ECLI:NL:RBZWB:2025:5556 - Rechtbank Zeeland-West-Brabant - 14 augustus 2025
Uitspraak
Rechtsgebieden
Uitspraak inhoud
Zittingsplaats: Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 25/488 WIA
(gemachtigde: mr. K.W.M. Jansen),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(het UWV; kantoor Breda), verweerder.
-
Deze uitspraak gaat over de weigering een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) toe te kennen aan eiseres. Eiseres is het hier niet mee eens. Zij voert daartoe een beroepsgrond aan. Aan de hand van deze beroepsgrond beoordeelt de rechtbank of het UWV terecht heeft geweigerd een WIA-uitkering toe te kennen.
-
Eiseres is werkzaam geweest als call agent voor 35,25 uur per week. Voor dat werk is zij in eerste instantie op 3 maart 2021 uitgevallen vanwege zwangerschaps-gerelateerde fysieke klachten. Van 14 mei 2021 tot en met 5 september 2021 heeft eiseres een zwangerschaps- en bevallingsuitkering ontvangen op de grond van de Wet arbeid en zorg (WAZO). Na de bevalling zijn de klachten aan de rug en het bekken gebleven. Eiseres heeft zich aansluitend aan de WAZO-uitkering op 6 september 2021 opnieuw ziekgemeld.
Procesverloop
- Het UWV heeft met het besluit van 2 november 2023 (primair besluit) geweigerd per 25 juni 2023 aan eiseres een WIA-uitkering toe te kennen. Met het bestreden besluit van 9 januari 2025 is het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
3.1. Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
3.2. Het UWV heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift
3.3. De rechtbank heeft het beroep op 3 juli 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eiseres en mr. B.H.C. de Bruijn namens het UWV.
Beoordeling door de rechtbank
Relatieve bevoegdheid
- Eiseres komt uit [plaats] , dit betekent dat op grond van artikel 8:7, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) niet de rechtbank Zeeland-West-Brabant bevoegd is, maar de rechtbank Oost-Brabant. Op zitting is aan partijen gevraagd of zij er bezwaar tegen hebben dat deze rechtbank het beroep behandelt. Partijen hebben aangegeven geen bezwaar te hebben, waardoor deze rechtbank het beroep verder in behandeling heeft genomen en nu uitspraak doet.
Grondslag bestreden besluit
- Aan het bestreden besluit heeft het UWV ten grondslag gelegd dat eiseres per 25 juni 2023 minder dan 35% arbeidsongeschikt is.
Wettelijk kader
- De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
Heeft het UWV de datum in geding juist vastgesteld?
- Het bestreden besluit, voor zover dit ziet op de medische beoordeling, is gebaseerd op rapporten van een verzekeringsarts en een verzekeringsarts bezwaar en beroep (verzekeringsarts b&b) van het UWV.
7.1. De verzekeringsarts heeft het medisch dossier van eiseres bestudeerd en eiseres gezien en fysiek onderzocht op het spreekuur van 18 juli 2023. De verzekeringsarts komt tot de conclusie dat er sprake is van een samengestelde wachttijd in verband met de WAZO-uitkering, waardoor de datum in geding 25 juni 2023 is. Eiseres is namelijk op 3 maart 2021 uitgevallen met zwangerschapsgerelateerde fysieke klachten, maar er waren toen ook al psychische klachten waarvoor zij op de wachtlijst stond voor behandeling. Na de WAZO-uitkering meldde eiseres zich op 6 september 2021 opnieuw ziek met grotendeels dezelfde ziekteoorzaken.. De verzekeringsarts b&b ziet geen aanleiding om van de conclusie van de verzekeringsarts af te wijken. De psychische klachten waren zowel voor als na de WAZO-uitkering aanwezig en dat geldt ook voor de klachten van de bekken en de rug.
