ECLI:NL:RBZWB:2025:5631 - Rechtbank Zeeland-West-Brabant - 8 augustus 2025
Uitspraak
Rechtsgebieden
Uitspraak inhoud
beschikking
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Team Familie- en Jeugdrecht
Zittingsplaats: Breda
Zaaknummer: C/02/433228 / FA RK 25-1431
datum uitspraak: 8 augustus 2025
beschikking over het recht op omgang en wijziging informatieregeling in de zaak van
[de man], hierna: de man, ingeschreven op een briefadres in [plaats 1] , advocaat: mr. M.H. Aalmoes in Amsterdam,
tegen
[de vrouw] , hierna: de vrouw, wonende op een bij de rechtbank bekend adres, advocaat: mr. J.A.E. van Raak-Kuiper in Udenhout,
over de minderjarigen:
-
[minderjarige 1], geboren [geboortedag 1] 2015, te [geboorteplaats 1] ,
-
[minderjarige 2], geboren op [geboortedag 2] 2016, te [geboorteplaats 1] ,
-
[minderjarige 3], geboren op [geboortedag 3] 2020, te [geboorteplaats 2] .
Op grond van artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering heeft de Raad voor de Kinderbescherming, regio Zeeland-West-Brabant, locatie Breda, hierna: de Raad, de rechtbank over het verzoek geadviseerd.
1 Het procesverloop
1.1 In het dossier zitten de volgende stukken:
-
het op 18 maart 2025 ontvangen verzoek met bijlagen;
-
het op 16 juli 2025 ontvangen verweerschrift met het zelfstandig verzoek met bijlagen;
-
de uittreksels uit het gezagsregister over de minderjarigen;
-
de op 16 juli 2025 van [minderjarige 2] ontvangen brief;
-
de door de man tijdens de zitting overhandigde brief.
1.2 De verzoeken zijn mondeling behandeld op 29 juli 2025. Bij die behandeling zijn gekomen de man met zijn advocaat en de advocaat van de vrouw. Ook was een vertegenwoordiger aanwezig namens de Raad. De vrouw is met bericht van verhindering niet aanwezig geweest. De vrouw heeft haar standpunt schriftelijk toegelicht.
1.3 [minderjarige 2] heeft een brief aan de rechtbank geschreven, waarin staat wat zij van het verzoek vindt. [minderjarige 1] heeft geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid om de rechtbank te laten weten wat hij van het verzoek vindt.
2 De feiten
2.1 Uit de stukken en de mondelinge behandeling blijken de volgende feiten:
-
Uit de relatie tussen de man en de vrouw zijn [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] geboren.
-
[minderjarige 1] en [minderjarige 2] zijn door de man erkend.
-
Op de geboorteakte van [minderjarige 3] staat alleen de vrouw als ouder vermeld.
-
De vrouw is alleen belast met het gezag over de kinderen.
-
Er vindt geen omgang plaats tussen de man en de kinderen.
-
De man, de vrouw en de kinderen hebben de Nederlandse nationaliteit.
2.4 Bij beschikking van 14 maart 2023 heeft deze rechtbank – onder meer – beslist dat de man het recht op omgang met de minderjarigen wordt ontzegd. Verder is beslist dat de vrouw de man éénmaal per kwartaal, te starten op 1 april 2023, schriftelijk informeert over [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] , welke informatie in overleg met het veiligheidsteam zal worden opgesteld en via datzelfde veiligheidsteam aan de man zal worden verstrekt.
3 De verzoeken en de standpunten
3.1 De man verzoekt een omgangsregeling vast te stellen waarin hij omgang heeft met [minderjarige 1] en [minderjarige 2] (en als blijkt dat hij de biologische vader is van [minderjarige 3] , ook met hem)
-
een weekend in de twee weken van vrijdagmiddag uit school tot maandagochtend naar school;
-
in de zomervakantie in de even jaren gedurende de eerste drie weken aaneensluitend en in de oneven jaren gedurende de laatste drie weken aaneensluitend;
-
in de kerstvakantie in de even jaren gedurende de eerste week en in de oneven jaren gedurende de tweede week.
