Terug naar bibliotheek
Rechtbank Zeeland-West-Brabant

ECLI:NL:RBZWB:2025:6344 - Rechtbank Zeeland-West-Brabant - 22 september 2025

Uitspraak

ECLI:NL:RBZWB:2025:634422 september 2025

Rechtsgebieden

Uitspraak inhoud

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats Breda

Belastingrecht

zaaknummer: BRE 23/11473

[belanghebbende] , uit [plaats] , belanghebbende

(gemachtigde: mr. S.M. Bothof),

en

de inspecteur van de belastingdienst, de inspecteur,

en

de Staat (de Minister van Justitie en Veiligheid).

Inleiding

  1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van 30 oktober 2023.

1.1. De inspecteur heeft aan belanghebbende een naheffingsaanslag in de belasting van personenauto’s en motorrijwielen (Bpm) opgelegd van € 5.075.

1.2. De inspecteur heeft het bezwaar van belanghebbende ongegrond verklaard. De inspecteur heeft daarbij de naheffingsaanslag gehandhaafd.

1.3. De rechtbank heeft partijen op 11 augustus 2025 geïnformeerd dat zij een zitting niet nodig vindt en derhalve voornemens is een zitting achterwege te laten. Omdat partijen niet om een zitting hebben verzocht, heeft de rechtbank het onderzoek bij brief van 11 september 2025 gesloten en de zaak niet behandeld op een zitting.

Beoordeling door de rechtbank

  1. De rechtbank beoordeelt of de inspecteur de naheffingsaanslag terecht en tot het juiste bedrag aan belanghebbende heeft opgelegd. De rechtbank doet dat aan de hand van de beroepsgronden van belanghebbende.

2.1. De rechtbank is van oordeel dat het beroep ongegrond moet worden verklaard en de naheffingsaanslag terecht en niet tot een te hoog bedrag is opgelegd. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Feiten

  1. Belanghebbende heeft op 25 januari 2023 aangifte gedaan ter zake van de registratie van een Seat Cupra Ateca met [VIN-nummer] (de auto), en een bedrag aan Bpm voldaan van € 1.198.

3.1. Bij de aangifte is een taxatierapport gevoegd van Leitex Auto Taxaties van 24 januari 2023. Daarin is een handelsinkoopwaarde in onbeschadigde staat opgenomen van € 35.101. De taxateur heeft een schadebedrag van € 3.051 geconstateerd en daarvan € 2.600 op de handelsinkoopwaarde in mindering gebracht. Ook heeft hij aanleiding gezien om overige waardeverminderingen in aanmerking te nemen. Hij heeft de handelsinkoopwaarde in beschadigde staat vastgesteld op € 5.000.

3.2. De inspecteur heeft een hertaxatie laten verrichten door Dienst Domeinen Roerende Zaken (DRZ). De bevindingen zijn opgenomen in een rapport van 3 februari 2023. De hertaxateur heeft de handelsinkoopwaarde in onbeschadigde staat vastgesteld op € 34.297. De hertaxateur heeft geen aanleiding gezien om een waardevermindering wegens schade in aanmerking te nemen.

3.3. De inspecteur heeft op basis van de hem ter beschikking staande gegevens het standpunt ingenomen dat de verschuldigde Bpm moet worden vastgesteld op € 6.273. Met dagtekening 11 mei 2023 is aan belanghebbende een naheffingsaanslag opgelegd van € 5.075 aan verschuldigde Bpm.

Overwegingen

  1. Tussen partijen is uitsluitend in geschil of de zogenoemde herleidingsmethode kan worden toegepast.

Herleidingsmethode

4.1. Gelet op het arrest van de Hoge Raad van 11 juli 2025[1] slaagt de beroepsgrond van belanghebbende met betrekking tot de zogenoemde herleidingsmethode niet.

Hoogte naheffingsaanslag

4.2. Voorgaande leidt tot de conclusie dat de naheffingsaanslag terecht en niet naar een te hoog bedrag is opgelegd.

Immateriële schadevergoeding

4.3. Belanghebbende heeft op 4 december 2023 verzocht om toekenning van een schadevergoeding vanwege de overschrijding van de redelijke termijn waarbinnen het onderhavige geschil beslecht had moeten zijn.

4.4. De rechtbank stelt vast dat de inspecteur het bezwaarschrift op 31 mei 2023 heeft ontvangen. De rechtbank doet uitspraak op 22 september 2025. De redelijke termijn van twee jaar is met afgerond vier maanden overschreden. Belanghebbende heeft recht op een schadevergoeding van € 500. Hetgeen de inspecteur in zijn verweerschrift heeft gesteld met betrekking tot (de hoogte van) de immateriële schadevergoeding leidt niet tot een ander oordeel.

4.5. Omdat de termijnoverschrijding volledig aan de rechtbank is te wijten komt dit bedrag voor rekening van de Staat. De rechtbank merkt de Staat in zoverre mede aan als partij in dit geding.

Conclusie en gevolgen

  1. Het beroep is ongegrond. Wel heeft belanghebbende recht op een immateriële schadevergoeding van € 500.

5.1. Omdat het verzoek om immateriële schadevergoeding wordt toegewezen, komt belanghebbende in aanmerking voor een vergoeding van zijn proceskosten voor het indienen van dat verzoek. Omdat het verzoek is ingediend door de gemachtigde van belanghebbende, kent de rechtbank voor deze rechtsbijstand 1 punt toe als bedoeld in het Besluit proceskosten bestuursrecht, met een waarde van € 907 en wegingsfactor 0,25[2], wat neerkomt op € 226,75. De Staat moet die kosten vergoeden.

5.2. Belanghebbende krijgt het griffierecht niet vergoed. Het verzoek om immateriële schadevergoeding is weliswaar gedaan voor het arrest van de Hoge Raad van 31 mei 2024[3], echter de redelijke termijn was op deze datum nog niet overschreden.

Beslissing

De rechtbank:

  • verklaart het beroep ongegrond;

  • veroordeelt de Staat tot het betalen van een vergoeding van immateriële schade aan belanghebbende van € 500;

  • veroordeelt de Staat tot betaling van € 226,75 aan proceskosten aan belanghebbende.

Deze uitspraak is gedaan door mr. drs. S.J. Willems-Ruesink, rechter, in aanwezigheid van mr. R.J.M. de Fouw, griffier, op 22 september 2025 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.

Deze uitspraak is in Mijn Rechtspraak geplaatst.

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.

Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583, 5201 CZ 's-Hertogenbosch.

Hoge Raad 11 juli 2025, ECLI:NL:HR:2025:1134.

Hoge Raad 10 november 2023, ECLI:NL:HR:2023:1526.

Hoge Raad 31 mei 2024, ECLI:NL:HR:2024:567, rov. 7.1.1 en 7.1.2.


Voetnoten

Hoge Raad 11 juli 2025, ECLI:NL:HR:2025:1134.

Hoge Raad 10 november 2023, ECLI:NL:HR:2023:1526.

Hoge Raad 31 mei 2024, ECLI:NL:HR:2024:567, rov. 7.1.1 en 7.1.2.