een verzoek van [appellant] om openbaarmaking van gegevens op grond van de Wet open overheid (hierna: Woo) afgewezen.

Bij besluit van 4 oktober 2023 heeft de minister het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar gedeeltelijk ongegrond verklaard en de grondslag van het besluit gewijzigd.

Bij uitspraak van 10 juli 2024 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard.

Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.

De minister heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 21 juli 2025, waar [appellant], vertegenwoordigd door mr. T.D.D. Loeffen, advocaat in Sittard, en de minister, vertegenwoordigd door mr. E.W.B. Wilting, zijn verschenen.

Overwegingen

Inleiding

1.       [appellant] is toen hij in detentie zat, overgeplaatst naar een andere penitentiaire inrichting nadat aan hem een ordemaatregel was opgelegd. [appellant] heeft op grond van de Woo verzocht om openbaarmaking van alle informatie die gaat over of betrekking heeft op (de voorbereiding van) de overplaatsingsbeslissing van 25 oktober 2022 en het onderzoek naar de vermeende incidenten die bij de besluitvorming zouden zijn betrokken.

1.1.    [appellant] heeft verzocht om:

• informatie uit het inrichtingsdossier, zoals alle dagrapportages die betrekking hebben op het vorenstaande;

• interne en externe correspondenties (zoals e-mails, brieven, memo's, rapporten, aantekeningen in dossiers, etc.) tussen personeelsleden, de vestigingsdirecteur en de Dienst Justitiële Inrichtingen die betrekking hebben op het vorenstaande;

• interne en externe adviezen, notities en correspondentie daaromtrent van ingeschakelde adviseurs, deskundigen, juristen, consultants etc. die betrekking hebben op het vorenstaande;

• alle overige documenten die betrekking hebben op vorenstaande.

De minister heeft het verzoek in eerste instantie geweigerd op grond van artikel 5.1, eerste lid, aanhef en onder d, van de Woo, omdat het inrichtingsdossier bijzondere persoonsgegevens zou bevatten. In bezwaar heeft de minister de grondslag van het besluit gewijzigd naar artikel 8.8 van de Woo. Volgens de minister volgt daaruit dat de gevraagde gegevens buiten het bereik van de Woo vallen, omdat de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens (hierna: Wjsg) een bijzondere en uitputtende regeling is voor de verstrekking van tenuitvoerleggingsgegevens. Het verzoek van [appellant] is daarom niet in behandeling genomen. Verder heeft de minister het verzoek van [appellant] om proceskostenvergoeding afgewezen.

Wettelijk kader

2.       De relevante wettelijke bepalingen staan in de bijlage, die deel uitmaakt van deze uitspraak.

Uitspraak rechtbank

3.       De rechtbank heeft geoordeeld dat de minister het verzoek van [appellant] op goede gronden niet in behandeling heeft genomen. Daartoe heeft de rechtbank overwogen dat alle door [appellant] opgevraagde documenten gaan over zijn overplaatsing naar een andere penitentiaire inrichting en dus over de tenuitvoerlegging van zijn straf. Het zijn daarmee tenuitvoerleggingsgegevens zoals bedoeld in artikel 1, aanhef en onder d, van de Wjsg. Dat geldt volgens de rechtbank niet alleen voor gegevens over de overplaatsing die in een penitentiair- of inrichtingsdossier staan, maar ook voor gegevens hierover die uit een ander gegevensbestand volgen. Omdat voor tenuitvoerleggingsgegevens de bepalingen van de Wjsg gelden, is de Woo niet van toepassing. Volgens de rechtbank heeft [appellant] verder niet onderbouwd welke stukken wel onder de Woo zouden vallen.

3.1.    Verder heeft de rechtbank geoordeeld dat [appellant] geen recht heeft op vergoeding van proceskosten in bezwaar. Volgens de rechtbank heeft de minister in bezwaar alleen de wettelijke grondslag van het besluit verbeterd. Het rechtsgevolg is daarmee niet gewijzigd, omdat de minister het verzoek van [appellant] nog steeds afwees. De rechtbank heeft geconcludeerd dat er daarom geen sprake is van herroepen in de zin van artikel 7:15, tweede lid, van de Awb.

Hoger beroep

Is de Woo of de Wjsg van toepassing?

4.       [appellant] betoogt allereerst dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat uitsluitend de Wjsg van toepassing is op zijn verzoek. Volgens [appellant] wordt de toepassing van de Woo door de rechtbank te beperkt geïnterpreteerd. [appellant] voert hiervoor aan dat de naar hem gemaakte verwijten van de medewerkers van de penitentiaire inrichting buiten de definitie van tenuitvoerleggingsgegevens vallen.