3.2. Volgens de man heeft hij heel hard aan zichzelf gewerkt, door emotie regulatie therapie te volgen. Volgens zijn coach is de man zeer bereid om naar zichzelf te kijken en heeft hij forse stappen gemaakt in zelfreflectie, emotionele rust en een duidelijk perspectief over hoe hij zich in de toekomst het beste kan inzetten voor de minderjarigen en communicatie omtrent de omgang. Volgens de man moet hij een nieuwe kans krijgen, om te kunnen laten zien dat hij omgang met de minderjarigen kan hebben. Bovendien heeft niet alleen de man zich verder ontwikkeld, maar zijn ook de minderjarigen ouder geworden. Zij hebben recht op omgang met hun vader. Zij moeten in staat worden gesteld om zich een positief beeld van de man te vormen en hun angst voor hem weg te nemen. De man heeft begrip voor de weerstand van de vrouw. Er zijn in Nederland echter veel opties om een omgangregeling rustig en veilig uit te voeren. Volgens de man is [accommodatie 1] te [plaats 2] meteen beschikbaar. In deze organisatie wordt gewerkt met de meest complexe zaken. Er zal vanuit deze organisatie met gedragswetenschappers eerst beoordeeld worden wat er mogelijk is, voor dat er sprake kan zijn van omgang. Het betreurt de man dat de vrouw de informatieregeling wil beëindigen. De man heeft de vrouw al geruime tijd niet meer lastig gevallen. De man heeft zijn standpunt nog verder toegelicht in een brief. Hij vraagt om de zaak voor de duur van zes maanden aan te houden, waarna opnieuw beoordeeld kan worden of er een mogelijkheid is tot hervatting van het contact. Tussentijds zal de vrouw de man moeten blijven informeren, omdat de man zelf geen omgang met de minderjarigen heeft. De man vraagt om de zelfstandig verzoeken van de vrouw af te wijzen.
3.3. De vrouw is het niet eens met het verzoek van de man over omgang en verzoekt:
-
De man niet ontvankelijk te verklaren in zijn verzoek betreffende [minderjarige 3] ;
-
Het verzoek van de man ten aanzien van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] af te wijzen
3.4. De vrouw verzoekt zelfstandig:
-
De man het recht op omgang te ontzeggen voor bepaalde tijd, te weten totdat de minderjarigen de leeftijd van 18 jaar hebben bereikt;
-
De beschikking van de rechtbank van 14 maart 2023 te wijzigen in die zin dat de
informatieverplichting betreffende [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] komt te vervallen.
3.5. De vrouw voert verweer tegen de verzoeken van de man en vraagt om afwijzing daarvan. Volgens de vrouw heeft de man niet eerder getwijfeld aan zijn vaderschap over [minderjarige 3] . Het bevreemdt haar dan ook dat de man dit nu aan de orde stelt. Volgens de vrouw heeft de man geen gebruik gemaakt van de door de rechtbank verleende vervangende toestemming voor erkenning van [minderjarige 3] , waardoor deze is komen te vervallen. De man is dan ook geen juridisch ouder van [minderjarige 3] . De man is volgens de vrouw niet-ontvankelijk in zijn verzoek met betrekking tot [minderjarige 3] . De vrouw is bereid om een DNA-test uit te voeren, mits de man de kosten daarvan draagt. De vrouw is er voorts niet van overtuigd dat de situatie van de man zodanig gewijzigd is, dat er op een verantwoorde wijze omgang kan zijn tussen hem en de minderjarigen. Uit het door de man overgelegde verslag van zijn coach blijkt niet dat er sprake is van emotieregulatie of dat de coaching met goed resultaat is beëindigd. Geheel ten onrechte merkt de coach op dat de vrouw de minderjarigen bij de man weghoudt, terwijl er een rechterlijke beslissing ligt waarom er geen omgang mag zijn tussen de man en de minderjarigen. Volgens de vrouw laat het gedrag van de man nog steeds te wensen over. Zo blijkt uit het arrest van het gerechtshof Amsterdam van 11 november 2024 dat de man het omgangverbod heeft overtreden. Volgens het hof moet er ernstig rekening mee gehouden worden, dat de man opnieuw een strafbaar feit pleegt, of zich belastend gedraagt tegenover de vrouw. Het is volgens de vrouw onhaalbaar om een omgangregeling vast te stellen en uit te voeren, zonder dat haar veiligheid of dat van de minderjarigen in het gedrang komt. De vrouw wijst hierbij op inhoud van de door haar overgelegde brief van het Zorg- en Veiligheidshuis van 12 juni 2025. Hierin staat dat er onvoldoende vertrouwen is, dat het geweldspatroon uit het verleden daadwerkelijk is doorbroken. De verzoeken ten aanzien van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] moeten volgens de vrouw dan ook worden afgewezen. De vrouw vraagt om de aan haar opgelegde informatieverplichting te wijzigen, in die zin dat zij de man niet meer hoeft te informeren over [minderjarige 3] , nu de man geen juridisch ouder is en er ook geen sprake is van family life tussen de man en [minderjarige 3] . De vrouw verzoekt daarnaast om de beschikking van 14 maart 2023 in die zin te wijzigen, dat de vrouw niet meer gehouden is om de man te informeren over de minderjarigen. Het opstellen van een bericht aan de man roept bij de vrouw iedere keer weer angstige momenten en beelden op van de traumatische ervaringen. Dit is dan ook erg belastend voor haar.
3.6. De Raad stelt dat zij niet in staat is om de rechtbank te adviseren op de verzoeken van de man. Een deskundig behandelaar zal volgens de Raad in een verslag nooit uitspraken doen over de mogelijkheden van minderjarigen voor omgang. Ook is het opmerkelijk dat deze coach stelt dat de vrouw de minderjarigen bij de man weghoudt, terwijl hier een beslissing van de rechtbank aan ten grondslag ligt. De Raad heeft dan ook de nodige twijfels over de deskundigheid van deze coach en of de coach op de hoogte is van de hele achtergrond. De Raad zal aannemen dat de man open is geweest over wat er aan de hulpvraag ten grondslag ligt. De Raad heeft verder nog gekeken naar de accreditaties van de coach. Deze is geen geregistreerd therapeut of psychiater. Evenmin is bekend of deze coach een training schematherapie of EMDR heeft gevolgd. De Raad heeft de overwegingen van de rechtbank in de beschikking van 14 maart 2023 en het gerechtshof in het arrest van 11 november 2024 gelezen. Hierin staat onder meer te lezen dat de man niet gemotiveerd was voor behandeling. Het door de man overgelegde verslag van zijn coach geeft onvoldoende duidelijkheid of de man behandeling heeft ondergaan en of die behandeling succesvol is geweest. De Raad adviseert de man om behandeling te ondergaan van een betrouwbare deskundige, die geaccrediteerd is en die als deskundige kan rapporteren. De coach die nu bij de man betrokken is, beschikt niet over een professionele achtergrond, op basis waarvan aan de rechtbank gerapporteerd zou kunnen worden. Volgens de Raad ontbreekt bij het verzoek van de man, zoals overwogen in de beschikking van 14 maart 2023, ook de inschatting van het veiligheidsteam en de door dat team gestelde voorwaarden en waarborgen, die noodzakelijk worden geacht om de veiligheid van de vrouw en de minderjarigen te waarborgen. De Raad wijst de man er op, dat de minderjarigen wellicht niet zelf het doelwit zijn geweest van de mishandelingen, maar zij hebben wel veel stress en spanningen meegemaakt. De minderjarigen hebben meermaals met hun moeder moeten vluchten naar een veilige verblijfplaats. Dit heeft een enorme impact op hen gehad. De Raad wijst op het Verdrag van de Raad van Europa inzake het voorkomen en bestrijden van geweld tegen vrouwen en huiselijk geweld. Hierin is onder meer bepaald dat wetgevende of andere maatregelen moeten worden genomen om te waarborgen dat de uitvoering van een omgangsregeling of de voogdij niet ten koste gaat van de rechten en de veiligheid van het slachtoffer of de kinderen. De Raad heeft geen zicht op de draagkracht van de moeder, om een omgangregeling te kunnen ondersteunen. Evenmin is bekend of de minderjarigen behandeling ondergaan voor het verwerken van hun trauma’s. Volgens de Raad zal de man eerst andere stappen moeten gaat zetten, voordat een verzoek tot omgang met de minderjarigen in volle omvang beoordeeld kan worden. Daarbij is van belang dat er eerst rust komt en de vrouw de gelegenheid krijgt om in te gaan zien dat het hebben van omgang voor de minderjarigen meer waarde heeft, dan het ontbreken van omgang. De Raad geeft de man in overweging om op de juiste manier te gaan werken aan zijn problematiek, zodat er op termijn gewerkt kan worden aan een herstel van duurzaam contact. De Raad geeft de rechtbank in overweging om het verzoek af te wijzen. Het is voor de minderjarigen immers heel confronterend dat er een gerechtelijke procedure loopt. Voor hen is het belangrijk om te weten dat er vooralsnog geen omgang met de man zal zijn.
