Terug naar bibliotheek
Rechtbank Zeeland-West-Brabant

ECLI:NL:RBZWB:2025:5681 - Rechtbank Zeeland-West-Brabant - 3 juli 2025

Uitspraak

ECLI:NL:RBZWB:2025:56813 juli 2025

Rechtsgebieden

Genoemde wetsartikelen

Uitspraak inhoud

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht

Zittingsplaats Bergen op Zoom

zaaknummer : 11183323 \ MB VERZ 24-494 CJIB-nummer : 8062 5422 5748 9261 uitspraakdatum : 3 juli 2025

proces-verbaal van de zitting en uitspraak op een beroep op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv)

in de zaak van naam : [betrokkene] adres : [adres] woonplaats : [woonplaats] hierna: betrokkene

gemachtigde : [gemachtigde]

Verloop van de procedure

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.

De zaak is behandeld op de zitting van 3 juli 2025. Namens de officier van justitie is verschenen mr. I.M.E. van der Meijden (hierna: zittingsvertegenwoordiger). Gemachtigde is ook verschenen. De kantonrechter heeft op de zitting uitspraak gedaan.

Standpunten

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd luidt, kort omschreven: doorgaan bij een driekleurig verkeerslicht (stoplicht) dat op rood staat op de Laan van België te Roosendaal op 29 april 2023 om 06:58 uur.

Gemachtigde heeft in het beroepschrift samengevat aangevoerd dat er ten onrechte geen staandehouding heeft plaatsgevonden. Gemachtigde verwijst naar artikel 5 Wahv en stelt dat er een reële mogelijkheid tot staandehouding bestond, zodat ten onrechte is bekeurd op kenteken. De door de verbalisant gegeven verklaring is in zijn algemeenheid onvoldoende. Van een verbalisant mag verwacht worden dat hij deugdelijk onderbouwt waarom een staandehouding niet mogelijk is. Het is niet duidelijk waar betrokkene heen reed, en/of de verbalisant met handgebaren kon staandehouden. Het rijden in een privé-voertuig, het niet beschikken over een stopbord, een andere (spoed) melding, vormt allen – zonder context – onvoldoende aanleiding om niet staande te houden. Gemachtigde verwijst naar uitspraken van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De inleidende beschikking komt voor vernietiging in aanmerking, wegens strijd met artikel 5 Wahv. Voorts verzoekt gemachtigde een proceskostenvergoeding. Ter zitting heeft gemachtigde hieraan toegevoegd dat er sprake is van overschrijding van de redelijke termijn. De sanctie dient met 25% gematigd te worden.

De zittingsvertegenwoordiger heeft verzocht het beroep gedeeltelijk gegrond te verklaren en heeft daartoe het volgende aangevoerd. De verklaring van de verbalisant is wellicht summier, maar voldoende duidelijk om de gedraging vast te kunnen stellen. De verbalisant heeft verklaard dat het verkeerslicht geruime tijd op rood stond toen betrokkene hierdoorheen reed. Er bestond geen reële mogelijkheid tot staandehouding, gelet op vaste jurisprudentie.

Overwegingen

Inhoudelijk De kantonrechter is van oordeel dat uit de stukken in het dossier - met name uit de verklaring van de verbalisant - voldoende blijkt dat de gedraging waarvoor de boete is opgelegd, is verricht. In zaken op grond van de Wahv biedt de verklaring van de verbalisant in beginsel voldoende grondslag voor de vaststelling dat de gedraging is verricht. Dat is anders indien de betrokkene voor zijn zaak specifieke feiten en omstandigheden aanvoert, die aanleiding geven om te twijfelen aan de juistheid van die verklaring of indien dergelijke feiten en omstandigheden uit het dossier blijken. De kantonrechter ziet in wat betrokkene heeft aangevoerd geen aanleiding om te twijfelen aan de verklaring van de verbalisant. Uitgangspunt is dat in het algemeen van een bestuurder mag worden verwacht dat hij te allen tijde in staat is het voertuig tijdig en op een verantwoorde wijze voor een verkeerslicht tot stilstand te brengen. Van een bestuurder mag men immers verwachten dat hij anticipeert op een naderend verkeerslicht en zijn snelheid zodanig aanpast dat tijdig kan worden gestopt. De boete is dus terecht opgelegd. Staandehouding Uit artikel 5 van de Wahv volgt het uitgangspunt dat wanneer een gedraging wordt geconstateerd, de verbalisant de bestuurder staande houdt en zijn identiteit vaststelt, zodat hem een boete kan worden opgelegd. Slechts wanneer er geen reële mogelijkheid is geweest om de identiteit van de bestuurder vast te stellen, mag de boete aan de kentekenhouder worden opgelegd.

Volgens het zaaksoverzicht heeft de verbalisant afgezien van staandehouding omdat hij na een nachtdienst, in burger gekleed, onderweg was naar huis. Naar het oordeel van de kantonrechter is dit geen gegronde reden om van staandehouding af te zien. De boete is dan ook ten onrechte opgelegd aan de kentekenhouder.

Proceskosten Ook zal de kantonrechter een proceskostenvergoeding toekennen, die als volgt is berekend: administratief beroepschrift: 1 punt x gewicht 0,5 x € 647,- = € 323,50 beroepschrift kantonrechter: 1 punt x gewicht 0,5 x € 907,- = € 453,50 zitting kantonrechter: 1 punt x gewicht 0,5 x € 907,- = € 453,50 totaal € 1.230,50

Beslissing

De kantonrechter:

‒ verklaart het beroep gegrond; ‒ vernietigt de bestreden beslissing van de officier van justitie en de beschikking waarbij de boete is opgelegd; ‒ draagt de officier van justitie op het bedrag van € 234,- dat betrokkene als zekerheidstelling heeft betaald, aan betrokkene terug te betalen; ‒ veroordeelt de officier van justitie tot het vergoeden van de proceskosten van betrokkene van € 1.230,50.

Deze uitspraak is gedaan door mr. W.H.C. van Eck, kantonrechter, bijgestaan door de griffier mr. J.T. Jonker, en in het openbaar uitgesproken op 3 juli 2025. De griffier is niet in de gelegenheid deze uitspraak mede te ondertekenen.

Tegen deze beslissing is geen hoger beroep mogelijk.

Datum verzending: