ECLI:NL:RBZWB:2025:6505 - Rechtbank Zeeland-West-Brabant - 30 september 2025
Uitspraak
Genoemde wetsartikelen
Uitspraak inhoud
Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 25/760 PW
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Breda (het college), verweerder.
- Deze uitspraak gaat over de afwijzing van eisers aanvragen om bijzondere bijstand op grond van de Participatiewet voor een maaltijdvoorziening uit het Ondersteuningsfonds
[1] en 40% korting op maaltijden. Eiser is het niet eens met de afwijzing van de aanvragen. Hij voert daartoe een aantal beroepsgronden aan. Aan de hand van deze beroepsgronden beoordeelt de rechtbank de afwijzing van de aanvraag.
Procesverloop
- Eiser heeft op 14 juli 2024 een aanvraag ingediend om bijzondere bijstand voor de meerkosten van een medisch noodzakelijk dieet of aangepast voedsel. Het college heeft deze aanvraag met het besluit van 24 juli 2024 (primaire besluit I) afgewezen. Hiertegen heeft eiser op 8 december 2024 bezwaar gemaakt. Met het bestreden besluit van 23 januari 2025 heeft het college eisers bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.
2.1. Eiser heeft op 5 en 7 september 2024 vijf aanvragen ingediend om bijzondere bijstand voor de meerkosten van een medisch noodzakelijk dieet of aangepast voedsel en 40% korting op maaltijden. Het college heeft deze aanvragen met het besluit van 21 november 2024 (primair besluit II) afgewezen. Hiertegen heeft eiser bezwaar gemaakt. Met het bestreden besluit van 23 januari 2025 heeft het college eisers bezwaar ongegrond verklaard.
2.2. Het college heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
2.3. De rechtbank heeft het beroep op 23 september 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben namens het college deelgenomen: [naam 1] en [naam 2]. Eiser heeft zich voorafgaand aan de zitting afgemeld.
Totstandkoming van het besluit
- Eiser ontvangt een uitkering op grond van de Participatiewet naar de norm voor een alleenstaande. Hierop worden inkomsten uit de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) en de Toeslagenwet gekort.
3.1. Gezien de aanhoudende toestroom van mails van eiser dat zijn gezondheid in gevaar is, heeft het college medisch advies gevraagd bij [bedrijf]. In de adviesrapportage van 3 april 2024 heeft de medisch adviseur van [bedrijf] geconcludeerd dat eiser zelf in staat is om in zijn maaltijden te voorzien. Eiser bestelt zelf wekelijks zijn maaltijden bij een maaltijdservice en daarnaast bestelt hij zijn boodschappen bij de supermarkt die vervolgens worden bezorgd. Er zijn geen specifieke darmaandoeningen vastgesteld en daarmee zijn er geen medische argumenten voor of tegen een specifiek dieet of een specifieke maaltijdbereiding, zoals bijvoorbeeld een magnetronmaaltijd. De betrokken maaltijdservice heeft aangegeven dat er geen sprake was van een specifieke bereidingswijze of samenstelling van de maaltijden.
3.2. Op 14 juli 2024 heeft eiser een aanvraagformulier bijzondere bijstand ondersteuningsfonds ingediend voor meerkosten van een medisch noodzakelijk dieet of aangepast voedsel.
Op 5 september 2024 heeft eiser nogmaals (twee) aanvragen ingediend om bijzondere bijstand op grond van het Ondersteuningsfonds voor meerkosten van een medisch noodzakelijk dieet of aangepast voedsel.
Daarnaast heeft eiser op 5 september 2024 (twee) en op 7 september 2024 (één) aanvragen ingediend om bijzondere bijstand voor maaltijdkorting. Eiser verzoekt ook om terugvordering van de maaltijden die hij heeft betaald zonder korting.
3.3. Met het primaire besluit I heeft het college eisers aanvraag van 14 juli 2024 afgewezen. Het college heeft overwogen dat er geen medische noodzaak is voor een maaltijdvoorziening. Dat is eerder in een medisch onderzoek vastgesteld. Bijzondere bijstand voor medicijnen vallen niet onder het Ondersteuningsfonds. Ook kan hier geen bijzondere bijstand voor worden verstrekt, omdat de zorgverzekering een voorliggende voorziening is die passend en toereikend is. Het recht op bijstand strekt zich evenmin uit tot kosten die in de voorliggende voorziening als niet noodzakelijk worden aangemerkt.
3.4. Eiser heeft hiertegen op 8 december 2024 bezwaar gemaakt.
Met een brief van 10 december 2024 heeft het college aan eiser medegedeeld dat het bezwaar te laat is ingediend en hem de gelegenheid geboden om bijzondere omstandigheden naar voren te brengen. Eiser heeft hierop gereageerd in een brief van 18 december 2024.
3.5. Met het primaire besluit II heeft het college eisers aanvragen van 5 en 7 september 2024 afgewezen. De aanvraag om bijzondere bijstand voor 40% korting op maaltijden (gelijk aan de korting die pensioengerechtigden vanuit de BredaPas kunnen ontvangen) is afgewezen, omdat de kosten van maaltijden uit het eigen inkomen en/of vermogen dienen te worden voldaan. De bijzondere bijstand is niet bedoeld om zorg te dragen voor de kosten van eten en drinken. De 40% korting vanuit de BredaPas op maaltijden voor ouderen is daarnaast enkel voor personen die de pensioengerechtigde leeftijd hebben bereikt. Eiser komt hier niet voor in aanmerking.
Eiser heeft tevens niet aangetoond dat er sprake is van meerkosten door een medisch noodzakelijk dieet of aangepast voedsel. Tijdens het onderzoek van het medisch adviesbureau [bedrijf] zijn geen gronden aangeleverd dat eiser een medisch noodzakelijk dieet dient te volgen of aangepast voedsel dient te nuttigen. Hierdoor heeft eiser geen recht op een vergoeding op grond van artikel 6, aanhef en onder a, van de Beleidsregels Ondersteuningsfonds.
Hiertegen heeft eiser op 18 december 2024 bezwaar gemaakt.
Bestreden besluit
3.6. Het college heeft eisers bezwaar tegen primair besluit I niet-ontvankelijk verklaard. Nu dit besluit op 24 juli 2024 is genomen, eindigde de bezwaartermijn op 5 september 2024. Eiser heeft echter pas op 8 december 2024 bezwaar gemaakt. Eiser is in de gelegenheid gesteld om bijzondere omstandigheden naar voren te brengen hierover. Eiser heeft aangegeven dat de website om bezwaar te maken eruit lag en dat hij telefonisch heeft aangegeven in bezwaar te willen gaan. Uit navraag is gebleken dat eiser op 10 juni 2024 en 15 juli 2024 telefonisch contact heeft opgenomen, maar er is niet aangegeven dat hij in bezwaar wilde gaan. Er kan niet met zekerheid gesteld worden of er wel of geen storing is geweest. Echter, dit rechtvaardigt niet dat eiser een bezwaar meer dan drie maanden te laat indient.
Het college heeft eisers bezwaar tegen primair besluit II ongegrond verklaard. Met de verklaringen van de toenmalige huisarts van 19 januari 2024 en de huidige huisarts van 22 augustus 2024 is niet aangetoond dat er sprake is van een medische noodzaak. Het college heeft daarbij opgemerkt dat beide verklaringen hetzelfde zijn, alleen van een andere datum en huisarts. Eiser komt op grond van artikel 6 van de Beleidsregels Ondersteuningsfonds niet in aanmerking voor een bijdrage, omdat niet is aangetoond/vastgesteld dat er sprake is van een medisch noodzakelijk dieet. Tot de algemeen voorkomende noodzakelijke kosten van het bestaan behoren ook de kosten van voeding. Het hebben van schulden doet niets af aan dit uitgangspunt (artikel 35 van de Participatiewet). Het college heeft onderzocht of er sprake is van bijzondere omstandigheden. Echter, uit het medisch advies blijkt dat eiser magnetronmaaltijden kan nuttigen. Eiser geeft aan dat er sprake is van een medisch noodzakelijk dieet, maar dit is niet vastgesteld. Op basis van de hardheidsclausule ziet het college geen aanleiding om alsnog tot bijstandsverlening over te gaan. De stelling van eiser dat er tweemaal een mondelinge toezegging is gedaan, leidt niet tot een ander oordeel. Uit eisers weergave blijkt dat hem is medegedeeld dat als hij met een nieuwe medische indicatie kan aantonen dat maaltijden wel noodzakelijk zijn, sprake kan zijn van een vergoeding op basis van het Ondersteuningsfonds. Dit komt overeen met de verklaring van de medewerker waarmee eiser heeft gesproken dat als hij met bewijsstukken kan aantonen dat er sprake is van een aangepast dieet op medische gronden, er mogelijk recht kan bestaan op een vergoeding van meerkosten vanuit het Ondersteuningsfonds. Tot op heden heeft eiser dat niet kunnen aantonen. Er is vanuit het college nimmer een toezegging gedaan dat eiser de voorziening direct toegekend krijgt.
