ECLI:NL:RBZWB:2025:6088 - Rechtbank Zeeland-West-Brabant - 2 september 2025
Uitspraak
Rechtsgebieden
Uitspraak inhoud
Strafrecht
Zittingsplaats Breda
raadkamernummer : 25-018805 datum : 2 september 2025
beslissing van de enkelvoudige raadkamer op het beklag op grond van artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van:
[klager],geboren op [geboortedag] 1990,wonende te [woonadres], woonplaats kiezend ten kantore van mr. H.O. de Boer te (5121 ML) Rijen, Ericssonstraat 2.
hierna te noemen: de klager.
1 De procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit de volgende stukken:
Op 19 augustus 2025 heeft het onderzoek door de raadkamer plaatsgevonden. Hierbij zijn de officier van justitie mr. C.P.G. Tax, klager en mr. H.O. de Boer als advocaat van klager, gehoord.
Het klaagschrift strekt tot opheffing van het beslag met last tot teruggave aan de klager. Daartoe is door aangevoerd dat klager eigenaar is van de hond en wordt bezwaard door de inbeslagneming en het voortduren daarvan. Klager heeft zijn hond als pup gekocht en stelt dat hij altijd goed voor zijn hond heeft gezorgd. Ook heeft hij steeds tijdig een dierenarts bezocht. Op foto’s die klager in juni jl. van zijn hond heeft gemaakt is niet te zien dat de hond sterk vermagerd en op sterven na dood is, zoals door de politie is opgeschreven. In de verklaring van de dierenarts staat alleen dat de hond mager is en iets te lange nagels, een doffe vacht en een beetje tandsteen heeft. Verder is de hond alert en lief. Ten aanzien van het mager zijn van de hond wordt specifiek verwezen naar het proces-verbaal nr. 3 waarin staat dat klager eind 2022 bij de dierenkliniek is langsgegaan en dat de hond toen juist te dik was. Daarmee wil klager aangegeven dat hij wel goed voor zijn hond zorgt, maar dat het gewicht van de hond kennelijk schommelt. Klager meent dat dit waarschijnlijk komt doordat zijn hond nu brokken krijgt in plaats van vers vlees. Gelet op voornoemde omstandigheden ziet klager geen reden waarom zijn hond per direct bij hem weggehouden moet worden en verzoekt dan ook om het klaagschrift gegrond te verklaren.
De officier van justitie heeft gepersisteerd bij de schriftelijke conclusie van het Openbaar Ministerie en zich op het standpunt gesteld dat klager zijn hond de nodige zorg heeft onthouden en dat het in de lijn der verwachting ligt dat de rechter op zitting tot een verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer over zal gaan. Gelet op de ernstig vermagerde hond, de verklaring van de dierenarts - waaruit ook blijkt dat de hond te mager is -, de vervuilde leefomgeving, de beperkte watervoorziening en het feit dat er eerder twee honden van klager - waaronder deze hond - onder diezelfde omstandigheden in beslag zijn genomen - acht zij klager niet in staat om voldoende goede zorg voor zijn hond te betrachten en dient het klaagschrift ongegrond verklaard te worden.
2 De beoordeling
De raadkamer van de rechtbank is bevoegd tot afdoening van het klaagschrift.
Het klaagschrift is tijdig ingediend en klager is ontvankelijk in zijn beklag.
Bij de beoordeling stelt de rechtbank voorop dat het onderzoek in raadkamer een summier karakter heeft. Dat betekent dat van de rechter niet kan worden gevraagd ten gronde in de mogelijke uitkomst van een nog te voeren hoofdzaak of ontnemingsprocedure te treden.
De rechtbank overweegt over het klaagschrift tegen het strafvorderlijk beslag dat is gelegd op grond van artikel 94 Sv als volgt.
Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad, moet de rechter, bij een op grond van artikel 94 Sv gelegd beslag:
a. beoordelen of het belang van strafvordering het voortduren van het beslag vordert, en zo nee,
b. de teruggave van het inbeslaggenomen voorwerp gelasten aan de beslagene, tenzij een ander redelijkerwijs als rechthebbende van dat voorwerp moet worden beschouwd.
In dit laatste geval moet het klaagschrift van de beslagene ongegrond worden verklaard.
Het beslag op de voorwerpen blijft gehandhaafd als er een strafvorderlijk belang is op grond van artikel 94 Sv. Dat is het geval wanneer:
-
de desbetreffende voorwerpen kunnen dienen om de waarheid aan de dag te brengen of om wederrechtelijk verkregen voordeel aan te tonen en/of
-
het niet hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter, later oordelend, de verbeurdverklaring van het voorwerp zal bevelen en/of
-
het niet hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter, later oordelend, de onttrekking aan het verkeer van het voorwerp zal bevelen.
Op 16 juli 2025 is de hond van klager in beslag genomen wegens verdenking van het onthouden van voldoende zorg voor de hond. Naar aanleiding van een MMA melding dat er sprake zou zijn van dierenmishandeling en dierenverwaarlozing door klager is de politie ter plaatse gegaan en trof in de tuin van klager een zwaar vermagerde Turkse herder aan. Uit registraties op het adres van klager bleek dat er in 2021 ook al twee honden onder klager in beslag zijn genomen naar aanleiding van meldingen dat klager onvoldoende zorg voor de hond zou betrachten. Eén van de twee honden betrof dezelfde Turkse Herder die nu wederom in beslag is genomen. Er is toen beslist dat de honden onder voorwaarden terug mochten naar klager. De laatste registratie met betrekking tot de honden is in 2023 geweest. Eén van de honden is toen overleden. Tot 15 juli 2025 heeft er geen controle meer plaatsgevonden. Uit het proces-verbaal van bevindingen nr. 3 van 28 juli 2025 volgt dat naast het aantreffen van een zeer magere hond er ook sprake was van een vervuilde leefomgeving (tuin) en een beperkte voedselvoorziening voor de hond. Door de dierenarts is vastgesteld dat de voedingstoestand van de hond zeer laag scoort en dat de hond er ook mager uitzag. Klager heeft in raadkamer aangegeven dat hij van mening is dat hij niet slecht voor zijn hond heeft gezorgd, maar erkent wel dat hij had gezien dat zijn hond wel iets magerder was geworden. Gelet op deze feiten en omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat de kans op herhaling aanwezig is en het niet hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter, later oordelend, de verbeurdverklaring van de hond zal bevelen. De rechtbank zal het klaagschrift tegen het artikel 94 Sv beslag dan ook ongegrond verklaren.
3 De beslissing
De rechtbank:
- verklaart het klaagschrift ongegrond.
Deze beslissing is genomen door mr. R.H.M. Pooyé, rechter, in tegenwoordigheid van mr. S.H.M.R. Chevalier-Verbunt, griffier, en is uitgesproken op de openbare zitting van 2 september 2025.
INFORMATIE RECHTSMIDDEL Tegen deze beslissing kan door het Openbaar Ministerie binnen veertien dagen na dagtekening van deze beslissing en door de klager binnen veertien dagen na de betekening van deze beslissing beroep in cassatieworden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden te 's-Gravenhage (artikel 552d lid 2 Wetboek van Strafvordering).