Terug naar bibliotheek
Rechtbank Zeeland-West-Brabant

ECLI:NL:RBZWB:2025:6399 - Verwerping beroep op psychische overmacht bij invoer van cocaïne - 25 september 2025

Uitspraak

ECLI:NL:RBZWB:2025:639925 september 2025

Essentie

De rechtbank veroordeelt een verdachte voor de invoer van cocaïne. Het beroep op psychische overmacht wegens chantage wordt verworpen, omdat niet aannemelijk is dat de verdachte redelijkerwijs geen weerstand kon bieden. Gezien het tijdsverloop had hij de hulp van de politie kunnen inroepen.

Rechtsgebieden

Uitspraak inhoud

Strafrecht

Zittingsplaats: Breda

Parketnummer: 02.179063.25

Vonnis van de meervoudige kamer van 25 september 2025

in de strafzaak tegen

[verdachte] , geboren te [geboorteplaats] ( [land] ) op [geboortedag] 1990, wonende te [woonadres] , raadsman mr. H. Raza, advocaat te Rotterdam.

1 Onderzoek op de terechtzitting

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 11 september 2025, waarbij de officier van justitie mr. P.W.P. Emmen en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2 De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht. De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte opzettelijk ongeveer 3.500 gram cocaïne heeft ingevoerd.

3 De voorvragen

De dagvaarding is geldig. De rechtbank is bevoegd. De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging. Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4 De beoordeling van het bewijs

4.1. Het standpunt van de officier van justitie De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte een hoeveelheid cocaïne heeft ingevoerd, zoals primair is ten laste gelegd.

4.2. Het standpunt van de verdediging De verdediging heeft primair verzocht verdachte vrij te spreken van het tenlastegelegde. Zij is van mening dat het opzet ontbreekt aangezien verdachte geen wetenschap had van de cocaïne die zich in zijn auto bevond. Daarnaast zou verdachte onvoldoende beschikkingsmacht over de verdovende middelen hebben gehad.

4.3. Het oordeel van de rechtbank

4.3.1. De bewijsmiddelen De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.

4.3.2. De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs De feiten en omstandigheden

Verdachte is op 11 juni 2025 als bestuurder en enige inzittende van de Ford Focus met [kenteken] via de grensovergang Hazeldonk vanuit België Nederland binnengereden. De auto was eigendom van verdachte. Verdachte had drie blokken cocaïne in de auto liggen. Nadat de politie een ANPR-melding had gekregen heeft zij verdachte een stopteken gegeven. Verdachte heeft daaraan geen gevolg gegeven, maar is gevlucht. Tijdens de daarop volgende achtervolging heeft verdachte een plastic tas met twee van de drie blokken cocaïne uit het raam gegooid. Eén blok is in de auto achtergebleven.

(Voorwaardelijk) opzet?

De rechtbank is van oordeel dat de handelingen van verdachte naar hun uiterlijke verschijningsvorm duiden op wetenschap bij verdachte van het feit dat het om cocaïne ging. Daarbij weegt mee dat de blokken cocaïne een behoorlijke handelswaarde vertegenwoordigen en dat het om die reden onwaarschijnlijk is dat een ander die cocaïne aan verdachte heeft toevertrouwd, terwijl verdachte niets van de aard en waarde van die lading afwist. Er bestaat anders een reëel risico dat de drugs niet op de beoogde bestemming terecht komen, hetgeen een groot financieel risico en het gevaar van strafvervolging voor alle (mogelijke) deelnemers aan de drugssmokkel met zich brengt. De rechtbank gaat dan ook uit van vol opzet.

Beschikkingsmacht Verdachte was de eigenaar en bestuurder van de auto waarin hij de cocaïne vervoerde. Hij had direct en eenvoudig toegang tot de blokken cocaïne. Daarmee is de feitelijke beschikkingsmacht gegeven.

Conclusie De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de invoer van cocaïne.

