ECLI:NL:RBZWB:2025:5682 - Rechtbank Zeeland-West-Brabant - 3 juli 2025
Uitspraak
Rechtsgebieden
Uitspraak inhoud
Team strafrecht
Zittingsplaats Bergen op Zoom
zaaknummer : 11251161 \ MB VERZ 24-617 CJIB-nummer : 5062 5422 5752 6292 uitspraakdatum : 3 juli 2025
proces-verbaal van de zitting en uitspraak op een beroep op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv)
in de zaak van naam : [betrokkene] adres : [adres] woonplaats : [woonplaats] hierna: betrokkene
gemachtigde : [gemachtigde]
Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep niet-ontvankelijk verklaard. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 3 juli 2025. Namens de officier van justitie is verschenen mr. I.M.E. van der Meijden (hierna: zittingsvertegenwoordiger). Gemachtigde is ook verschenen. De kantonrechter heeft op de zitting uitspraak gedaan.
De gedraging waarvoor de boete is opgelegd luidt, kort omschreven: rechts inhalen waar dat verboden is op de Rijksweg (A58) te Rucphen op 28 april 2023 om 17:03 uur.
Gemachtigde heeft in het beroepschrift samengevat aangevoerd dat er ten onrechte geen staandehouding heeft plaatsgevonden. Gemachtigde verwijst naar artikel 5 Wahv en stelt dat er een reële mogelijkheid tot staandehouding bestond, zodat ten onrechte is bekeurd op kenteken. De door de verbalisant gegeven verklaring is in zijn algemeenheid onvoldoende. Van een verbalisant mag verwacht worden dat hij deugdelijk onderbouwt waarom een staandehouding niet mogelijk is. Uit de beschikbare gegevens blijkt niet of verbalisant reed in een dienstvoertuig dan wel in een privévoertuig. Het gevolg hiervan is dat de enkele vermelding dat de verbalisant niet beschikte over een stoptransparant niet zonder meer afdoende reden is om niet over te gaan tot staandehouding. Gemachtigde verwijst naar uitspraken van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De inleidende beschikking komt voor vernietiging in aanmerking, wegens strijd met artikel 5 Wahv. Voorts verzoekt gemachtigde een proceskostenvergoeding. Ter zitting heeft gemachtigde hieraan verder niets toegevoegd.
De zittingsvertegenwoordiger heeft verzocht het beroep gegrond te verklaren en heeft daartoe het volgende aangevoerd. Het beroep is eerder bij de officier van justitie niet-ontvankelijk verklaard, omdat het beroepschriften geen gronden bevatte. De zittingsvertegenwoordiger heeft nu geconstateerd dat het beroepschrift wel degelijk een grond had.
OverwegingenOntvankelijkheid officier van justitieOp grond van artikel 6:5, lid 1, onder d, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) moet een beroepschrift ten minste de gronden van beroep bevatten. Met de gronden van het beroep worden de redenen bedoeld die de indiener heeft om een besluit vernietigd, gewijzigd of herroepen te krijgen. Indien niet is voldaan aan dit vereiste, kan het beroep niet-ontvankelijk worden verklaard, mits de indiener de gelegenheid heeft gehad het verzuim te herstellen binnen een daartoe gestelde termijn (artikel 6:6 Awb).
Nu betrokkene in het administratief beroep wel gronden had opgenomen, heeft de officier van justitie het beroep ten onrechte niet-ontvankelijk verklaard. De kantonrechter zal het beroep nu inhoudelijk behandelen: Staandehouding Uit artikel 5 van de Wahv volgt het uitgangspunt dat wanneer een gedraging wordt geconstateerd, de verbalisant de bestuurder staande houdt en zijn identiteit vaststelt, zodat hem een boete kan worden opgelegd. Slechts wanneer er geen reële mogelijkheid is geweest om de identiteit van de bestuurder vast te stellen, mag de boete aan de kentekenhouder worden opgelegd.
Volgens het zaaksoverzicht heeft de verbalisant afgezien van staandehouding omdat hij in een voertuig reed zonder stoptransparant en geen mogelijkheid zag om de bestuurder op een veilige wijze staande te houden. Naar het oordeel van de kantonrechter is dit geen gegronde reden om van staandehouding af te zien. De boete is dan ook ten onrechte opgelegd aan de kentekenhouder.
Proceskosten Ook zal de kantonrechter een proceskostenvergoeding toekennen, die als volgt is berekend: beroepschrift kantonrechter: 1 punt x gewicht 0,5 x € 907,- = € 453,50 zitting kantonrechter: 1 punt x gewicht 0,5 x € 907,- = € 453,50 totaal € 907,00
Beslissing
De kantonrechter:
‒ verklaart het beroep gegrond; ‒ vernietigt de bestreden beslissing van de officier van justitie en de beschikking waarbij de boete is opgelegd; ‒ draagt de officier van justitie op het bedrag van € 289,- dat betrokkene als zekerheidstelling heeft betaald, aan betrokkene terug te betalen; ‒ veroordeelt de officier van justitie tot het vergoeden van de proceskosten van betrokkene van € 907,00.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W.H.C. van Eck, kantonrechter, bijgestaan door de griffier mr. J.T. Jonker, en in het openbaar uitgesproken op 3 juli 2025. De griffier is niet in de gelegenheid deze uitspraak mede te ondertekenen.
Tegen deze beslissing is geen hoger beroep mogelijk.
Datum verzending: