Terug naar bibliotheek
Rechtbank Zeeland-West-Brabant

ECLI:NL:RBZWB:2025:5554 - Rechtbank Zeeland-West-Brabant - 22 augustus 2025

Uitspraak

ECLI:NL:RBZWB:2025:555422 augustus 2025

Rechtsgebieden

Genoemde wetsartikelen

Uitspraak inhoud

Zittingsplaats Breda

Bestuursrecht

zaaknummer: BRE 24/3500 WMO

gemachtigde: mr. M.M.G. Jurkiewicz,

en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Tilburg (het college), verweerder.

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres over de hoogte van het haar toegekende persoonsgebonden budget (pgb) voor de maatwerkvoorziening begeleiding individueel op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015).

2. Eiseres voert een aantal beroepsgronden aan. Aan de hand van deze beroepsgronden beoordeelt de rechtbank of het college een juist besluit heeft genomen door het tarief voor informele zorg toe te kennen.

Procesverloop

3. Het college heeft met het besluit van 2 november 2023 (primair besluit) eiseres van 1 oktober 2023 tot en met 31 mei 2024 in aanmerking gebracht voor individuele begeleiding gedurende drie uur per week tegen het informele tarief van € 16,48 per uur.

Met het bestreden besluit van 5 maart 2024 heeft het college het bezwaar van eiseres gedeeltelijk gegrond verklaard en het informele tarief per 1 oktober 2023 vastgesteld op € 23,23 per uur.

3.1. Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.

3.2. Het college heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.

3.3. De rechtbank heeft het beroep op 11 juli 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres bijgestaan door haar partner, de gemachtigde van eiseres en namens het college [naam] .

Beoordeling door de rechtbank

4. Eiseres, geboren op [datum] 1967, is beperkt in haar zelfredzaamheid als gevolg van complexe lichamelijke en psychische beperkingen. Zij heeft het college verzocht om verlenging van de maatwerkvoorziening begeleiding individueel met de huidige [zorgverlener] van [eenmanszaak]. De begeleiding heeft betrekking op het aanbrengen en behouden van structuur in activiteiten, huis en gezin. [zorgverlener] biedt al jarenlang begeleiding aan eiseres tegen het tarief van een professioneel zorgverlener. Op grond van een onderzoek van de toezichthouder Wmo en Jeugdwet in 2021/2022 naar de kwaliteit, rechtmatigheid en doelmatigheid van de zorg die door [zorgverlener] wordt verleend, heeft het college geconcludeerd dat [zorgverlener] niet voldoet aan de gestelde kwaliteitseisen voor het tarief van een professioneel zorgverlener.

5. Standpunt van het college.

Het college stelt zich, kort gezegd, op het standpunt dat [zorgverlener] niet kan worden beschouwd als professionele zorgverlener omdat zij niet voldoet aan de gestelde kwaliteitseisen, waaronder opleidingseisen. Daarom heeft eiseres recht op het pgb-tarief voor een niet professionele zorgverlener.

6. Beroepsgronden.

Eiseres voert aan dat haar zorgverlener als professioneel zorgverlener moet worden aangemerkt met het daarbij behorende tarief. Eiseres wijst erop dat haar zorgverlener dat al 16 jaar is en dat zij niet begrijpt waarom zij ineens niet meer zou voldoen. Eiseres stelt dat het college haar beleidsvrijheid heeft overschreden. De begeleiding betreft structuur behouden en is niet therapeutisch of medisch van aard. De begeleiding is bovendien blijvend noodzakelijk. De eisen die het college stelt zijn volgens eiseres onredelijk. Eiseres wijst er verder op dat de in bijlage 5 opgesomde eisen niet overeenkomen met die in het budgetplan. Ter onderbouwing van haar standpunt heeft eiseres een verklaring van [zorgverlener] van 25 juni 2025 overgelegd waarin deze toelicht waarom zij wel aan de kwaliteitseisen voldoet.

7. Overwegingen.

7.1. Procesbelang.

De rechtbank stelt vast dat het hier gaat om de beoordeling over een afgesloten periode. Uit het beroepschrift volgt dat [zorgverlener] steeds de zorg is blijven verlenen tegen het lagere pgb- tarief, maar dat zij het hogere tarief wenst. Eiseres heeft gelet hierop belang bij een inhoudelijke behandeling van het beroep.