Uit het dossier is de exacte netto hoeveelheid ingevoerde cocaïne niet op te maken. Daarin is alleen vermeld dat de blokken een totaal bruto gewicht van 3.500 gram hadden, inclusief verpakkingsmateriaal bestaande uit krimpfolie en zwart rubber. De rechtbank zal om die reden bewezen verklaren dat een hoeveelheid cocaïne is ingevoerd.

4.4. De bewezenverklaring De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte

Primair: op 11 juni 2025 te Hazeldonk, gemeente Zundert, althans in Nederland, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht een hoeveelheid cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.

De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5 De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.

5.1. Het standpunt van de verdediging De verdediging heeft een beroep gedaan op psychische overmacht. Verdachte heeft onder dwang de cocaïne ingevoerd, omdat hij werd gechanteerd. Hij moet daarom worden ontslagen van alle rechtsvervolging.

5.2. Het standpunt van de officier van justitie De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte geen beroep op psychische overmacht toekomt. Hij acht het scenario over de chantage niet aannemelijk geworden, omdat te veel vragen hierover onbeantwoord zijn gebleven.

5.3. Het oordeel van de rechtbank De rechtbank stelt voorop dat aan een beroep op psychische overmacht volgens de geldende jurisprudentie hoge eisen worden gesteld. Het kan slechts slagen wanneer sprake is van een van buiten komende drang waaraan de verdachte redelijkerwijs geen weerstand kon en ook niet behoefde te bieden. Het moet daarbij gaan om een zodanige druk die op de verdachte is uitgeoefend, dat zijn wilsvrijheid is aangetast en onder die omstandigheden niet van hem kon worden gevergd dat hij daar weerstand aan kon bieden.

De verdediging heeft aangevoerd dat verdachte via Facebook door een vrouw werd gechanteerd. De vrouw had gedreigd om een seksueel getint filmpje van verdachte en zijn partner naar zijn Facebookcontacten door te sturen. Dit zou zeer onwenselijk en ongepast zijn, gezien het geloof van verdachte en de normen en waarden die in zijn gemeenschap gelden. Als verdachte de cocaïne naar Nederland zou vervoeren, zou het filmpje niet worden verspreid. De invoer van de drugs vond volgens verdachte één à twee weken na de chantage plaats.

Als er al sprake was van de volgens de verdediging aanwezige chantage, dan is de rechtbank van oordeel dat onder de geschetste omstandigheden niet aannemelijk is gemaakt dat zich een situatie heeft voorgedaan waarin verdachte zodanig onder psychische druk heeft gestaan of een zodanig van buiten komende dwang heeft ervaren, dat hij, staande voor de keuze om cocaïne te gaan smokkelen, redelijkerwijs daaraan geen weerstand kon of hoefde te bieden. De rechtbank acht niet aannemelijk dat voor verdachte geen andere, minder ingrijpende, uitweg bestond dan het smokkelen van de drugs. Mede gezien het tijdsverloop heeft verdachte voldoende tijd gehad om – al dan niet heimelijk – de hulp van de politie in te schakelen. Het beroep op psychische overmacht wordt verworpen.

Verdachte is verder strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6 De strafoplegging

6.1. De vordering van de officier van justitie De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van dertig maanden met aftrek van voorarrest.

6.2. Het standpunt van de verdediging De verdediging heeft verzocht een gevangenisstraf tussen de vijftien en achttien maanden op te leggen, gezien het blanco strafblad van verdachte en de omstandigheid dat detentie voor hem zwaarder is dan voor andere gedetineerden, omdat hij amper bezoek kan krijgen van zijn familie die woonachtig is in Polen . Voorts heeft de verdediging primair verzocht de voorlopige hechtenis op te heffen, omdat niet kan worden gesproken van een geschokte rechtsorde en de recidivegrond ontbreekt. Subsidiair heeft zij verzocht de voorlopige hechtenis te schorsen, gelet op de slechte financiële situatie van het gezin van verdachte.