Beroepsgronden
- Toen eiser bezwaar wilde maken tegen het primaire besluit I lag de website eruit. Een medewerker van de gemeente Breda heeft toen aangegeven dat eiser via de mail bezwaar kon maken. Dat heeft eiser gedaan.
Eiser geeft aan wel recht te hebben op bijzondere bijstand op grond van het Ondersteuningsfonds. Eiser spreekt uit eigen ervaring tegen dat geen sprake is van een medische noodzaak. Eiser kreeg maaltijden van zorg voor elkaar, omdat hij zonder medicatie vijf dagen op de grond heeft gelegen. De overgelegde verklaringen van de huisartsen zijn niet hetzelfde. Op de laatste verklaring staat dat zijn maaltijden wel noodzakelijk zijn. Hiermee is aangetoond dat sprake is van een medische noodzaak.
De maaltijdkorting wordt niet gegeven vanwege eisers leeftijd.
Eiser geeft aan dat hij twee mondelinge toezeggingen heeft gehad. Een medewerker van de gemeente Breda heeft aangegeven dat eiser een vergoeding uit het Ondersteuningsfonds zou krijgen als hij kon aantonen dat de maaltijden noodzakelijk zijn.
Er is volgens eiser wel sprake van bijzondere omstandigheden.
Juridisch kader
- De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
Beoordeling door de rechtbank
Heeft het college eisers bezwaar tegen primair besluit I terecht niet-ontvankelijk verklaard? 6. De rechtbank beoordeelt of het college het bezwaarschrift van eiser tegen primair besluit I terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
6.1. Een van de voorwaarden voor de ontvankelijkheid van het bezwaar is dat het bezwaarschrift binnen een termijn van zes weken is ingediend.
6.2. Volgens vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) komen de aan verzending per e-mail verbonden risico’s voor rekening van de verzender. Dit brengt mee dat, als door de geadresseerde wordt gesteld dat de verzonden e-mail niet is ontvangen, het op de weg van de verzender ligt de verzending aannemelijk te maken.
6.3. Het primaire besluit I is gedateerd op 24 juli 2024. De termijn voor het indienen van een bezwaarschrift is geëindigd op 5 september 2024. Het bezwaarschrift is op 8 december 2024 ontvangen.
Eiser heeft de ontvangst van het primaire besluit I niet betwist.
6.4. De rechtbank is van oordeel dat het college eisers bezwaar tegen het primaire besluit I terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard, aangezien het bezwaarschrift niet tijdig is ingediend.
Eisers stelling dat hij eerder via e-mail bezwaar heeft gemaakt volgt de rechtbank niet. Eiser heeft namelijk geen verzendbewijs of een ontvangstbevestiging van een dergelijke email overgelegd, terwijl het gelet op voorstaande rechtspraak op zijn weg ligt om de verzending aannemelijk te maken. Dat eiser via de website van de gemeente geen bezwaar kon maken vanwege een storing leidt niet tot een ander oordeel. Verweerder kan niet meer achterhalen of er inderdaad een storing is geweest. Als er echter op 5 september 2024 een storing zou zijn geweest, had eiser toen via e-mail of binnen een redelijke termijn nadat de website weer in de lucht was, bezwaar kunnen maken. De verklaring van eiser dat hij telefonisch contact zou hebben gehad over het indienen van een bezwaarschrift via e-mail wordt betwist door het college. Zelfs als er hierover telefonisch contact zou zijn geweest, leidt dat niet tot een andere conclusie, aangezien een bezwaarschrift schriftelijk moet worden ingediend.
Niet gesteld of gebleken is van een verschoonbare termijnoverschrijding. De rechtbank ziet geen reden om het niet tijdig indienen van het bezwaarschrift niet aan eiser toe te rekenen. Het college heeft derhalve terecht eisers bezwaar tegen primair besluit I niet-ontvankelijk verklaard.
Heeft het college eisers bezwaar tegen primair besluit II terecht ongegrond verklaard? 7. De vraag die de rechtbank moet beantwoorden is of het college de aanvragen om bijzondere bijstand voor de meerkosten van een medisch noodzakelijk dieet of aangepast voedsel en 40% korting op maaltijden op goede gronden heeft afgewezen. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
7.1. Het college heeft de aanvragen voor meerkosten afgewezen, omdat niet is aangetoond dat sprake is van een medische noodzaak voor aangepaste maaltijden. Het college heeft de aanvragen voor de korting op maaltijden afgewezen, omdat de kosten van maaltijden uit het eigen inkomen en/of vermogen dienen te worden voldaan.