4.1.    De grond die [appellant] in hoger beroep heeft aangevoerd over het toepassingsbereik van de Woo en de Wjsg is zo goed als een herhaling van wat hij in beroep heeft aangevoerd. De rechtbank is gemotiveerd op die grond ingegaan. [appellant] heeft geen redenen aangevoerd waarom de gemotiveerde beoordeling van die grond in de aangevallen uitspraak onjuist of onvolledig zou zijn. De Afdeling kan zich vinden in het oordeel van de rechtbank en in de onder 5.1 opgenomen overwegingen, waarop dat oordeel is gebaseerd. Zij voegt daaraan toe dat de grondslag van de overplaatsingsbeslissing in de Penitentiaire beginselenwet ligt en de gegevens, die worden verwerkt ter uitvoering van die wet, als tenuitvoerleggingsgegevens zijn te kwalificeren. Ook de aantekeningen van medewerkers van een penitentiaire inrichting over een gedetineerde in een dossier of een ander gegevensbestand die gebruikt kunnen worden voor de onderbouwing van een overplaatsingsbeslissing, kunnen daarom worden gekwalificeerd als tenuitvoerleggingsgegevens.

Had [appellant] recht op proceskostenvergoeding in bezwaar?

5.       Verder betoogt [appellant] dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat hij geen recht heeft op vergoeding van proceskosten in bezwaar. Volgens [appellant] is er niet alleen plaats voor proceskostenvergoeding wanneer het rechtsgevolg van het besluit wordt gewijzigd, maar ook wanneer iemand moet procederen om een deugdelijke, voor de lezer begrijpelijke, motivering van het besluit te krijgen. Hiervoor verwijst hij naar de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 24 september 2014, ECLI:NL:CRVB:2014:3123. [appellant] stelt dat deze situatie zich voordoet, omdat de minister met het kiezen van een andere wettelijke grondslag in bezwaar het besluit heeft verbeterd.

5.1.    De situatie die wordt omschreven in de door [appellant] aangehaalde uitspraak doet zich hier niet voor. Daar was namelijk sprake van een gebrekkige motivering in een besluit op bezwaar en dit was aanleiding voor het toekennen van de in beroep gemaakte proceskosten. In onderhavige zaak bevat het besluit op bezwaar echter geen gebrekkige motivering. De minister heeft in het besluit op bezwaar enkel de grondslag van het primaire besluit gewijzigd. De Afdeling kan zich vinden in het oordeel van de rechtbank dat hiermee het rechtsgevolg van het besluit niet is gewijzigd en er daarom geen sprake is van herroeping. [appellant] heeft daarom geen recht op proceskostenvergoeding in bezwaar. Het betoog faalt.

Conclusie

6.       Het hoger beroep is ongegrond. De Afdeling bevestigt de uitspraak van de rechtbank.

7.       De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

bevestigt de aangevallen uitspraak.

Aldus vastgesteld door mr. C.J. Borman, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. G.A. van de Sluis, griffier.

w.g. Borman

lid van de enkelvoudige kamer

w.g. Van de Sluis

griffier

Uitgesproken in het openbaar op 13 augustus 2025

1171-802

BIJLAGE wettelijk kader

Wet open overheid

Artikel 5.1

1. Het openbaar maken van informatie ingevolge deze wet blijft achterwege voor zover dit:

[…]

d. persoonsgegevens betreft als bedoeld in paragraaf 3.1 onderscheidenlijk paragraaf 3.2 van de Uitvoeringswet Algemene verordening gegevensbescherming, tenzij de betrokkene uitdrukkelijk toestemming heeft gegeven voor de openbaarmaking van deze persoonsgegevens of deze persoonsgegevens kennelijk door de betrokkene openbaar zijn gemaakt;

[…].

Artikel 8.8

De artikelen 3.1, 3.3, 4.1, 5.1, eerste, tweede en vijfde lid, en 5.2 zijn niet van toepassing op informatie waarvoor een bepaling geldt die is opgenomen in de bijlage bij deze wet.

Bijlage bij artikel 8.8. van de Wet open overheid

De artikelen 3.1, 3.3, 4.1, 5.1, eerste, tweede en vijfde lid, en 5.2 van de Wet open overheid zijn niet van toepassing voor zover de volgende bepalingen gelden.

[…]

• Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens: de titels 2 tot en met 3b

[…].

Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens

Artikel 1

In deze wet en de daarop rustende bepalingen wordt verstaan onder:

[…]

d. tenuitvoerleggingsgegevens: persoonsgegevens […] inzake de tenuitvoerlegging van strafrechtelijke beslissingen, die in een dossier of een ander gegevensbestand zijn of worden verwerkt;

[…].

Titel 3

[…]

Artikel 51a

De directeur van een penitentiaire inrichting of afdeling […] voert het beheer over de tenuitvoerleggingsgegevens inzake vrijheidsbenemende straffen […].