ECLI:NL:RBZWB:2025:5348 - Rechtbank Zeeland-West-Brabant - 11 augustus 2025
Uitspraak
Rechtsgebieden
Genoemde wetsartikelen
Uitspraak inhoud
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 24/8295 PW
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 5 augustus 2025 in de zaak tussen
[eiser] , uit [plaats] , eiser
(gemachtigde: mr. O.C. Bozbiyik),
en
het dagelijks bestuur van gemeenschappelijke regeling Samenwerking de Bevelanden (de Bevelanden), verweerder,(gemachtigde: mr. A.G. van Binnendijk).
Inleiding
1. Deze uitspraak gaat over het besluit van de Bevelanden om gelden te verrekenen met de bijstandsuitkering van eiser over de maand augustus 2024.
1.1. Met het bestreden besluit van 21 november 2024 op het bezwaar van eiser is de Bevelanden bij dat besluit gebleven. Eiser is daartegen in beroep gegaan.
1.2. De rechtbank heeft het beroep op 5 augustus 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de kantoorgenoot van de gemachtigde van eiser, mr. N. Talhaoui, en de gemachtigde van de Bevelanden.
1.3. Na afloop van zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.
Beoordeling door de rechtbank
2. De rechtbank komt tot het oordeel dat het beroep ongegrond is. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
3. Vaststaat dat eiser naast zijn bijstandsuitkering een vergoeding van [B.V.] heeft ontvangen van ruim € 400,- en dat dit ziet op week 14, 15 en 24 van het jaar 2024. In geschil is of de Bevelanden deze gelden mocht verrekenen met de bijstandsuitkering van eiser over de maand augustus 2024.
3.1. Eiser stelt primair dat de ontvangen gelden een stagevergoeding of onkostenvergoeding betreffen.
3.2. Als sprake zou zijn van een stagevergoeding, dan moet dit volgens vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep
3.3. Dat het om een onkostenvergoeding zou gaan, heeft eiser niet aannemelijk gemaakt. In de betaalspecificaties staat vermeld dat sprake is van een contract voor bepaalde tijd als oproepkracht vanaf 2 april 2024. De betaalspecificaties vermelden ook een aantal gewerkte uren en het loon/salaris. Deze informatie duidt niet op een zuivere onkostenvergoeding. Dit volgt ook niet uit de beroepspraktijkvormingsovereenkomst die ziet op een eerdere periode, namelijk van 15 september 2023 tot 15 december 2023, en waarin niets staat vermeld over een vergoeding. Nu niet gebleken is van een zuivere onkostenvergoeding, zijn de gelden terecht als middel aangemerkt.
3.4. Subsidiair stelt eiser dat de inkomsten op grond van artikel 31, tweede lid, aanhef en onder n, van de PW deels vrijgelaten hadden moeten worden. Als ervan moet worden uitgegaan dat de ontvangen gelden zien op inkomsten uit arbeid, dan is de rechtbank van oordeel dat eiser niet kan worden gevolgd in zijn stelling dat vrijlating van een deel van de inkomsten plaats moet vinden op grond van artikel 31, tweede lid, aanhef en onder n, van de PW. De Bevelanden heeft ter zitting uitgelegd dat het de werkwijze hanteert dat geen vrijlating van inkomsten wordt toegestaan, wanneer de inkomsten niet tijdig zijn doorgegeven. Deze werkwijze is geaccepteerd in de rechtspraak van de CRvB.
3.5. De inkomsten konden dus volledig door de Bevelanden in aanmerking worden genomen voor eisers recht op bijstand. De gelden zijn in de voorafgaande zes maanden ontvangen, waardoor de Bevelanden op grond van artikel 58, vierde lid, van de PW bevoegd was tot verrekening met de bijstandsuitkering over de maand augustus 2024. Voor de bevoegdheid tot verrekening op grond van dit artikel, hoeft – anders dan eiser stelt – geen terugvorderingsbesluit genomen te worden.
Conclusie en gevolgen
4. Dit betekent dat het beroep ongegrond is. Eiser krijgt geen vergoeding van de proceskosten en het griffierecht.
5. Partijen zijn gewezen op de mogelijkheid om tegen de mondelinge uitspraak in hoger beroep te gaan op de hieronder omschreven wijze.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 5 augustus 2025 door mr. J.E.C. Vriends, rechter, in aanwezigheid van S.E. van Noort, griffier. Het proces-verbaal van de mondelinge uitspraak wordt geanonimiseerd gepubliceerd op www.rechtspraak.nl
Een afschrift van dit proces-verbaal is verzonden aan partijen op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop dit proces-verbaal is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.
ECLI:NL:CRVB:2013:CA3580
ECLI:NL:CRVB:2021:2841
ECLI:NL:CRVB:2020:1803
ECLI:NL:CRVB:2025:212