Terug naar bibliotheek
Rechtbank Zeeland-West-Brabant

ECLI:NL:RBZWB:2025:5515 - Rechtbank Zeeland-West-Brabant - 23 juli 2025

Uitspraak

ECLI:NL:RBZWB:2025:551523 juli 2025

Rechtsgebieden

Uitspraak inhoud

vonnis

Cluster II Handelszaken

Breda

zaaknummer / rolnummer: C/02/425058 / HA ZA 24-415

Vonnis van 23 juli 2025

in de zaak van

[eiser], wonende te [plaats], eiser, hierna te noemen: [eiser] advocaat mr. E. van der Kolk,

tegen

[gedaagde], wonende te [plaats], gedaagde, hierna te noemen: [gedaagde], advocaat mr. N.A.J. van Heel.

1 De procedure

1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:

1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.

2 De verdere beoordeling

2.1. In haar tussenvonnis van 14 mei heeft de rechtbank, kort gezegd, geoordeeld dat [gedaagde] [eiser] een perceel grond heeft geleverd dat niet aan de gemaakte afspraken voldeed. Er is daarom sprake van een tekortkoming in de nakoming van de overeenkomst. Omdat het de rechtbank nog niet helder is hoe ver de tekortkoming reikt en wat de omvang van de schade is, is overwogen dat de rechtbank voornemens is een deskundige te benoemen. De zaak is naar de rol verwezen, zodat partijen zich bij akte konden uitlaten over de te stellen vragen en de te benoemen deskundige.

2.2. [gedaagde] heeft zich in haar akte niet alleen hierover uitgelaten, maar de rechtbank tevens verzocht af te wijken van het bepaalde in artikel 337 Rv en toe te staan dat zij tussentijds hoger beroep in mag stellen tegen het tussenvonnis. De eerste vier pagina’s van haar akte zien op dit verzoek.

2.3. [eiser] heeft bezwaar gemaakt tegen de inhoud en omvang van de akte, die volgens hem te lang is geworden en naar de inhoud een verkapt appèl lijkt te betreffen. Hoewel [eiser] gelijk heeft dat de akte hierdoor een grotere omvang heeft gekregen, acht de rechtbank het niet zinvol de akte (of een deel hiervan) om deze reden te weigeren. [gedaagde] kan (en zal naar verwachting) dan immers de pagina’s die zien op dit verzoek bij aparte akte indienen. Een verzoek tot het openstellen van hoger beroep kan immers nog steeds worden gedaan en behoeft een nadere toelichting. Nu [eiser] heeft kunnen reageren op het verzoek en dit ook heeft gedaan, zal de rechtbank hierop beslissen.

2.4. Voorop wordt gesteld dat de rechtbank blijft bij hetgeen zij heeft overwogen en beslist. Niet wordt ingezien dat sprake is van een feitelijke of juridische misslag. Hierbij wordt ter volledigheid nog opgemerkt dat de rechtbank, anders dan [gedaagde] schrijft onder de punten 1 en 2 van haar akte, wel heeft aangenomen dat sprake is van een ernstige bodemverontreiniging ter plaatse van in ieder geval één boorpunt (boring 201).

2.5. Om proceseconomische redenen wordt aanleiding gezien tot het openstellen van tussentijds hoger beroep zoals door [gedaagde] verzocht. Hoewel dit zal leiden tot een vertraging van de procedure, weegt in dit geval zwaarder dat in het tussenvonnis verregaande beslissingen zijn genomen die zijn weerslag hebben op het vervolg van de procedure. De rechtbank is immers voornemens een naar verwachting omvangrijk, tijdrovend en kostbaar deskundigenonderzoek te gelasten, terwijl het mogelijk is dat door het gerechtshof ’s-Hertogenbosch later zal worden geoordeeld dat dit onderzoek niet doelmatig was of dat de door de rechtbank gekozen uitgangspunten niet (helemaal) juist zijn. Hierdoor bestaat het risico op onnodige kosten voor één van beide partijen. Gelet hierop heeft het om redenen van proceseconomische aard de voorkeur om eerst [gedaagde] in de gelegenheid te stellen het oordeel van de rechtbank in hoger beroep aan het gerechtshof voor te leggen.

2.6. Indien en zodra [gedaagde] gebruik maakt van de bevoegdheid tussentijds hoger beroep tegen het tussenvonnis van 14 maart 2025 in te stellen, zal de zaak worden geschorst en naar de parkeerrol wordt verwezen totdat de uitspraak van het gerechtshof onherroepelijk is geworden. In afwachting hiervan zal iedere beslissing worden aangehouden tot het eindigen van de termijn waarbinnen hoger beroep moet worden ingesteld (drie maanden na dit vonnis), om te voorkomen dat nodeloos een deskundige wordt aangezocht.

3 De beslissing

De rechtbank

3.1. bepaalt dat tegen het tussenvonnis van 14 mei 2025 hoger beroep kan worden ingesteld,

3.2. verwijst de zaak naar de rol van 29 oktober 2025 voor tussenvonnis,

3.3. houdt iedere verdere beslissing aan.

Dit vonnis is gewezen door mr. Vermariën en in het openbaar uitgesproken op 23 juli 2025.