Terug naar bibliotheek
Rechtbank Zeeland-West-Brabant

ECLI:NL:RBZWB:2025:6145 - Rechtbank Zeeland-West-Brabant - 6 augustus 2025

Uitspraak

ECLI:NL:RBZWB:2025:61456 augustus 2025

Rechtsgebieden

Genoemde wetsartikelen

Uitspraak inhoud

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht

Zittingsplaats Bergen op Zoom

zaaknummer : 11343427 \ MB VERZ 24-776 CJIB-nummer : 3062 5422 5850 9276 uitspraakdatum : 6 augustus 2025

proces-verbaal van de zitting en uitspraak op een beroep op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv)

in de zaak van naam : [betrokkene] adres : [adres] woonplaats : [woonplaats] hierna : betrokkene

gemachtigde : [gemachtigde]

Verloop van de procedure

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.

De zaak is behandeld op de zitting van 6 augustus 2025. Namens de officier van justitie is verschenen mr. O. El-Hagoug (hierna: zittingsvertegenwoordiger). Gemachtigde is ook verschenen. De kantonrechter heeft op de zitting uitspraak gedaan.

Standpunten

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd luidt, kort omschreven: handelen in strijd met een geslotenverklaring (bord C 2 van het RVV 1990. Eenrichtingsverkeer) op de Nispensestraat te Roosendaal op 31 mei 2023 om 09:51 uur.

Gemachtigde heeft in het beroepschrift samengevat aangevoerd dat er ten onrechte geen staandehouding heeft plaatsgevonden. Gemachtigde verwijst naar artikel 5 Wahv en stelt dat er een reële mogelijkheid tot staandehouding bestond, zodat ten onrechte is bekeurd op kenteken. De door de verbalisant gegeven verklaring is in zijn algemeenheid onvoldoende. Van een verbalisant mag verwacht worden dat hij deugdelijk onderbouwt waarom een staandehouding niet mogelijk is. De officier van justitie heeft bij brief van 30 mei 2024 om een aanvullend proces-verbaal verzocht bij de betreffende verbalisant. Verbalisant heeft echter geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid om een aanvullend proces-verbaal op te stellen, hetgeen tot gevolg heeft dat aan het woord van de verbalisant geen bijzondere bewijskracht toekomt. Voorts verzoekt gemachtigde een proceskostenvergoeding. De zittingsvertegenwoordiger heeft primair verzocht de zaak aan te houden om nogmaals een aanvullend proces-verbaal op te vragen en subsidiair verzocht het beroep gegrond te verklaren.

Overwegingen

Inhoudelijk De officier van justitie heeft per brief van 30 mei 2024 de verbalisant in de gelegenheid gesteld een aanvullend proces-verbaal te overleggen waarin uitgebreid en duidelijk wordt toegelicht waarom er geen staande houding heeft plaatsgevonden. Van deze gelegenheid heeft de verbalisant geen gebruik gemaakt. Gelet hierop bestaat er naar het oordeel van de kantonrechter, gezien de door betrokkene aangevoerde feiten en omstandigheden, onvoldoende grond om ervan uit te gaan dat de verweten gedraging is verricht. Dit betekent dat het beroep gegrond moet worden verklaard en de bestreden beslissing moet worden vernietigd. Het bedrag dat betrokkene aan zekerheid heeft betaald moet door de officier van justitie worden terugbetaald.

Proceskosten Ook zal de kantonrechter een proceskostenvergoeding toekennen, die als volgt is berekend: administratief beroepschrift: 1 punt x gewicht 0,5 x € 647,- = € 323,50 beroepschrift kantonrechter: 1 punt x gewicht 0,5 x € 907,- = € 453,50 zitting kantonrechter: 1 punt x gewicht 0,5 x € 907,- = € 453,50 € 1.230,50

Beslissing

De kantonrechter:

‒ verklaart het beroep gegrond; ‒ vernietigt de bestreden beslissing van de officier van justitie en de beschikking waarbij de boete is opgelegd; ‒ draagt de officier van justitie op het bedrag van € 169,- dat betrokkene als zekerheidstelling heeft betaald, aan betrokkene terug te betalen; ‒ veroordeelt de officier van justitie tot het vergoeden van de proceskosten van betrokkene van € 1,230,50.

Deze uitspraak is gedaan door mr. R.J.H. de Brouwer, kantonrechter, bijgestaan door de griffier L.I.M. Appels, en in het openbaar uitgesproken op 6 augustus 2025.

Tegen deze beslissing is geen hoger beroep mogelijk.

Datum verzending: