ECLI:NL:RBZWB:2025:5934 - Rechtbank Zeeland-West-Brabant - 2 september 2025
Uitspraak
Rechtsgebieden
Genoemde wetsartikelen
Uitspraak inhoud
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Civiel recht Kantonrechter
Zittingsplaats Tilburg
Zaaknummer: 11824219 \ VV EXPL 25-66
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak in kort geding van 2 september 2025
in de zaak van
1 [eiser 1] ,
- [eiser 2], beiden wonende te [plaats 1] (België), eisende partijen, hierna te noemen: [eiser 1] en [eiser 2] , gemachtigden: mr. M.P. Wolf en mr. D.A.R. Snelders,
tegen
1 [gedaagde 1] ,
- [gedaagde 2],
beiden wonende te [plaats 2] (België), gedaagde partijen, hierna te noemen: [gedaagde 1] en [gedaagde 2] , gemachtigde: mr. P.R. Botman.
Het kort geding wordt gehouden in het gebouw van de rechtbank in Breda.
De zaak wordt behandeld door mr. C.J.G.M. van der Weide, kantonrechter, bijgestaan door mr. A. van der Landen als griffier.
Aanwezig zijn:
-
[eiser 1] en [eiser 2] , bijgestaan door mr. Wolf en Snelders
-
[gedaagde 1] , bijgestaan door mr. Botman, met een kantoorgenoot van mr. Botman als toehoorder.
Partijen hebben op de zitting hun standpunten toegelicht. Vervolgens is de mondelinge behandeling gesloten en heeft de kantonrechter op de zitting in aanwezigheid van partijen mondeling uitspraak gedaan.
1 De beoordeling
Waar gaat deze zaak over?
Deze zaak gaat in het kort om het volgende. Partijen zijn eigenaren van aangrenzende tuinen en hebben al jaren onmin over diverse zaken. Op dit moment zijn zij in geschil over de vraag of [gedaagde 1] en [gedaagde 2] met het aanplanten van zeven Canadapopulieren in het vroege voorjaar van 2024 die zich sedertdien hebben ontwikkeld tot bomen van ongeveer vijf meter hoog volgens [gedaagde 1] en [gedaagde 2] en meer dan zes meter hoog volgens [eiser 1] en [eiser 2] , onrechtmatige hinder veroorzaken. [eiser 1] en [eiser 2] vorderen - samengevat – verwijdering van de bomen inclusief de wortels. De kantonrechter wijst de vorderingen af. Hieronder wordt uiteengezet waarom.
1.1. Het gaat hier om een in kort geding gevorderde voorlopige voorziening. De kantonrechter moet daarom eerst beoordelen of [eiser 1] en [eiser 2] ten tijde van dit vonnis bij die voorziening een spoedeisend belang hebben. Daarnaast geldt dat de kantonrechter in dit kort geding moet beoordelen of de vorderingen in de bodemprocedure een zodanige kans van slagen hebben, dat vooruitlopend daarop toewijzing van de voorlopige voorziening gerechtvaardigd is. Als uitgangspunt geldt bovendien dat in deze procedure geen plaats is voor bewijslevering.
1.2. Deze zaak heeft een internationaal karakter nu partijen in België wonen. Daarom moet eerst de vraag worden beantwoord of de Nederlandse rechter, en meer specifiek de kantonrechter in Tilburg, bevoegd is om van de vorderingen van [eiser 1] en [eiser 2] kennis te nemen. Het antwoord hierop is ja omdat de vorderingen betrekking hebben op gesteld onrechtmatig handelen van [gedaagde 1] en [gedaagde 2] en het gestelde schade toebrengende feit zich in Baarle-Nassau (Nederland) heeft voorgedaan. Om die reden zal de zaak ook worden beoordeeld naar Nederlands recht. De rechtsmacht en het toepasselijke recht staan overigens ook niet tussen partijen ter discussie.
1.3. [eiser 1] en [eiser 2] hebben gesteld dat sprake is van onrechtmatige hinder door hoog opschietende bomen van [gedaagde 1] en [gedaagde 2] die overlast veroorzaken. De kantonrechter is daarom van oordeel dat sprake is van een spoedeisend belang. [eiser 1] en [eiser 2] kunnen dus in hun vorderingen worden ontvangen.
1.4. In hetgeen [eiser 1] en [eiser 2] hebben aangevoerd is niet gesteld dat de bomen op een afstand van minder dan twee meter uit de erfgrens staan zodat de vordering beoordeeld dient te worden naar de algemene maatstaf van artikel 5:37 BW. De kantonrechter beslist dat nu (nog) niet is gebleken van onrechtmatige hinder van de bomen van [gedaagde 1] en [gedaagde 2] en wijst de vorderingen daarom af. Partijen hebben verschillende schriftelijke stukken in het geding gebracht van personen die zich uitlaten over de situatie ter plaatse, waaronder hovenier [naam 1] en [naam 2] . De kantonrechter is van oordeel dat uitsluitend laatstgenoemde de indruk wekt gezaghebbend te kunnen oordelen omdat uit zijn briefpapier blijkt dat hij de titel Ingenieur voert en Erbo
1.5. [eiser 1] en [eiser 2] zijn in het ongelijk gesteld en moeten daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [gedaagde 1] en [gedaagde 2] worden begroot op:
2 De beslissing
De kantonrechter
2.1. wijst de vorderingen van [eiser 1] en [eiser 2] af,
2.2. veroordeelt [eiser 1] en [eiser 2] in de proceskosten van € 933,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [eiser 1] en [eiser 2] niet tijdig aan de proceskostenveroordeling voldoen en het vonnis daarna wordt betekend.
Deze mondelinge uitspraak is gewezen door mr. Van der Weide en in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
Dit proces-verbaal is opgemaakt en ondertekend door de kantonrechter.
Erkenningsregeling Bosaannemers.