7.2. Hoogte van het pgb.

Niet in geschil is dat eiseres is aangewezen op de maatwerkvoorziening begeleiding individueel en dat zij formele zorg nodig heeft op grond van haar complexe lichamelijke en psychische problematiek.

In geschil is de hoogte van het pgb-tarief dat wordt geboden voor de begeleiding door zorgverlener [zorgverlener]. De vraag is of zij wel of niet kan worden aangemerkt als professioneel zorgverlener.

Het college is bevoegd voor niet professionele zorgverleners een lager tarief vast te stellen mits dit is geregeld in de Verordening[1]. In de artikelen 5.18 en 5.19 en bijlage 5 van de Verordening maatschappelijke ondersteuning 2024 van de gemeente Tilburg (Verordening) heeft het college de voorwaarden en de tarieven nader uitgewerkt. Ter zitting heeft het college toegelicht dat formele zorg kan worden geboden tegen een professioneel en een niet-professioneel tarief.

Om voor het professioneel tarief in aanmerking te komen, moet aan een aantal eisen zijn voldaan die is opgenomen in bijlage 5 van de Verordening. Het college heeft in deze zaak als belangrijkste reden voor het niet toekennen van het professioneel tarief gegeven het feit dat [zorgverlener] niet voldoet aan de gestelde opleidingseisen. Het college heeft dit zodanig ingevuld dat een relevante (beroeps)opleiding nodig is, te weten een agogische opleiding op hbo-niveau.

Dat het college de eis van een agogische opleiding stelt aan het verlenen van professionele zorg, acht de rechtbank niet buitenproportioneel. Het college mag immers eisen stellen aan de geboden zorg. Het uitgangspunt dat een hulpverlener voor toekenning van het professioneel tarief moet beschikken over een passend diploma is daarbij een middel om de kwaliteit en de doeltreffendheid van de met een pgb ingekochte zorg te waarborgen.

De rechtbank is verder van oordeel dat het college, anders dan eiseres stelt, haar beleidsvrijheid niet heeft overschreden door van [zorgverlener] een agogische opleiding te verlangen. De rechtbank wijst erop dat artikel 5.18, derde lid, van de Verordening duidelijk is waar is bepaald dat alleen voor professionele zorgverleners die voldoen aan de eisen zoals opgenomen in bijlage 5 het tarief voor een professionele zorgverlener kan worden toegekend. Zorgverleners die niet voldoen aan deze eisen ontvangen het tarief van de informeel zorgverlener. In de bijlage is onder meer bepaald:

“De medewerkers/zorgverleners beschikken over ervaringen, kwalificaties en/of opleidingen die passend zijn bij de te verrichten activiteiten, complexiteit en aard van de problematiek(en) van de cliënt. Dit kan blijken uit een registratie bij het registerplein voor een van de relevante beroepen, of als voldaan wordt aan de eisen die vanuit dit beroepenregister gesteld worden aan opleiding en gedrag. Dit kan ook blijken uit een diploma van een relevante opleiding die is erkend door het Centraal Register Beroepsopleidingen (Crebo)”.

[zorgverlener] erkent dat zij geen agogische opleiding heeft gevolgd. Zij beschikt over een mavo-diploma en een certificaat van deelname aan de driedaagse training tot professional organiser. Dit betreft naar het oordeel van de rechtbank niet een relevante opleiding passend bij de problematiek van eiseres. De registratie van [zorgverlener] bij het Registerplein is, zoals het college ter zitting heeft toegelicht, niet van het juiste niveau. De door [zorgverlener] gestelde werkervaring met complexe problematiek heeft zij - en daarmee eiseres - naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende onderbouwd. [zorgverlener] onderstreept zelf het zijn van een praktische ondersteuner. Dat zij al 16 jaar naar tevredenheid begeleiding aan eiseres biedt maakt dit niet anders. De brief van [zorgverlener] van 25 juni 2025 wijzigt dit ook niet.

Het college stelt dus terecht dat [zorgverlener] niet voldoet aan de opleidingseisen om voor het professioneel tarief in aanmerking te komen.

De beroepsgrond van eiseres dat zij ineens wordt geconfronteerd met een lager tarief, slaagt niet. In het kader van het onderzoek in 2021/2022 is destijds met eiseres gesproken over de zorgverlening van [zorgverlener]. Met het eerder genomen besluit van 6 januari 2023 is eiseres meegedeeld dat het tarief zou gaan wijzigen. Het college heeft eiseres, nadat zij bezwaar had gemaakt tegen het besluit van 6 januari 2023, tot het einde van de looptijd van haar indicatie tot 1 oktober 2023 het professioneel tarief betaald. Eiseres was ervan op de hoogte dat bij een nieuwe indicatie het tarief zou gaan wijzigen.

De rechtbank volgt evenmin de beroepsgrond dat de kwaliteitseisen die het college in het budgetplan stelt niet overeenkomen met die in de Verordening zijn opgenomen. De opleidingseis staat zowel in het budgetplan als in de Verordening en gaat, anders dan eiseres betoogt, de Verordening dus niet te boven.

Conclusie en gevolgen

8. Het beroep is ongegrond.

8.1. Omdat het beroep ongegrond wordt verklaard, krijgt eiseres geen proceskostenvergoeding. Ook krijgt eiseres het griffierecht niet vergoed.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Snoeks, rechter, in aanwezigheid van mr. T.B. Both-Attema, griffier, op 22 augustus 2025 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.

Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.

Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving

Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015)

Op grond van artikel 2.1.3, tweede lid, aanhef en onder b, van de Wmo 2015 wordt in de verordening in ieder geval bepaald op welke wijze de hoogte van een persoonsgebonden budget wordt vastgesteld waarbij geldt dat de hoogte van het persoonsgebonden budget toereikend moet zijn.

Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Tilburg 2024 (Verordening)

Artikel 5:17, achtste lid, van de Verordening: Er kan alleen een persoonsgebonden budget worden toegekend voor begeleiding indien de zorgaanbieder voldoet aan de kwaliteitseisen zoals opgenomen in het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Tilburg . Voldoet de beoogd zorgaanbieder niet aan de kwaliteitseisen dan wordt het persoonsgebonden budget niet verstrekt. De cliënt kan dan kiezen voor een andere pgb aanbieder of voor zorg in natura.

Artikel 5.18 van de Verordening:

1. Om goede kwaliteit van zorgverlening te kunnen waarborgen stellen we eisen aan de kwaliteit van zorg(aanbieders).

2. Voor álle zorgverleners gelden de eisen zoals opgenomen in bijlage 4. Alleen indien aan deze eisen wordt voldaan kan zorg worden ingekocht bij de betreffende aanbieder/zorgverlener.

3. Alleen voor professionele zorgverleners die voldoen aan de eisen zoals opgenomen in bijlage 5 kan het tarief voor een professionele zorgverlener worden toegekend. Zorgverleners die niet voldoen aan deze eisen ontvangen het tarief van de informeel zorgverlener.

4. Het college kan nadere regels stellen.

Artikel 5.19 van de Verordening:

1. per uur indien geleverd door een professionele zorgverlener.

2. € 23,23 per uur indien geleverd door een informeel zorgverlener (per 1 maart 2024 € 23,82 per uur per 1 oktober 2024 € 24,42 per uur).

Bijlage 5 van de Verordening: Deze bijlage behoort bij artikel 5.18 lid 3 van deze verordening en heeft betrekking op professionele zorgverleners voor het verlenen van zorg voor Begeleiding, dagbesteding, logeeropvang of Beschermd Wonen.

Naast de eisen zoals opgenomen in bijlage 4 moet een professionele zorgverlener ook aan de onderstaande eisen voldoen om in aanmerking te komen voor het tarief van de professionele zorgverlener.

(……) De medewerkers/zorgverleners beschikken over ervaringen, kwalificaties en/of opleidingen die passend zijn bij de te verrichten activiteiten, complexiteit en aard van de problematiek(en) van de cliënt. Dit kan blijken uit een registratie bij het registerplein voor een van de relevante beroepen, of als voldaan wordt aan de eisen die vanuit dit beroepenregister gesteld worden aan opleiding en gedrag. Dit kan ook blijken uit een diploma van een relevante opleiding die is erkend door het Centraal Register Beroepsopleidingen (Crebo). (……)

Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Tilburg 2024 (Besluit)

Artikel 10.3 van het Besluit:

CRvB 4 augustus 2021, ECLI:NL:CRVB:2021:1999


Voetnoten

CRvB 4 augustus 2021, ECLI:NL:CRVB:2021:1999