Terug naar bibliotheek
Raad van State

ECLI:NL:RVS:2024:3686 - Raad van State - 11 september 2024

Uitspraak

ECLI:NL:RVS:2024:368611 september 2024

Uitspraak inhoud

202404127/3/V2.

Datum uitspraak: 12 september 2024

AFDELING

BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak op het verzet (artikel 8:55 van de Algemene wet bestuursrecht; hierna: de Awb) van:

[de vreemdeling],

opposant,

tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling van 23 juli 2024, ECLI:NL:RVS:2024:3541.

Procesverloop

Bij uitspraak van 23 juli 2024 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling het hoger beroep van de opposant tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats ’s-Hertogenbosch, van 6 juni 2024 in zaak nr. NL23.14784 met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Awb en artikel 91, tweede lid, van de Vw 2000 ongegrond verklaard.

Tegen deze uitspraak heeft de opposant, vertegenwoordigd door M.G.E. van Giffen, verzet gedaan.

Overwegingen

1.       Tegen een uitspraak waarbij de voorzieningenrechter van de Afdeling de hoofdzaak zonder zitting heeft afgedaan en waarop de Vw 2000 van toepassing is, staat geen verzet open (artikel 83c, eerste lid, van de Vw 2000). Tegen de uitspraak van 23 juli 2024 kan daarom geen verzet worden gedaan.

2.       De Afdeling is onbevoegd van het verzet kennis te nemen. De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

verklaart zich onbevoegd om van het verzet kennis te nemen.

Aldus vastgesteld door mr. H.G. Sevenster, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. N. Tibold, griffier.

w.g. Sevenster

lid van de enkelvoudige kamer

w.g. Tibold

griffier

Uitgesproken in het openbaar op 12 september 2024

853-1088