Terug naar bibliotheek
Rechtbank Zeeland-West-Brabant

ECLI:NL:RBZWB:2025:5313 - Rechtbank Zeeland-West-Brabant - 3 juli 2025

Uitspraak

ECLI:NL:RBZWB:2025:53133 juli 2025

Rechtsgebieden

Uitspraak inhoud

Team strafrecht

Locatie Breda

parketnummer: 96-057058-25 rk.nummer: 25-005238

Beslissing op het klaagschrift ex artikel 552a Sv van:

[klager] wonende te [adres]

1 De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit de volgende stukken:

Op 17 juni 2025 heeft het onderzoek door de raadkamer plaatsgevonden. Hierbij zijn de officier van justitie en klager gehoord.

Klager voert aan dat er op 10 februari 2025 onder hem een auto (Mazda 3) in beslag is genomen. Klager was bezig de betreffende auto in te voeren en is de rechtmatige eigenaar van de auto. De auto stond echter niet op naam en had geen geldige kentekenplaten. Klager is bereid de nodige acties te ondernemen om de auto op zijn naam te krijgen en verzoekt de rechtbank dan ook zij klaagschrift gegrond te verklaren onder teruggave van de auto.

De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat er proces-verbaal tegen klager is opgemaakt wegens het rijden zonder geldig kenteken en het besturen van een voertuig waarop een vals kenteken is aangebracht. Het betreffende kenteken behoort op een geheel andere auto waar klager ook niet de tenaamgestelde van is. Klager heeft geen gebruik gemaakt van de 14 dagen termijn waarbinnen de auto (alsnog) geregistreerd kan worden. Er is sprake van een spookvoertuig. Hoewel klager als rechthebbende van de auto wordt gezien lijkt klager, in zijn verklaring en opmerkingen uit het klaagschrift, er bewust voor te hebben gekozen op deze manier gebruik te maken van de auto. Het is dan ook niet hoogst onwaarschijnlijk dat de strafrechter, later oordelend, de verbeurdverklaring van de auto zal bevelen.

2 De beoordeling

De raadkamer van de rechtbank is bevoegd tot afdoening van het klaagschrift.

Het klaagschrift is tijdig ingediend en klager is ontvankelijk in zijn beklag.

Bij de beoordeling stelt de rechtbank voorop dat het onderzoek in raadkamer een summier karakter heeft. Dat betekent dat van de rechter niet kan worden gevraagd ten gronde in de mogelijke uitkomst van een nog te voeren hoofdzaak of ontnemingsprocedure te treden.

De rechtbank overweegt over het klaagschrift tegen het strafvorderlijk beslag dat is gelegd op grond van artikel 94 Sv als volgt.

Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad, moet de rechter, bij een op grond van artikel 94 Sv gelegd beslag:

a. beoordelen of het belang van strafvordering het voortduren van het beslag vordert, en zo nee,

b. de teruggave van het inbeslaggenomen voorwerp gelasten aan de beslagene, tenzij een ander redelijkerwijs als rechthebbende vandat voorwerp moet worden beschouwd.

In dit laatste geval moet het klaagschrift van de beslagene ongegrond worden verklaard.

Het beslag op de voorwerpen blijft gehandhaafd als er een strafvorderlijk belang is op grond van artikel 94 Sv. Dat is het geval wanneer:

  • de desbetreffende voorwerpen kunnen dienen om de waarheid aan de dag te brengen of om wederrechtelijk verkregen voordeel aan te tonen en/of

  • het niet hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter, later oordelend, de verbeurdverklaring van het voorwerp zal bevelen en/of

  • het niet hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter, later oordelend, de onttrekking aan het verkeer van het voorwerp zal bevelen.

De rechtbank maakt uit de voor haar beschikbare raadkamerstukken en het verhandelde in raadkamer op dat klager op 10 februari 2025 te Ulvenhout staande wordt gehouden nadat er wordt geconstateerd dat de kentekenplaten zoals die op de personenauto zitten (een Mazda 3) toebehoren aan een andere personenauto (Ford Focus). Vervolgens blijkt dat er geen enkele tenaamstelling voor de auto is. Er is aldus sprake van een spookvoertuig. Klager is de eigenaar van de auto en weet dit te onderbouwen middels meerdere bescheiden. Vervolgens geeft klager zowel in zijn klaagschrift als in raadkamer een verklaring waarin hij zegt willens en wetens de kentekenplaten op de betreffende auto te hebben gezet omdat hij, op dat moment, geen andere optie zag. Voorts is de auto niet op naam gesteld waarbij de rechtbank constateert dat, ondanks dat klager hiervoor de wettelijke gestelde termijn van 14 dagen heeft gekregen, alsnog heeft nagelaten. Het is de rechtbank onduidelijk gebleven waarom klager deze keuze heeft gemaakt.

Het is een feit van algemene bekendheid dat spookvoertuigen geen plek hebben in het maatschappelijk verkeer en dat zij dit ernstig ontwrichten nu een spookvoertuig diegene die daarvan gebruikmaakt verhuld. Klager zal hiervoor vervolgd gaan worden. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen is de rechtbank van oordeel dat het niet hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter, later oordelend, de verbeurdverklaring van de personenauto zal bevelen. Hetgeen door klager in raadkamer naar voren is gebracht maakt dit niet anders.

De rechtbank zal het klaagschrift dan ook ongegrond verklaren.

3 De beslissing

De rechtbank verklaart het klaagschrift ongegrond.

Deze beslissing is op 3 juli 2025 genomen door mr. R.H.M. Pooyé rechter, in tegenwoordigheid van J. van ‘t Westende, griffier, en is uitgesproken op de openbare zitting van 3 juli 2025.

INFORMATIE RECHTSMIDDEL Tegen deze beslissing kan door het Openbaar Ministerie binnen veertien dagen na dagtekening van deze beslissing en door de klager binnen veertien dagen na de betekening van deze beslissing beroep in cassatieworden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden te 's-Gravenhage (artikel 552d lid 2 Wetboek van Strafvordering).