7.2. Volgens vaste rechtspraak van de CRvB dient bij de toepassing van artikel 35, eerste lid, van de Participatiewet eerst beoordeeld te worden of de kosten waarvoor bijzondere bijstand wordt gevraagd zich voordoen, vervolgens of die kosten in het individuele geval van de betrokkene noodzakelijk zijn en daarna of die kosten voortvloeien uit bijzondere omstandigheden. Ten slotte dient de vraag te worden beantwoord of de kosten kunnen worden voldaan uit de bijstandsnorm, de individuele inkomenstoeslag, de individuele studietoeslag, het vermogen en het inkomen voor zover dit meer bedraagt dan de bijstandsnorm.
Volgens eveneens vaste rechtspraak van de CRvB dient degene die een aanvraag doet om bijzondere bijstand aannemelijk te maken dat wordt voldaan aan de voorwaarden voor toekenning van die bijstand.
7.3. De rechtbank is van oordeel dat het college eisers aanvraag om bijzondere bijstand voor de meerkosten van een medisch noodzakelijk dieet of aangepast voedsel op goede gronden heeft afgewezen. Voor zover eiser daadwerkelijk meerkosten voor maaltijden heeft gemaakt, zijn deze kosten niet noodzakelijk. Uit de rapportage van [bedrijf] van 3 april 2024 blijkt namelijk dat er geen medische noodzaak bestaat voor een aangepast dieet of voedsel. Uit de door eiser overgelegde brief van de huisarts van 22 augustus 2024 blijkt dat maaltijden noodzakelijk zijn voor het behouden van zijn gezondheid. Daaruit blijkt echter niet dat de maaltijden vanwege zijn medische situatie aangepast moeten worden. Voor het overige komt deze brief overeen met de brief van de toenmalige huisarts van 19 januari 2024 welke is gedateerd van vóór het onderzoek door [bedrijf].
7.4. De rechtbank is eveneens van oordeel dat het college eisers aanvraag om korting op maaltijden op goede gronden heeft afgewezen.
Op grond van artikel 7, aanhef en onder b, van de Beleidsregels Ondersteuningsfonds komen de extra kosten verbonden aan een maaltijdvoorziening voor ouderen vanaf de pensioengerechtigde leeftijd voor een toelage in aanmerking, als zij noodzakelijk zijn om het zelfstandig functioneren van ouderen te bevorderen.
De rechtbank stelt vast dat deze bepaling niet op eiser van toepassing is, omdat hij niet de pensioengerechtigde leeftijd heeft bereikt. Ter zitting heeft het college toegelicht dat in het kader van “maatwerk” onderzocht is of eisers omstandigheden aanleiding vormen om deze bepaling naar analogie toe te passen. Het college heeft daarbij aangegeven dat de Beleidsregels Ondersteuningsfonds geen hardheidsclausule bevatten en daaraan dus ook niet getoetst kan worden. Naar het oordeel van de rechtbank heeft het college geen aanleiding hoeven zien om deze bepaling naar analogie toe te passen, omdat – gelet op het de rapportage van [bedrijf] – niet is gebleken dat de maaltijdkorting noodzakelijk is om eisers zelfstandig functioneren te bevorderen.
Is het vertrouwensbeginsel geschonden?
8. Volgens vaste rechtspraak van de CRvB is voor een geslaagd beroep op het vertrouwensbeginsel vereist dat de betrokkene aannemelijk maakt dat aan de zijde van de overheid toezeggingen of andere uitlatingen zijn gedaan of gedragingen zijn verricht waaruit de betrokkene in de gegeven omstandigheden redelijkerwijs kon en mocht afleiden of en, zo ja, hoe het bestuursorgaan in een concreet geval een bevoegdheid zou uitoefenen.
8.1. Naar het oordeel van de rechtbank slaagt eisers beroep op het vertrouwensbeginsel niet. Uit de verklaringen van partijen blijkt dat het college heeft toegezegd dat áls eiser zou aantonen dat sprake is een medisch noodzakelijk dieet, de meerkosten voor vergoeding in aanmerking kunnen komen. Met andere woorden als hij voldoet aan de voorwaarden in artikel 6, aanhef en onder a, van de Beleidsregels Ondersteuningsfonds. Op basis van wat eiser heeft aangevoerd is niet gebleken dat sprake is van een uitdrukkelijke, ondubbelzinnige en onvoorwaardelijke toezegging dat eiser bijzondere bijstand zal ontvangen zonder een medische indicatie dat aangepaste maaltijden noodzakelijk zijn.
