ECLI:NL:RBZWB:2025:5565 - Rechtbank Zeeland-West-Brabant - 22 augustus 2025
Uitspraak
Rechtsgebieden
Uitspraak inhoud
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 25/3000
[verzoekster], uit [plaats], verzoekster
(gemachtigde: mr. P.W. Masselink),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Tilburg.
Inleiding
1. In deze uitspraak beoordeelt de voorzieningenrechter het verzoek van verzoekster om een veroordeling van het college in de proceskosten. Verzoekster heeft dit verzoek gedaan bij de intrekking van haar verzoek om voorlopige voorziening over het niet tijdig nemen van een besluit door het college op haar aanvraag van 15 april 2025. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen het niet tijdig beslissen op haar aanvraag.
1.1. Zij heeft het verzoek om voorlopige voorziening ingetrokken omdat het college een voorziening zal treffen in het parkeervak, rechtstreeks voor de ingang van de brandgang van haar woning, zodat er geen auto kan parkeren om de toegang tot de brandgang te blokkeren en zij met haar scootmobiel via de brandgang naar haar woning kan (de voorziening).
1.2. De voorzieningenrechter heeft het college in de gelegenheid gesteld te reageren op het verzoek om proceskostenveroordeling. Het college heeft de rechtbank meegedeeld dat met de te treffen voorziening geen besluit is genomen waarmee tegemoetgekomen is aan het bezwaar dan wel de aanvraag van eiseres.
1.3. De voorzieningenrechter doet zonder zitting uitspraak op het verzoek om proceskostenveroordeling.
Beoordeling door de voorzieningenrechter
2. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af. Zij legt hierna uit hoe zij tot dit oordeel is gekomen.
Wanneer wordt een bestuursorgaan in de proceskosten veroordeeld?
3. Als een verzoek om voorlopige voorziening wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het verzoekschrift is tegemoet gekomen, kan de voorzieningenrechter op verzoek van de indiener dat bestuursorgaan bij
afzonderlijke uitspraak veroordelen in de proceskosten.
3.1. In een voorlopige-voorzieningenprocedure is het antwoord op de vraag of geheel of gedeeltelijk is tegemoetgekomen in de zin van artikel 8:75a, eerste lid, van de Awb afhankelijk van het specifieke doel van die procedure, namelijk het voorkomen van onevenredig nadeel hangende een bezwaar- of beroepsprocedure. Dit betekent dat geheel of gedeeltelijk wordt tegemoetgekomen als bedoeld in dit artikel, indien het bestuursorgaan de tenuitvoerlegging van een besluit voorlopig opschort, dan wel een maatregel neemt waartoe het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening strekt.
Is het college aan het verzoek tegemoetgekomen?
4. Gelet op de gedingstukken en het in de inleiding opgenomen procesverloop is het college niet tegemoetgekomen aan het verzoek om voorlopige voorziening. Het bezwaar van eiseres tegen het niet tijdig nemen van een besluit op haar aanvraag kon namelijk niet leiden tot het met dat bezwaar beoogde resultaat, omdat tegen het niet tijdig beslissen sinds 1 oktober 2009
Beslissing
De voorzieningenrechter wijst het verzoek om vergoeding van de proceskosten af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.M.L.E. Ides Peeters, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van M.H.A. de Graaf, griffier, op 22 augustus 2025 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:
Met toepassing van 8:84, vijfde lid, in samenhang met artikel 8:75a en artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
Dit is geregeld in artikel 8:75a van de Awb en nader uitgewerkt in het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb). Artikel 8:75a van de Awb is op grond van artikel 8:84, vijfde lid, van de Awb ook van toepassing op de voorlopige-voorzieningenprocedure.
Vergelijk de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 24 september 2014, ECLI:NL:CRVB:2014:3263.
De datum van inwerkingtreding van de Wet dwangsom en beroep bij niet tijdig beslissen.