6.3. Het oordeel van de rechtbank De ernst van het feit Verdachte heeft vanuit België een behoorlijke hoeveelheid cocaïne naar Nederland gesmokkeld. Het is een feit van algemene bekendheid dat drugs een gevaar voor de volksgezondheid vormen en nadelige effecten hebben op de gezondheid van de gebruikers. Daarnaast leidt het gebruik van drugs tot veel andere criminaliteit en overlast, mede gelet op de grote financiële belangen die met de handel in drugs zijn gemoeid. Dit heeft een ontwrichtende werking op de maatschappij.

De rechtbank weegt mee dat verdachte geen openheid van zaken heeft gegeven en de verantwoordelijkheid voor zijn daad op anderen heeft geprobeerd af te wentelen.

De persoonlijke omstandigheden Verdachte heeft een blanco strafblad.

De rechtbank heeft voorts de persoonlijke omstandigheden in aanmerking genomen die tijdens het onderzoek ter zitting naar voren zijn gekomen.

De oplegging van de straf Voor de strafoplegging heeft de rechtbank de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het LOVS (Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht) als uitgangspunt genomen. In deze oriëntatiepunten wordt bij de invoer van 3.000 tot 4.000 gram harddrugs uitgegaan van een gevangenisstraf van dertig tot zesendertig maanden.

Alles overwegende is de rechtbank van oordeel dat oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend en geboden is. Zij ziet geen aanleiding om van de genoemde oriëntatiepunten af te wijken. Omdat verdachte minder dan 3.500 gram cocaïne heeft ingevoerd, wordt de ondergrens van de bandbreedte gehanteerd.

De rechtbank zal verdachte veroordelen tot een gevangenisstraf van dertig maanden met aftrek van de tijd die hij in voorarrest heeft doorgebracht.

Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.

De voorlopige hechtenis In de bewezenverklaring en de veroordeling ligt besloten dat de rechtbank de ernstige bezwaren en de gronden nog altijd aanwezig acht. De aard van het bewezenverklaarde delict maakt het moeilijk om uit de wereld van de drugshandel te stappen, waarin het recidivegevaar schuilt. Het verzoek tot het opheffen van de voorlopige hechtenis wordt daarom afgewezen.

Verder is de rechtbank van oordeel dat het belang van de maatschappij bij de vrijheidsbeneming van verdachte zwaarder moet wegen dan het persoonlijke belang van verdachte. De financiële problemen in het gezin die zijn ontstaan door de detentie van verdachte zijn niet dermate bijzonder of zwaarwegend dat deze moeten prevaleren boven het strafvorderlijke belang. Dit betekent dat het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis eveneens wordt afgewezen.

7 Het beslag

7.1. De teruggave aan de verdachte De rechtbank zal gelasten dat de mobiele telefoon van verdachte aan hem wordt teruggegeven.

7.2. De verbeurdverklaring

De in beslag genomen personenauto, een Ford Focus met exportkenteken [kenteken], zal verbeurd worden verklaard, omdat verdachte het strafbaar feit hiermee begaan heeft.

8 De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 33 en 33a van het Wetboek van Strafrecht en 2 en 10 van de Opiumwet zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9 Beslissing

De rechtbank:

Bewezenverklaring

  • verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;

  • spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;

Strafbaarheid

  • verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:

primair: opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder A van de Opiumwet gegeven verbod;

Straf

  • veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 30 maanden;

  • bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;

Beslag

  • gelast de teruggave aan verdachte van het in beslag genomen voorwerp, te weten: een telefoon, een roze Samsung S21, goednummer 2871578;

  • verklaart verbeurd de personenauto met het exportkenteken [kenteken], goednummer 2870546.

Dit vonnis is gewezen door mr. H. Remerie, voorzitter, en mrs. J.C.A.M. Los en D.L.J. Martens, rechters, in tegenwoordigheid van mr. D.A.C.M. Roebroeks, griffier, en is uitgesproken ter de openbare zitting op 25 september 2025. Mr. Martens is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.