Conclusie en gevolgen
- Het beroep is ongegrond. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.W. Ponds, rechter, in aanwezigheid van C.M.A. Groenendaal, griffier, op 30 september 2025 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.
Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving
Algemene wet bestuursrecht
Artikel 6:6 Het bezwaar of beroep kan niet-ontvankelijk worden verklaard, indien:
mits de indiener de gelegenheid heeft gehad het verzuim te herstellen binnen een hem daartoe gestelde termijn.
Artikel 6:7 De termijn voor het indienen van een bezwaar- of beroepschrift bedraagt zes weken.
Artikel 6:8
Artikel 6:9
Artikel 6:11 Ten aanzien van een na afloop van de termijn ingediend bezwaar- of beroepschrift blijft niet-ontvankelijkverklaring op grond daarvan achterwege indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest.
Participatiewet
Artikel 35. Individuele en categoriale bijzondere bijstand
- Onverminderd paragraaf 2.2, heeft de alleenstaande of het gezin recht op bijzondere bijstand voor zover de alleenstaande of het gezin niet beschikt over de middelen om te voorzien in de uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende noodzakelijke kosten van het bestaan en deze kosten naar het oordeel van het college niet kunnen worden voldaan uit de bijstandsnorm, de individuele inkomenstoeslag, bedoeld in artikel 36, de studietoeslag, bedoeld in artikel 36b, het vermogen en het inkomen voor zover dit meer bedraagt dan de bijstandsnorm, waarbij artikel 31, tweede lid, en artikel 34, tweede lid, niet van toepassing zijn. Het college bepaalt het begin en de duur van de periode waarover het vermogen en het inkomen in aanmerking wordt genomen.
(…)
Beleidsregels tegemoetkoming Ondersteuningsfonds chronisch zieken en gehandicapten [plaats] 2020
Artikel 2 Tegemoetkoming en individuele verstrekking
- Bijzondere bijstand is in principe mogelijk wanneer geen beroep op een voorliggende voorziening kan worden gedaan die, gezien haar aard en doel, door het college wordt geacht voor de belanghebbende toereikend en passend te zijn en;
a. sprake is van noodzakelijke kosten door bijzondere individuele omstandigheden; b. geen sprake is van financiële draagkracht in inkomen en bescheiden vermogen; c. het wettelijk kader ontoereikend is, maar op grond van individuele omstandigheden maatwerk geboden moet worden. (…)
Artikel 4 De aanvraag
a. de aanvrager redelijkerwijs de aanvraag niet vooraf heeft kunnen indienen; of b. indien er andere bijzondere omstandigheden zijn die aanleiding geven om voor de reeds gemaakte kosten een tegemoetkoming te verstrekken. (…)
Artikel 6 (Para)medische kosten voor chronisch zieken en gehandicapten conform deze beleidsregels Voor een tegemoetkoming komen in principe de volgende (para)medische noodzakelijke kosten in aanmerking, indien de zorgverzekering geen voorliggende voorziening is:
a. de meerkosten van een medisch noodzakelijk dieet of aangepast voedsel;
(…)
Artikel 7 Zelfstandig functioneren chronisch zieken en gehandicapten Voor een toelage komen in principe de volgende kosten in aanmerking, als zij noodzakelijk zijn om het zelfstandig functioneren van ouderen en mensen met een beperking te bevorderen: (…)
b. de extra kosten verbonden aan een maaltijdvoorziening voor ouderen vanaf de pensioengerechtigde leeftijd;
(…)
Beleidsregels tegemoetkoming Ondersteuningsfonds chronisch zieken en gehandicapten [plaats] 2020 (Beleidsregels Ondersteuningsfonds).
Artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
Artikel 6:8, eerste lid, van de Awb.
Artikel 6:11 van de Awb.
Bijvoorbeeld de uitspraak van de CRvB van 8 augustus 2017 (ECLI:NL:CRVB:2017:2784).
Bijvoorbeeld de uitspraak van de CRvB van 9 oktober 2018 (ECLI:NL:CRVB:2018:3304).
Bijvoorbeeld de uitspraak van de CRvB van 27 augustus 2024 (ECLI:NL:CRVB:2024:1889).
Bijvoorbeeld de uitspraak van de CRvB van 24 september 2024 (ECLI:NL:CRVB:2024:1871).