ECLI:NL:RBZWB:2025:6178 - Nultarief btw geweigerd bij ontbreken van bewijs voor intracommunautaire levering - 15 september 2025
Uitspraak
Essentie
De rechtbank oordeelt dat een ondernemer het btw-nultarief niet mag toepassen als hij niet kan bewijzen dat goederen daadwerkelijk naar een andere lidstaat zijn vervoerd. Het herhaaldelijk niet overleggen van vervoersdocumenten, ondanks toezeggingen, leidt tot weigering van het nultarief, ook niet bij een beroep op fraude.
Rechtsgebieden
Genoemde wetsartikelen
Uitspraak inhoud
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Belastingrecht
zaaknummers: BRE 24/5505 en 24/5506
[belanghebbende], uit [plaats], belanghebbende,
en
de inspecteur van de Belastingdienst, de inspecteur.
Inleiding
- In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank de beroepen van belanghebbende tegen de uitspraken op bezwaar van de inspecteur van 28 juni 2024.
1.1. De inspecteur heeft aan belanghebbende voor de tijdvakken gelegen in de periode 1 januari 2020 tot en met 31 december 2020 (hierna: het jaar 2020) en de tijdvakken gelegen in de periode 1 januari 2021 tot en met 31 december 2021 (hierna: het jaar 2021) naheffingsaanslagen omzetbelasting opgelegd (hierna: de naheffingsaanslagen) van respectievelijk € 169.137 en € 157.410. Gelijktijdig met de naheffingsaanslagen is bij beschikking belastingrente bij belanghebbende in rekening gebracht (de belastingrentebeschikkingen).
1.2. De inspecteur heeft de bezwaren van belanghebbende ongegrond verklaard.
1.3. De inspecteur heeft op de beroepen gereageerd met een verweerschrift.
1.4. De rechtbank heeft de beroepen op 9 juli 2025 op zitting behandeld. Namens de inspecteur heeft hieraan deelgenomen: mr. [inspecteur]. Namens belanghebbende is niemand verschenen. Gemachtigde heeft zich afgemeld voor de zitting.
Beoordeling door de rechtbank
-
De rechtbank beoordeelt of de naheffingsaanslagen en belastingrentebeschikkingen terecht en niet tot te hoge bedragen aan belanghebbende zijn opgelegd dan wel gegeven. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van belanghebbende.
-
De rechtbank is van oordeel dat de naheffingsaanslagen en de belastingrentebeschikkingen terecht en niet tot te hoge bedragen aan belanghebbende zijn opgelegd dan wel gegeven*.* Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
-
Belanghebbende is ondernemer voor de omzetbelasting.
4.1. Belanghebbende heeft voor de tijdvakken gelegen in het jaar 2020 en voor de eerste twee kwartalen in het jaar 2021 aangiften omzetbelasting ingediend naar een verschuldigd bedrag aan omzetbelasting van nihil.
4.2. Voor het derde en het vierde kwartaal van 2021 heeft belanghebbende in zijn aangiften omzetbelasting intracommunautaire leveringen aangegeven aan [BVBA], gevestigd in België (hierna: [BVBA]) van in totaal € 906.983. Op deze leveringen heeft belanghebbende het nultarief voor de omzetbelasting toegepast. Daarnaast heeft belanghebbende intracommunautaire verwervingen aangegeven. De daarover verschuldigde btw heeft belanghebbende tevens als voorbelasting in aftrek gebracht.
4.3. Bij belanghebbende heeft een boekenonderzoek plaatsgevonden naar de aanvaardbaarheid van de aangiften omzetbelasting over de tijdvakken in de periode 1 januari 2020 tot en met december 2021.
4.4. In het inleidende gesprek van het boekenonderzoek heeft belanghebbende aangegeven dat hij in de jaren 2020 en 2021 installaties en andere benodigdheden voor rozenkwekerijen opkocht en deze doorverkocht aan [naam]. Belanghebbende ging er daarbij van uit dat [naam] eigenaar of mede-eigenaar was van [BVBA].
4.5. Belanghebbende heeft in het kader van het boekenonderzoek (een deel van) zijn administratie overgelegd. De aangetroffen inkoopfacturen in de administratie over de jaren 2020 en 2021 zijn één op één doorgefactureerd aan [BVBA]. Alle in de administratie aangetroffen verkoopfacturen met betrekking tot de jaren 2020 en 2021 zijn opgemaakt op naam van [naam].
4.6. In het kader van het boekenonderzoek is tweemaal een informatieverzoek gestuurd aan de Belgische belastingautoriteit. Uit de verkregen informatie volgt dat zaakvoerder van [BVBA] ontkent zaken te hebben gedaan met belanghebbende en dat [naam] in de jaren 2020 en 2021 geen mandaat heeft gehad om namens [BVBA] te handelen. [naam] was ook geen werknemer van [BVBA]. In oktober 2021 heeft [BVBA] aangegeven te moeten stoppen vanwege het ontbreken van baten. In die periode is de onderneming ter overname aangeboden aan [naam]. De overname is niet doorgegaan.
4.7. Tijdens het boekenonderzoek is belanghebbende diverse malen gevraagd om de vervoersdocumenten over te leggen met betrekking tot het vervoer van de producten van belanghebbende naar [BVBA] (hierna: de vervoersdocumenten).
4.8. In diverse gesprekken
4.9. De vervoersdocumenten bevinden zich niet in de door belanghebbende overgelegde administratie en belanghebbende heeft deze ook niet op een ander moment overgelegd.
4.10. Van het boekenonderzoek is met dagtekening 9 februari 2023 een controlerapport opgemaakt.
4.11. In het controlerapport heeft de inspecteur geconcludeerd dat belanghebbende volgens zijn eigen administratie in het jaar 2020 voor een bedrag van € 974.550 heeft geleverd aan [BVBA] en in het jaar 2021 voor een bedrag van € 906.983 heeft geleverd aan [BVBA].
4.12. In het controlerapport is daarnaast geconcludeerd dat belanghebbende in de jaren 2020 en 2021 mogelijk omzetbelasting is verschuldigd met betrekking tot intracommunautaire verwervingen. De inspecteur heeft er echter voor gekozen om ten aanzien van deze intracommunautaire verwervingen geen omzetbelasting na te heffen.
4.13. De inspecteur heeft naar aanleiding van het boekenonderzoek de naheffingsaanslagen opgelegd waarbij hij omzetbelasting naar een tarief van 21 procent heeft nageheven over de leveringen van belanghebbende aan [BVBA] in de jaren 2020 en 2021 (zie 4.11). Bij de berekening van de hoogte van het bedrag aan omzetbelasting is de inspecteur uitgegaan van de vermelde bedragen inclusief omzetbelasting.
Motivering
Is op de intracommunautaire leveringen aan [BVBA] het nultarief van toepassing?
- Belanghebbende stelt zich op het standpunt dat op de leveringen van belanghebbende aan [BVBA] in de jaren 2020 en 2021 (zie 4.12) het nultarief voor de omzetbelasting van toepassing is.
5.1. Het nultarief voor de omzetbelasting is van toepassing indien de goederen zijn vervoerd naar de andere lidstaat (België) en de levering aldaar is onderworpen aan heffing van belasting ter zaken van de intracommunautaire verwerving van dat goed, mits voldaan is aan bij algemene maatregel van bestuur te stellen voorwaarden. De aanspraak op toepassing van het nultarief voor een intracommunautaire levering geldt slechts indien de toepasselijkheid van dat tarief uit boeken en bescheiden blijkt.
5.2. Naar het oordeel van de rechtbank heeft belanghebbende niet aan de op hem rustende bewijslast voldaan. Belanghebbende is meermaals verzocht om vervoersdocumenten te overleggen met betrekking tot het vervoer van de goederen van belanghebbende naar [BVBA]. Hoewel hij meerdere malen heeft aangegeven over de vervoersdocumenten te beschikken, heeft hij deze, zonder opgaaf van redenen, niet aan de inspecteur verstrekt (zie 4.8 en 4.9). Evenmin heeft belanghebbende aannemelijk gemaakt dat de levering van de goederen in België is onderworpen aan een heffing van belasting ter zaken van de intracommunautaire verwerving van dat goed. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat ook uit de informatie die is verkregen van de Belgische belastingautoriteiten niet volgt dat [BVBA] belasting heeft afgedragen met betrekking tot de goederen verkregen van belanghebbende. De geregistreerde zaakvoerder heeft namelijk ontkent zaken met belanghebbende te hebben gedaan. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de inspecteur terecht het nultarief voor de omzetbelasting geweigerd voor de leveringen van de goederen van belanghebbende aan [BVBA].
5.3. De enkele blote stelling van belanghebbende dat hij slachtoffer is geworden van fraude, verandert het voorgaande oordeel niet. De rechtbank overweegt daartoe dat de mogelijkheid dat belanghebbende betrokken is geraakt bij fraude nog niet wegneemt dat hij op grond van de hiervóór opgenomen wetgeving en jurisprudentie (zie 5.1) te allen tijde de toepassing van het nultarief voor de omzetbelasting dient te kunnen onderbouwen met boeken en bescheiden. Aldus had belanghebbende in de jaren 2020 en 2021 deze documenten al moeten verzamelen en moeten bewaren om aanspraak te kunnen maken op de toepassing van het nultarief.
5.4. De rechtbank concludeert op grond van het voorgaande dat de naheffingsaanslagen terecht en tot de juiste bedragen aan belanghebbende zijn opgelegd.
Is de belastingrente terecht en tot het juiste bedrag in rekening gebracht?
- Belanghebbende heeft geen zelfstandige gronden tegen de in rekening gebrachte belastingrente aangevoerd. De rechtbank ziet geen aanleiding af te wijken van de belastingrentebeschikkingen. Hierbij wijst de rechtbank belanghebbende erop dat het bedrag van de belastingrente het bedrag van de aanslag volgt.
Conclusie en gevolgen
- De beroepen zijn ongegrond. Dat betekent dat de naheffingsaanslagen en de beschikkingen belastingrente in stand blijven. Belanghebbende krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.
Beslissing
De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.A. den Braber-Riemens, rechter, in aanwezigheid van mr. S.A. van Beijsterveldt, griffier, op 15 september 2025. De uitspraak is openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
Deze uitspraak is in Mijn Rechtspraak geplaatst.
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar het gerechtshof ’s-Hertogenbosch waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan het gerechtshof ’s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583, 5201 CZ ’s-Hertogenbosch.
Gesprekken van 26 januari 2022 en van 4 april 2022.
Artikel 12, eerste lid en tweede lid, letter a, onderdeel 2, van het Uitvoeringsbesluit omzetbelasting 1968.
HvJ, 27 september 2007, C-146/05, Collée, ECLI:EU:C:2007:549, punt 21 en punt 31.