3.7. [minderjarige 2] heeft de rechtbank een brief geschreven. Daarin geeft zij aan dat zij bang is dat haar vader hen gaat vinden en dat hij haar moeder zo hard gaat slaan, dat ze dood gaat. [minderjarige 2] is bang dat haar vader elk moment bij haar kan binnenkomen. Zij wil gewoon een normaal leven.
4 De beoordeling
Vaststelling omgangsregeling/ontzegging van de omgang
4.1. In artikel 1:377a van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) staat dat een ouder zonder gezag over het kind, recht heeft op omgang met het kind. De rechtbank kan op verzoek van één ouder of op verzoek van de ouders samen een omgangsregeling vaststellen. De rechtbank kan een ouder ook het recht op omgang ontzeggen. Dat kan alleen als er sprake is van één van de volgende omstandigheden:
4.2. De vrouw werpt een ontvankelijkheidsverweer op ten aanzien van de omgangs- en informatieregeling met betrekking tot [minderjarige 3] . De rechtbank wijst er op dat nog in 2023, zie de beschikking van deze rechtbank van 14 maart 2023, is uitgegaan van ontvankelijkheid van de man in deze kwesties. De vrouw gaat er ook van uit dat de man de verwekker is van [minderjarige 3] . Vooralsnog ziet de rechtbank geen aanleiding om hier anders mee om te gaan. De man zal ten aanzien van [minderjarige 3] voorlopig nog als belanghebbende worden aangemerkt.
4.3. De rechtbank heeft kennis genomen van de stukken en de standpunten van partijen tijdens de mondelinge behandeling. In de beschikking van 14 maart 2023 heeft de rechtbank overwogen dat omgang tussen de man en de minderjarigen schadelijk is voor de geestelijke en lichamelijke ontwikkeling van die minderjarigen en dat omgang in strijd is met hun zwaarwegende belangen. Daarbij heeft de rechtbank opgemerkt dat de man bewust moet zijn van het feit dat zijn gedrag een belangrijke rol zal spelen bij de beoordeling van een nieuw verzoek tot vaststelling van een omgangsregeling. Het zal dan ook helpend zijn als hij te zijner tijd aan kan tonen, bijvoorbeeld door een behandeling voor zijn agressieregulatie-problematiek aan te gaan en verslagen van zijn behandelaars te overleggen, dat hij zijn gedrag ten goede heeft veranderd en dat hij zijn agressieregulatie-problematiek onder controle heeft. Het maken van ruimhartige excuses aan de slachtoffers en erkenning van het leed dat hij heeft toegebracht, zal daarbij helpend zijn. Daarnaast zal mede bepalend zijn de inschatting van het veiligheidsteam en de door dat team gestelde voorwaarden en waarborgen, die noodzakelijk worden geacht om de veiligheid van de vrouw en de kinderen te waarborgen.
4.4. De rechtbank sluit aan bij hetgeen de Raad tijdens de zitting naar voren heeft gebracht. De man stelt dat hij aan zichzelf heeft gewerkt en dat hij in staat is om omgang met de minderjarigen te hebben. De man beschikt echter niet over een rapportage van een geaccrediteerd en gediplomeerd deskundige, waaruit blijkt dat de man behandeling voor zijn agressieregulatie heeft ondergaan en dat hij deze positief heeft afgerond. Uit het door de man overgelegde verslag van zijn coach is niet af te leiden of de man daadwerkelijk stappen heeft gezet in zijn emotieregulatie. Het komt voor rekening en risico van de man dat hij heeft gekozen voor een coach die niet gekwalificeerd is. Nu deze stukken ontbreken is de rechtbank niet in staat om het verzoek van de man inhoudelijk te kunnen beoordelen. De rechtbank zal de verzoeken van de man dan ook afwijzen, gelet op de te verwachten duur van een behandeltraject van de man. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat het voor de minderjarigen belangrijk is, dat deze procedure wordt beëindigd en dat zij de rust krijgen om zich te kunnen richten op hun traumabehandeling.
4.5. De rechtbank ziet, gelet op het voorgaande, aanleiding om de vrouw te volgen in haar verzoek tot ontzegging van het recht van de man op omgang met de minderjarigen. De rechtbank zal haar evenwel niet volgen in de door haar verzochte duur. Ook nu geldt dat de tijdsduur van de ontzegging van omgang altijd van tijdelijke aard is en dat – in geval van wijziging van omstandigheden en in ieder geval na verloop van een jaar – de man zich opnieuw tot de rechter zal kunnen wenden om een omgangsregeling vast te laten stellen. (ECLI:NL:HR:2009:BG5045). Het is aan de man om in de tussenliggende periode de eerste stap te zetten en om zich onder behandeling te stellen van een geaccrediteerd en gediplomeerd deskundige, zoals bij [accommodatie 2] of [accommodatie 3] . De man kan, nu hij weer in Nederland woont, zich voor een verwijzing tot zijn huisarts kunnen wenden. Vervolgens zal er bij een nieuw verzoek – onder meer – een rapportage moeten worden overgelegd, waaruit blijkt dat deze behandeling is gevolgd, dat hij zijn gedrag ten goede heeft veranderd en dat hij zijn agressieregulatie-problematiek onder controle heeft. Ook blijft in stand dat het maken van ruimhartige excuses aan de slachtoffers en erkenning van het leed dat hij heeft toegebracht, daarbij helpend zal zijn. Daarnaast is tevens mede bepalend zijn de inschatting van het veiligheidsteam en de door dat team gestelde voorwaarden en waarborgen, die noodzakelijk worden geacht om de veiligheid van de vrouw en de minderjarigen te waarborgen.
Informatieregeling
4.6. In artikel 1:377b BW staat dat de rechtbank kan beslissen dat de ouder met gezag over het kind geen informatie hoeft te geven aan de ouder zonder gezag over het kind over hoe het met het kind gaat en hem of haar niet hoeft te raadplegen. Dat kan de rechtbank doen op verzoek van de ouder die het gezag over het kind heeft, maar ook zonder dat er door iemand om is verzocht.
4.7. De vrouw heeft gesteld dat het opstellen van het bericht aan de man bij haar veel herbelevingen oproept en dat zij hierdoor last heeft van mentale problemen. De vrouw heeft haar standpunt niet met stukken onderbouwd, zodat de rechtbank ook op dit punt niet in staat is om het verzoek van de vrouw te beoordelen. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat de man zelf geen contact mag hebben met de minderjarigen en dat hij voor informatie over de minderjarigen volledig afhankelijk is van de vrouw. De rechtbank kan zich voorstellen dat het vervullen van deze verplichting de vrouw zwaar valt, maar dat weegt niet op tegen het belang van de man om periodiek informatie te krijgen over de minderjarigen.
4.8. Omdat partijen een relatie met elkaar hebben gehad en de zaak over (een van) hun kind(eren) gaat, zullen de proceskosten worden gecompenseerd. Dat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten moet dragen.
5 De beslissing
De rechtbank
ontzegt de man, uitvoerbaar bij voorraad, met ingang van heden het recht op omgang met [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] ;
compenseert de kosten van het geding aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. Van Leuven, kinderrechter, en in het openbaar uitgesproken op 8 augustus 2025 in aanwezigheid van Joosen, griffier.
Indien hoger beroep tegen deze beschikking mogelijk is, kan dat worden ingesteld:
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof ’s-Hertogenbosch.