Terug naar bibliotheek
Rechtbank Zeeland-West-Brabant

ECLI:NL:RBZWB:2025:6338 - Rechtbank Zeeland-West-Brabant - 19 september 2025

Uitspraak

ECLI:NL:RBZWB:2025:633819 september 2025

Rechtsgebieden

Genoemde wetsartikelen

Uitspraak inhoud

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats Breda

Belastingrecht

zaaknummer: BRE 24/8247

[belanghebbende], uit [plaats], belanghebbende,

en

de heffingsambtenaar van de gemeente Breda, de heffingsambtenaar.

Inleiding

  1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van 29 oktober 2024.

1.1. De heffingsambtenaar heeft aan belanghebbende een naheffingsaanslag parkeerbelasting met [aanslagnummer] (de naheffingsaanslag) opgelegd.

1.2. De heffingsambtenaar heeft het bezwaar van belanghebbende ongegrond verklaard en de naheffingsaanslag gehandhaafd.

1.3. De rechtbank heeft partijen laten weten dat zij een zitting niet nodig vindt en gevraagd of zij het daarmee eens zijn. Omdat partijen daarna niet om een zitting hebben gevraagd, heeft de rechtbank het onderzoek gesloten en de zaak niet behandeld op een zitting.

1.4. De rechtbank heeft partijen geïnformeerd dat de uitspraakdatum is verlengd.

Feiten

  1. De auto (merk Volkswagen) met [kenteken 1] stond op 31 augustus 2024 omstreeks 20:14 uur geparkeerd op het Chasséveld in Breda. Tijdens een controle op deze datum en tijdstip is geconstateerd dat ter zake van dit parkeren geen parkeerbelasting is voldaan.

2.1. De heffingsambtenaar heeft daarom aan belanghebbende een naheffingsaanslag parkeerbelasting van € 63,95 opgelegd, bestaande uit € 2,30 aan nageheven parkeerbelasting en € 61,65 aan kosten.

2.2. Belanghebbende heeft gegevens overgelegd waaruit volgt dat hij een auto (merk Volkswagen) met [kenteken 2] in de parkeerapp Yellowbrick heeft aangemeld in verband met het parkeren op 31 augustus 2024 tussen 19:07 uur en 22:00 uur op het Chasséveld in Breda.

Beoordeling door de rechtbank

  1. Tussen partijen is niet in geschil dat belanghebbende parkeerbelasting heeft betaald voor het op 31 augustus 2024 tussen 19:07 uur en 22:00 uur parkeren van een auto (merk Volkswagen) op het Chasséveld in Breda. Volgens de heffingsambtenaar is de betaling echter niet aan de voor de parkeeractie verschuldigde parkeerbelasting toe te rekenen, omdat belanghebbende niet het juiste kenteken in de parkeerapp geregistreerd heeft. Er is weliswaar een betaling gedaan, maar niet ten behoeve van het voertuig waarvoor de naheffingsaanslag is opgelegd, aldus de heffingsambtenaar.

3.1. Naar de rechtbank begrijpt stelt de heffingsambtenaar zich op het standpunt dat belanghebbende, door een onjuist kenteken in te voeren, niet op de voorgeschreven wijze aangifte parkeerbelasting heeft gedaan. De rechtbank volgt de heffingsambtenaar niet in zijn oordeel en overweegt daartoe als volgt. Belanghebbende heeft een betaalbewijs overgelegd waaruit blijkt dat hij op de datum en het tijdstip waarop de naheffingsaanslag is opgelegd, parkeerbelasting heeft betaald. De rechtbank stelt vast dat het onjuist ingevoerde kenteken in grote mate overeenkomt met het juiste kenteken van het geparkeerde voertuig. Alleen de letters ‘[letters]’ zijn omgedraaid. De rechtbank vindt het aannemelijk dat belanghebbende een fout heeft gemaakt bij het invoeren van het kenteken. Hij heeft echter wel parkeerbelasting betaald voor zijn geparkeerde auto. De rechtbank heeft bij dit oordeel ook acht geslagen op de omstandigheid dat het kenteken hoort bij een Volkswagen, en dat de naheffing ook een Volkswagen betreft. Naar het oordeel van de rechtbank heeft belanghebbende dan ook de verschuldigde parkeerbelasting voldaan. De rechtbank merkt daarbij op dat gesteld noch aannemelijk is gemaakt dat belanghebbende voor een andere auto zou hebben betaald die op hetzelfde moment op dezelfde parkeerlocatie zou hebben geparkeerd.

3.2. Nu de rechtbank van oordeel is dat belanghebbende de voor het parkeren van zijn auto verschuldigde parkeerbelasting heeft voldaan, is naheffen niet toegestaan, ook al heeft belanghebbende een onjuist kenteken ingevoerd. Aangezien belanghebbende de verschuldigde parkeerbelasting heeft betaald brengt toepassing van artikel 20 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen namelijk mee dat naheffing niet mogelijk is. Daaraan doet niet af dat belanghebbende niet op de juiste wijze aangifte heeft gedaan, doordat hij een ander kenteken heeft vermeld dan het kenteken van het geparkeerde voertuig.[1]

3.3. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de naheffingsaanslag ten onrechte is opgelegd. Het beroep zal daarom gegrond worden verklaard.

Conclusie en gevolgen

  1. Het beroep is gegrond. Dit betekent dat de naheffingsaanslag en de uitspraak op bezwaar worden vernietigd.

4.1. Omdat het beroep gegrond is moet de heffingsambtenaar het griffierecht aan belanghebbende vergoeden. Belanghebbende heeft geen proceskosten gemaakt die vergoed kunnen worden.

Beslissing

De rechtbank:

  • verklaart het beroep gegrond;

  • vernietigt de uitspraak op bezwaar;

  • vernietigt de naheffingsaanslag;

  • bepaalt dat de heffingsambtenaar het griffierecht van € 51 aan belanghebbende moet vergoeden.

Deze uitspraak is gedaan door mr. A.G.J.M. de Weert, rechter, in aanwezigheid van mr. C.C. van den Berg, griffier, op 19 september 2025 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.

Deze uitspraak is in Mijn Rechtspraak geplaatst.

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.

Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583, 5201 CZ 's-Hertogenbosch.

Vgl. HR 26 februari 2016, ECLI:NL:HR:316.


Voetnoten

Vgl. HR 26 februari 2016, ECLI:NL:HR:316.