ECLI:NL:RBZWB:2025:6074 - Rechtbank Zeeland-West-Brabant - 15 september 2025
Uitspraak
Rechtsgebieden
Genoemde wetsartikelen
Uitspraak inhoud
Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 24/4437 ZW
(gemachtigde: mr. V.M.C. Verhaegen),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(UWV; kantoor Breda), verweerder.
- Deze uitspraak gaat over de beëindiging van de uitkering van eiseres op grond van de Ziektewet (ZW). Eiseres is het hier niet mee eens. Zij voert daartoe een aantal beroepsgronden aan.
Procesverloop
- Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het besluit van 22 april 2024 (bestreden besluit) inzake de beëindiging van haar ZW-uitkering.
2.1. Het UWV heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
2.2. De rechtbank heeft het beroep op 12 augustus 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen eiseres, haar gemachtigde en mr. [persoon 1] namens het UWV.
Beoordeling door de rechtbank
- Eiseres is werkzaam geweest als verkoopmedewerkster. Voor dat werk is zij uitgevallen vanwege ervaren belemmeringen en lichamelijke klachten. Het UWV heeft aan eiseres een ZW-uitkering toegekend per 2 januari 2023. Het UWV heeft met een besluit van 20 oktober 2023 (primair besluit) aan eiseres meegedeeld dat haar ZW-uitkering met ingang van 21 november 2023 wordt beëindigd omdat zij meer dan 65% kan verdienen van het loon dat zij verdiende voordat zij ziek werd. Tegen dit besluit heeft eiseres bezwaar gemaakt. Met het bestreden besluit is het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Toetsingskader
- Op grond van artikel 19aa, eerste lid, van de ZW behoudt een betrokkene na 52 weken van ongeschiktheid tot werken zijn ZW-uitkering, als hij als gevolg van ziekte minder kan verdienen dan 65% van zijn laatst verdiende loon (maatmaninkomen). Dit percentage wordt berekend door het maatmaninkomen te vergelijken met het loon dat hij kan verdienen in passende functies. Bij deze beoordeling wordt zoveel mogelijk aangesloten bij de systematiek van de Wet WIA. Ook deze beoordeling is gebaseerd op een verzekeringsgeneeskundig en een arbeidskundig onderzoek. Beide aspecten worden hieronder besproken.
Verzekeringsgeneeskundig
- Over eiseres is achtereenvolgens gerapporteerd door een verzekeringsarts en een verzekeringsarts bezwaar en beroep (verzekeringsarts b&b) van het UWV.
5.1. De verzekeringsarts heeft eiseres gezien op het spreekuur. De verzekeringsarts heeft geconcludeerd dat eiseres als gevolg van ziekte of gebrek ongeschikt te achten is voor het eigen werk. Eiseres heeft verminderde functionele mogelijkheden. De beperkingen en de belastbaarheid van eiseres heeft de verzekeringsarts neergelegd in de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) van 10 augustus 2023.
5.2. De verzekeringsarts b&b heeft eiseres gezien op de hoorzitting en haar aansluitend onderzocht. Ook heeft de verzekeringsarts b&b de door eiseres in bezwaar overgelegde medische informatie bestudeerd en meegenomen in zijn beoordeling. De verzekeringsarts b&b heeft op 28 maart 2024 de FML aangepast.
5.3. Eiseres heeft tegen het medisch oordeel van het UWV aangevoerd dat de FML verdere aanpassing behoeft, met name in de rubrieken 1 en 2. Gezien het dagverhaal, slechte slapen, dagelijks rusten en extreme vermoeidheid is een urenbeperking geïndiceerd. Eiseres dient beperkt te worden geacht ten aanzien van inzicht in eigen kunnen in het dagelijks functioneren, doelmatig handelen, zelfstandig handelen, handelingstempo, geluid, zitten en samenwerken. Ter onderbouwing van haar stellingen heeft eiseres een verklaring van rijschoolhouder [persoon 2] van 20 mei 2024, een indicatie op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (WMO) voor huishoudelijke hulp van 14 april 2020 en een eindrapportage individueel psychodiagnostisch onderzoek van [bureau] van 11 september 2024 overgelegd. Eiseres heeft de rechtbank verzocht om een deskundige te benoemen.
5.4. De rechtbank is van oordeel dat het medisch onderzoek op een voldoende zorgvuldige wijze heeft plaatsgevonden. Uit de rapporten van de verzekeringsartsen blijkt dat zij op de hoogte waren van de door eiseres gestelde klachten, waaronder recidiverende depressieve klachten, vermoeidheid en slaapproblemen. Bij de opstelling van de FML is met het geobjectiveerde deel van deze klachten rekening gehouden. De informatie die eiseres in beroep heeft overgelegd geeft de rechtbank geen aanleiding te twijfelen aan de belastbaarheid die het UWV heeft aangenomen. Daarbij is in aanmerking genomen dat rijschoolhouder [persoon 2] geen medicus is. Daarom kan de rechtbank aan zijn verklaring niet de waarde hechten die eiseres daaraan gehecht wenst te zien. Dat eiseres een WMO-indicatie heeft gekregen voor hulp bij het huishouden, is voor deze procedure niet relevant, omdat voor de WMO een ander beoordelingskader geldt dan voor de ZW. Ten aanzien van de eindrapportage van [bureau] overweegt de rechtbank dat deze dateert van bijna 10 maanden na de datum in geding. Bovendien blijkt daaruit van toegenomen stressfactoren waardoor eiseres zich op het moment van opstellen van die rapportage in een situatie bevond waarbij het slechter met haar ging dan ten tijde van de datum in geding. Om die redenen ziet de rechtbank in de eindrapportage geen aanleiding om de medische bevindingen van de verzekeringsarts b&b voor onjuist te houden.
5.5. Eiseres heeft aangevoerd dat zij beperkt dient te worden geacht voor geluid. De rechtbank constateert dat een medisch objectiveerbare onderbouwing voor het aannemen van een dergelijke beperking ontbreekt. Dit geldt eveneens ten aanzien van de gestelde zitbeperking. De rechtbank acht door de verzekeringsarts b&b voldoende gemotiveerd waarom een verdergaande urenbeperking niet aan de orde is.
5.6. Omdat er voor de rechtbank geen twijfel bestaat over de medische beoordeling en de in de FML opgenomen beperkingen, is er ook geen aanleiding om over te gaan tot de benoeming van een deskundige. Dit verzoek wordt om die reden afgewezen.Voor de verdere beoordeling gaat de rechtbank uit van de belastbaarheid die is neergelegd in de FML van 28 maart 2024.
Arbeidskundig
- Een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep (arbeidsdeskundige b&b) van het UWV heeft, rekening houdend met de vastgestelde FML, de volgende functies ten grondslag gelegd aan de berekening van de mate van arbeidsongeschiktheid: lader, losser (SBC-code 111220), productiemedewerker textiel, geen kleding (SBC-code 272043) en wikkelaar (nieuw en revisie) (SBC-code 267053).
6.1. De beroepsgronden van eiseres geven de rechtbank geen aanleiding om te twijfelen aan de medische geschiktheid van de geselecteerde functies. Het standpunt van eiseres dat zij niet in staat is de geduide functies te verrichten, vloeit voort uit haar opvatting dat haar medische beperkingen zijn onderschat. Zoals de rechtbank hiervoor heeft geconcludeerd, is die opvatting niet juist. De hiervoor genoemde functies mochten dan ook worden gebruikt voor de berekening van de mate van arbeidsongeschiktheid.
Is de mate van arbeidsongeschiktheid juist vastgesteld?
- Op basis van de inkomsten die eiseres met de geduide functies zou kunnen verdienen, heeft het UWV een berekening gemaakt die leidt tot de conclusie dat eiseres minder dan 35% arbeidsongeschikt is. Omdat eiseres tegen deze berekening geen gronden naar voren heeft gebracht, gaat de rechtbank uit van deze mate van arbeidsongeschiktheid. Het vorenstaande betekent dat het UWV de ZW-uitkering terecht heeft beëindigd per 21 november 2023.
Conclusie
- Het beroep is ongegrond. Omdat het beroep ongegrond wordt verklaard krijgt eiseres geen proceskostenvergoeding. Ook krijgt eiseres het griffierecht niet vergoed. Er is geen grond voor toekenning van schadevergoeding in de vorm van wettelijke rente.
Beslissing
De rechtbank:
-
verklaart het beroep ongegrond;
-
wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. I.M. Josten, rechter, in aanwezigheid van mr. S. Constant, griffier, op 15 september 2025 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan de Centrale Raad van beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.