Terug naar bibliotheek
Raad van State

ECLI:NL:RVS:2025:3756 - Raad van State - 7 augustus 2025

Uitspraak

ECLI:NL:RVS:2025:37567 augustus 2025

Rechtsgebieden

Uitspraak inhoud

202503909/3/V2.

Datum uitspraak: 7 augustus 2025

AFDELING

BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht), met toepassing van artikel 8:83, vierde lid, van die wet, van:

[verzoeker 1] en [verzoeker 2],

verzoekers.

Procesverloop

Bij besluiten van 18 april 2025 heeft de minister aanvragen van verzoekers om hun een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, niet in behandeling genomen.

Bij uitspraak van 7 juli 2025 heeft de rechtbank de daartegen door verzoekers ingestelde beroepen ongegrond verklaard.

Bij uitspraak van 31 juli 2025 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling de uitspraak van de rechtbank bevestigd en het verzoek van verzoekers om het treffen van een voorlopige voorziening afgewezen.

Verzoekers, vertegenwoordigd door mr. A. Alkir, advocaat in Eindhoven, hebben op 6 augustus 2025 op grond van artikel 72, derde lid, van de Vw 2000 bezwaar gemaakt tegen de feitelijke overdracht en de voorzieningenrechter van de rechtbank verzocht een voorlopige voorziening te treffen. De griffier van de rechtbank heeft het verzoek ter behandeling aan de voorzieningenrechter van de Afdeling doorgezonden.

Overwegingen

1.       Verzoekers hebben de voorzieningenrechter verzocht de voorlopige voorziening te treffen dat zij niet worden overgedragen totdat op het bezwaarschrift is beslist.

2.       Gelet op wat in de uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling van 31 juli 2025, ECLI:NL:RVS:2025:3623, is overwogen en omdat wat verzoekers in hun verzoek hebben aangevoerd geen grond biedt om niet langer van de rechtmatigheid van de voorgenomen overdracht uit te gaan, wordt het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening afgewezen.

3.       Het verzoek wordt afgewezen. De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

wijst het verzoek af.

Aldus vastgesteld door mr. C.J. Borman, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van N. Capel LLM, griffier.

w.g. Borman

voorzieningenrechter

w.g. Capel

griffier

Uitgesproken in het openbaar op 7 augustus 2025

1024