7.2. Eiseres heeft tegen het medisch oordeel van het UWV aangevoerd dat de datum in geding niet juist is vastgesteld. Haar ziekmelding van 6 september 2021, na haar WAZO-uitkering, heeft namelijk een andere oorzaak, die gelegen is in haar derde zwangerschap en bevalling, dan haar ziekmelding van 3 maart 2021 die voorafging aan haar WAZO-uitkering. Hiertoe voert zij aan dat de meeste psychische klachten op datum in geding 25 juni 2023 voortvloeien uit haar derde zwangerschap nu deze zeer traumatisch is verlopen. [organisatie] schrijft in de brief van 18 oktober 2023 dat er aanwijzingen zijn voor het bestaan van (DSM—classificaties) een depressieve stressstoornis, gegeneraliseerde angststoornis en PTSS n.a.v. de diverse (ongeplande) zwangerschappen en bevallingen. Ter verbetering van de psychische klachten is een intensief behandeltraject gevolgd in het kader van specialistische GGZ, hoog-intensief programma van tien weken, en drie dagdelen per week met interventies vanuit de CGT, ACT, schematherapie en traumatherapie. Daarbij benoemt eiseres dat uit de vragenlijst die zij heeft ingevuld op 12 maart 2021 geen psychische klachten blijken en de psychische klachten ook niet zijn genoemd bij haar medische voorgeschiedenis. Het UWV is er dan ook ten onrechte vanuit gegaan dat er bij eiseres sprake is van dezelfde ziekteoorzaak bij de ziekmelding van 3 maart 2021 en 6 september 2021*.*De datum in geding is dan ook onjuist vastgesteld, dit moet 7 september 2023 zijn.
7.3. De rechtbank oordeelt dat het UWV de datum in geding juist heeft vastgesteld, omdat er sprake is van een samengestelde wachttijd in verband met de WAZO-uitkering. In zowel de brief van [organisatie] van 25 juli 2023 als de brief van 18 oktober 2023, die een aanpassing is op de brief van 25 juli 2023, wordt aangegeven dat de eerste zwangerschap in 2017 uitlokkend is voor de klachten. Daarbij komt dat uit het verhaal dat eiseres bij de verzekeringsarts heeft verteld (opgenomen onder medische anamnese) blijkt dat eiseres al voor de uitval op 3 maart 2021 bij een psycholoog terecht is gekomen vanwege psychische klachten. De psycholoog constateerde dat zij eiseres niet kon helpen en heeft haar doorverwezen naar [naam]. Eiseres stond daar al meer dan een jaar op de wachtlijst toen zij (opnieuw) zwanger werd. Dit betekent dat de psychische klachten, die worden behandeld door [organisatie], er zowel bij de ziekmelding van 3 maart 2021 als de ziekmelding van 6 september 2021 waren. Dat de psychische klachten zijn verergerd door de zeer traumatisch verlopen derde zwangerschap van eiseres, betekent niet dat zij die klachten niet had ten tijde van haar ziekmelding op 3 maart 2021.
Conclusie en gevolgen
- Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat er voor eiseres niks verandert.
8.1. Omdat het beroep ongegrond wordt verklaard krijgt eiseres geen proceskostenvergoeding. Ook krijgt eiseres het griffierecht niet vergoed.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.P. Broeders, rechter, in aanwezigheid van mr. M.R. Jouvenaar, griffier, op 14 augustus 2025 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan de Centrale Raad van beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.
Bijlage wettelijk kader
In artikel 23, eerste lid, van de WIA is bepaald dat voor de verzekerde een wachttijd van 104 weken voordat hij aanspraak kan maken op een uitkering op grond van deze wet. In het tweede lid is bepaald dat als eerste dag van de wachttijd geldt de eerste werkdag al dan niet in een dienstbetrekking waarop door de verzekerde wegens ziekte niet is gewerkt of het werken tijdens de werktijd is gestaakt. Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld en kunnen dagen waarop niet zou worden gewerkt als werkdag worden aangemerkt. In het derde lid, onder a.2. staat het volgende. Bij het bepalen van de wachttijd worden de volgende perioden in aanmerking genomen perioden waarin recht bestaat op ziekengeld als bedoeld in de Ziektewet en de daarop berustende bepalingen worden in aanmerking genomen en worden samengeteld, indien zij direct voorafgaan aan en aansluiten op een periode waarin uitkering in verband met zwangerschap of bevalling op grond van artikel 3:7, eerste lid, 3:8 of 3:10, eerste lid, van de WAZO wordt genoten, tenzij de ongeschiktheid voorafgaande aan en de ongeschiktheid aansluitende op die periode redelijkerwijs niet geacht kunnen worden voort te vloeien uit dezelfde oorzaak.