Terug naar bibliotheek
Rechtbank Zeeland-West-Brabant

ECLI:NL:RBZWB:2025:5678 - Rechtbank Zeeland-West-Brabant - 3 juli 2025

Uitspraak

ECLI:NL:RBZWB:2025:56783 juli 2025

Rechtsgebieden

Genoemde wetsartikelen

Uitspraak inhoud

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht

Zittingsplaats Bergen op Zoom

zaaknummer : 11189354 \ MB VERZ 24-523 CJIB-nummer : 1062 5422 5372 3629 uitspraakdatum : 3 juli 2025

proces-verbaal van de zitting en uitspraak op een beroep op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv)

in de zaak van naam : [betrokkene] adres : [adres] woonplaats : [woonplaats] hierna: betrokkene

Verloop van de procedure

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.

De zaak is behandeld op de zitting van 3 juli 2025. Namens de officier van justitie is verschenen mr. I.M.E. van der Meijden (hierna: zittingsvertegenwoordiger). Betrokkene is ook verschenen. De kantonrechter heeft op de zitting uitspraak gedaan.

Standpunten

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd luidt, kort omschreven: passagier jonger dan 12 jaar en korter dan 1.35 meter vervoeren zonder gebruik kinderbeveiligingssysteem op de Burg. Freijterslaan te Roosendaal op 10 november 2022 om 10:27 uur.

Betrokkene heeft in het beroepschrift samengevat aangevoerd dat de boete niet redelijk is gelet op de omstandigheden waaronder de gedraging heeft plaatsgevonden. Van de hoofdregel “ Vervoer van kinderen in Nederland” kan in incidentele gevallen worden afgeweken. Namelijk wanneer niet redelijkerwijs verwacht kan worden dat de bestuurder een kinderbeveiligingssysteem bij zich heeft. Het kind word dan vervoerd op de achterbank. In dit geval zaten zowel de vrouw van betrokkene als hun kleinzoon in de gordels op de achterbank. Tot slot ging het om vervoer van beperkte afstand.

De zittingsvertegenwoordiger heeft verzocht het beroep gegrond te verklaren en heeft daartoe aangevoerd dat er ten onrechte geen staandehouding heeft plaatsgevonden.

Overwegingen

Uit artikel 5 van de Wahv volgt het uitgangspunt dat wanneer een gedraging wordt geconstateerd, de verbalisant de bestuurder staande houdt en zijn identiteit vaststelt, zodat hem een boete kan worden opgelegd. Slechts wanneer er geen reële mogelijkheid is geweest om de identiteit van de bestuurder vast te stellen, mag de boete aan de kentekenhouder worden opgelegd.

Volgens het zaaksoverzicht heeft de verbalisant een staandehouding verricht, maar dan wordt in een brief aan betrokkene opgemerkt dat dit niet is gebeurd. Meneer had opnieuw achter betrokkene aan moeten rijden om te zien of er wel of geen beveiliging was aangebracht. Verbalisant heeft dan ook ten onrechte geen staandehouding verricht terwijl hier wel een reële mogelijkheid toe was. De boete is dan ook ten onrechte opgelegd aan de kentekenhouder. De beschikking waarbij de boete is opgelegd en de beslissing van de officier van justitie zullen worden vernietigd. Het bedrag dat betrokkene aan zekerheid heeft betaald moet door de officier van justitie worden terugbetaald.

Beslissing

De kantonrechter:

‒ verklaart het beroep gegrond; ‒ vernietigt de bestreden beslissing van de officier van justitie en de beschikking waarbij de boete is opgelegd; ‒ draagt de officier van justitie op het bedrag van € 229,- dat betrokkene als zekerheidstelling heeft betaald, aan betrokkene terug te betalen.

Deze uitspraak is gedaan door mr. W.H.C. van Eck, kantonrechter, bijgestaan door de griffier mr. J.T. Jonker, en in het openbaar uitgesproken op 3 juli 2025. De griffier is niet in de gelegenheid deze uitspraak mede te ondertekenen.

Tegen deze beslissing is geen hoger beroep mogelijk.

Datum verzending: