ECLI:NL:RBZWB:2025:6072 - Rechtbank Zeeland-West-Brabant - 15 september 2025
Uitspraak
Rechtsgebieden
Genoemde wetsartikelen
Uitspraak inhoud
Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 23/2770 WW
(gemachtigde: [gemachtigde] )
en
- Deze uitspraak gaat over de herziening en terugvordering van eisers recht op een uitkering op grond van de Werkloosheidswet (WW). Eiser is het daar niet mee eens. De rechtbank beoordeelt of het UWV terecht eisers recht op WW heeft herzien en een bedrag van € 618,11 van hem heeft teruggevorderd.
Procesverloop
- Eiser heeft beroep ingesteld tegen het besluit van 30 maart 2023 (bestreden besluit) inzake de herziening en terugvordering van zijn uitkering op grond van de WW.
2.1. Het UWV heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
2.2. De rechtbank heeft het beroep op 12 augustus 2025 op zitting behandeld. Hieraan deelgenomen eisers gemachtigde en mr. H.M. van Gent namens het UWV.
Beoordeling door de rechtbank
- Eiser ontvangt sinds 22 augustus 2022 een WW-uitkering. Over de periode van 23 september 2022 tot 28 oktober 2022 is aan eiser een uitkering wegens aanvullend geboorteverlof op grond van de Wet arbeid en zorg (WAZO) toegekend.
3.1. Met een besluit van 11 januari 2023 (primair besluit I) heeft het UWV eisers recht op een WW-uitkering over oktober 2022 herzien omdat eiser meer inkomsten heeft gehad dan hij had doorgegeven.
3.2. Met een besluit van 2 februari 2023 (primair besluit II) heeft het UWV bepaald dat eiser een bedrag van € 618,11 moet terugbetalen.
3.3. Eiser heeft bezwaar gemaakt.
3.4. Met het bestreden besluit heeft het UWV eisers bezwaar ongegrond verklaard. Daarbij heeft het UWV aangegeven dat primair besluit II is gebaseerd op primair besluit I. Eiser heeft niet binnen de termijn van zes weken bezwaar gemaakt tegen primair besluit I, maar het UWV vindt dat sprake is van een verschoonbare termijnoverschrijding en heeft daarom primair besluit I bij zijn heroverweging betrokken. Volgens het UWV is er geen aanleiding om de primaire besluiten voor onjuist te houden. Het UWV heeft zich op het standpunt gesteld dat aan eiser in oktober 2022 een sv-loon is betaald vanwege de WAZO. In de regelgeving is vastgelegd dat dit inkomen in mindering moet worden gebracht op de betaling van de WW-uitkering.
- De rechtbank begrijpt na een toelichting ter zitting het bestreden besluit aldus dat de herziening is gebaseerd op artikel 22a, eerste lid, onder a, van de WW (schending inlichtingenverplichting).
4.1. Anders dan het UWV is de rechtbank van oordeel dat geen sprake is van schending van de inlichtingenverplichting. De rechtbank verwijst hierbij naar de door eiser overgelegde print screen van de website van het UWV. Daarop staat vermeld: *Heeft u een uitkering via de Wet arbeid en zorg (WAZO)? Dan hoeft u uw sv-loon niet aan ons door te geven.*Door het UWV is ter zitting desgevraagd aangegeven dat deze informatie inmiddels van de website is verwijderd.
4.2. Gelet op het vorenstaande is er naar het oordeel van de rechtbank geen grondslag om eisers recht op WW-uitkering te herzien en de aan hem betaalde WW-uitkering terug te vorderen.
Conclusie en gevolgen
- Het beroep is gegrond. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit. De rechtbank zal zelf in de zaak voorzien en de primaire besluiten herroepen. Dit betekent dat eiser over de maand oktober 2022 recht op een volledige WW-uitkering behoudt.
5.1. Omdat het beroep gegrond is, dient het UWV het door eiser betaalde griffierecht te vergoeden. Er zijn geen voor vergoeding in aanmerking komende proceskosten.
Beslissing
De rechtbank
-
verklaart het beroep gegrond;
-
vernietigt het bestreden besluit;
-
herroept de primaire besluiten;
-
bepaalt dat deze uitspraak in de plaats komt van het vernietigde bestreden besluit;
-
bepaalt dat het UWV het door eiser betaalde griffierecht ter hoogte van € 50,- aan hem moet vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. I.M. Josten, rechter, in aanwezigheid van mr. S. Constant, griffier, op 15 september 2025 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.