ECLI:NL:RBZWB:2025:6267 - Rechtbank Zeeland-West-Brabant - 16 september 2025
Uitspraak
Rechtsgebieden
Uitspraak inhoud
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Belastingrecht
zaaknummer: BRE 24/5892
[belanghebbende] , uit [plaats] (Duitsland), belanghebbende,
en
de inspecteur van de Belastingdienst, de inspecteur.
Inleiding
- In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van 25 juni 2024
1.1. De inspecteur heeft aan belanghebbende voor het jaar 2019 een aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 45.000. Gelijktijdig met de vaststelling van deze aanslag heeft de inspecteur aan belanghebbende € 173 rente in rekening gebracht.
1.2. De inspecteur heeft het bezwaar tegen de aanslag IB/PVV 2019 gegrond verklaard. De inspecteur heeft bij verminderingsbeschikking de aanslag verminderd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 42.893. Gelijktijdig heeft de inspecteur de in rekening gebrachte belastingrente verminderd tot € 163 (de belastingrentebeschikking).
1.3. De rechtbank heeft het beroep op 7 augustus 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben namens de inspecteur deelgenomen: mr. [inspecteur 1] , mr. [inspecteur 2] en mr. [inspecteur 3] . Belanghebbende heeft de rechtbank op 4 augustus 2025 verzocht om verdaging van de zitting. Daaruit maakt de rechtbank op dat belanghebbende op de hoogte was van de zitting. De rechtbank heeft het verdagingsverzoek afgewezen (zie 4).
Beoordeling door de rechtbank
- De rechtbank beoordeelt of de inspecteur de aanslag en de belastingrentebeschikking, zoals deze luiden na de uitspraak op bezwaar, niet naar te hoge bedragen heeft vastgesteld. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van belanghebbende.
2.1. Naar het oordeel van de rechtbank zijn de aanslag en de belastingrentebeschikking niet naar te hoge bedragen vastgesteld. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot deze oordelen komt en welke gevolgen deze oordelen hebben.
Feiten
- Belanghebbende stond volgens de basisregistratie personen (BRP) in het onderhavige jaar ingeschreven op een Duits adres, de [adres] (Duitsland).
3.1. Belanghebbende heeft op 13 januari 2022 als kwalificerende buitenlandse belastingplichtige (een herziene) aangifte IB/PVV voor het jaar 2019 gedaan (de aangifte). Hij heeft aangegeven dat hij premieplichtig is in Nederland. Het belastbaar inkomen uit werk en woning is als volgt samengesteld:
3.2. Bij het vaststellen van de aanslag met dagtekening 18 april 2023 heeft de inspecteur belanghebbende niet aangemerkt als kwalificerende buitenlandse belastingplichtige, omdat geen inkomensverklaring voor het jaar 2019 is overgelegd. Om die reden is de aftrek van de eigenwoningrente geweigerd.
3.3. Op 11 juli 2023 heeft (de gemachtigde van) belanghebbende gereageerd op het informatieverzoek van de inspecteur. Gelijktijdig heeft hij de inkomensverklaring voor het jaar 2019 overgelegd.
3.4. De gemachtigde van belanghebbende heeft de inspecteur op 7 februari 2024 bij e-mailbericht – voor zover relevant – het volgende gestuurd:
“Na contact met de heer [belanghebbende] blijkt inderdaad dat het eigendom van de woning 50-50% verdeeld is onder dhr [belanghebbende] en zijn ex-partner, mevrouw [persoon] . Dat was zo in het verleden, in 2019 en dat is op dit moment nog steeds een feit.
Daarmee is op dit vlak de aangifte IB 2019 niet juist. Deze punten zullen moet worden aangepast:
op dit moment nog immer de hypotheeklasten betaald. (de maandelijkse aflossing en rente worden van zijn bankrekening voldaan) Vandaar dat 50% van de betaalde hypotheekrente als partneralimentatie kan worden aangemerkt.”
3.5. De inspecteur heeft het bezwaar (deels) toegewezen. Daarbij heeft hij belanghebbende aangemerkt als kwalificerende buitenlandse belastingplichtige en heeft hij een bedrag van -/- € 2.757
Overwegingen
Vooraf: afwijzing verdagingsverzoek
- De rechtbank heeft op 4 augustus 2025 een e-mailbericht van belanghebbende ontvangen met het verzoek de zitting te verdagen omdat hij zich heeft vergist in de zittingsdatum. De rechtbank heeft in het licht van een goede procesgang en voortgang van de zaak besloten de zitting door te laten gaan en onvoldoende aanleiding gezien de zaak aan te houden.
Aftrek rente eigenwoninglening
4.1. Tot de aftrekbare kosten met betrekking tot een eigen woning behoren onder meer de renten van schulden die behoren tot de eigenwoningschuld.
4.2. De rechtbank is van oordeel dat belanghebbende, op wie de bewijslast rust, niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij jaarlijks meer rente heeft betaald dan de door de inspecteur geaccepteerde € 3.407. Hij heeft geen betalingsbewijzen overgelegd waaruit enige betaling volgt.
Belastingrente
4.3. Het beroep wordt geacht mede betrekking te hebben op de belastingrentebeschikking. Belanghebbende heeft geen zelfstandige gronden tegen de in rekening gebrachte belastingrente aangevoerd. De rechtbank ziet geen aanleiding af te wijken van de belastingrentebeschikking.
Conclusie en gevolgen
- Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat de aanslag en de belastingrentebeschikking in stand blijven.
5.1. De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenvergoeding. Ook krijgt belanghebbende het griffierecht niet vergoed.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. V.A. Burgers, rechter, in aanwezigheid van mr. D. Damen, griffier, op 16 september 2025. De uitspraak is openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is in Mijn Rechtspraak geplaatst.
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch.
Een eigenwoningforfait van € 650 (50% van € 1.300) en rente eigen woning van € 3.407 (50% van € 6.814).
Artikel 3.120 van de Wet inkomstenbelasting 2001 (Wet IB 2001).
Artikel 3.119a, lid 1, letter a Wet IB 2001.
Artikel 3.119a, lid 2, letter a en b, Wet IB 2001.
Artikel 3.123 Wet IB 2001.