ECLI:NL:RBZWB:2025:5264 - Rechtbank Zeeland-West-Brabant - 1 augustus 2025
Uitspraak
Rechtsgebieden
Uitspraak inhoud
Familie- en Jeugdrecht
Locatie Breda
Zaaknummer: C/02/438265 / FA RK 25-3905 Datum uitspraak: 1 augustus 2025
Beschikking zorgmachtiging
op het verzoek van de officier van justitie tot het verlenen van een zorgmachtiging als bedoeld in de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz) voor:
[betrokkene], geboren op [geboortedag] 1964 in [geboorteplaats] , hierna te noemen: betrokkene, wonend in [plaats] , advocaat: mr. H.M.Th. de Pont te Tilburg.
1 Het verloop van de procedure
1.1. De rechtbank neemt de volgende stukken mee in haar beoordeling:
1.2. Bij de mondelinge behandeling van 31 juli 2025 deed betrokkene, hoewel correct opgeroepen, na herhaaldelijk aanbellen en aankloppen zijn voordeur niet open. Daarop is de zaak aanhouden.
1.3. Op 1 augustus 2025 heeft de rechtbank de mondelinge behandeling voortgezet. Daarbij zijn gehoord:
1.4. De rechtbank constateert dat betrokkene na aanbellen opnieuw zijn voordeur niet opent, terwijl de rechtbank betrokkene correct heeft opgeroepen; een oproepbrief is op 31 juli 2025 in de brievenbus van betrokkene gedeponeerd.
1.5. Gelet op het spoedeisende karakter van het verzoek en nu het niet de verwachting is dat betrokkene bij een nieuwe oproeping wel zijn voordeur opent, dan wel bij de rechtbank zal verschijnen én hij door de rechtbank gehoord wil worden, besluit de rechtbank om de mondelinge behandeling voort te zetten bij afwezigheid van betrokkene. De advocaat van betrokkene maakt hiertegen geen bezwaar.
2 Het verzoek
2.1. De officier van justitie verzoekt de rechtbank een zorgmachtiging naar aanleiding van een zelfbindingsverklaring voor de duur van zes maanden te verlenen.
3 De standpunten
3.1. De casemanagers hebben geen aanvulling op het verzoek.
3.2. De advocaat verklaart geen contact te hebben gehad met betrokkene, waardoor hij geen juridisch standpunt namens betrokkene kan innemen. De advocaat constateert dat door de rechtbank twee keer tevergeefs is geprobeerd om betrokkene te horen. Dit maakt dat de advocaat zich niet zal verzetten tegen een behandeling van het verzoek. De advocaat wijst er op dat wanneer het verzoek wordt toegewezen, moet worden aangesloten bij de inhoud van de zelfbindingsverklaring en dat betekent dat een opname niet langer kan duren dan twee maanden, zoals in de zelfbindingsverklaring is vermeld.
4 De beoordeling
4.1. De rechtbank verleent de gevraagde machtiging voor de duur van zes maanden. Zij legt hierna uit waarom zij deze beslissing neemt.
4.2. Op grond van de overlegde stukken is gebleken dat betrokkene lijdt aan een psychische stoornis, in de vorm van schizofreniespectrum- en andere psychotische stoornissen. De rechtbank heeft geen reden om aan de medische verklaring te twijfelen. Zij betrekt daarin ook dat betrokkene bekend is met recidiverende psychoses en hij langdurig bij GGZ in zorg is, ook met zorgmachtigingen.
4.3. Hoewel de onafhankelijk psychiater betrokkene in het kader van het opstellen van de medische verklaring niet persoonlijk heeft gezien, is de rechtbank van oordeel dat de psychiater al het mogelijke heeft gedaan om met betrokkene in contact te komen. Er zijn twee bezoeken aangekondigd en eenmaal is betrokkene onaangekondigd bezocht. Op die momenten doet betrokkene na veelvuldig aanbellen en aankloppen zijn voordeur niet open.
4.4. Betrokkene heeft samen met zijn zorgverantwoordelijke en de geneesheer-directeur een zelfbindingsverklaring opgesteld op grond van artikel 4:1 Wvggz. Op het moment dat ernstig nadeel dreigt en er geen mogelijkheden voor passende zorg op vrijwillige basis zijn, dient er een verzoek voor een zorgmachtiging bij de rechtbank te worden ingediend, waarna de rechtbank op grond van artikel 6:2 lid 1 onder d Wvggz binnen drie werkdagen beslist op het verzoek.
4.5. De rechtbank oordeelt dat de zelfbindingsverklaring voldoet aan de vereisten. De verklaring is mede door betrokkene zelf ondertekend en is geldig tot 15 juli 2026. Uit de wilsbekwaamheidsverklaring van psychiater [naam 3] van 31 juli 2024 volgt dat betrokkene destijds in staat was tot een redelijke waardering van zijn belangen inzake deze zelfbindingsverklaring. De rechtbank dient vervolgens te beoordelen of er sprake is van de omstandigheden die in de zelfbindingsverklaring staan, in welk geval betrokkene wil dat er zo nodig verplichte zorg wordt verleend.
4.6. In de zelfbindingsverklaring worden, samengevat, de volgende omstandigheden genoemd op grond waarvan betrokkene wil dat er zo nodig verplichte zorg wordt verleend om ernstig nadeel te voorkomen. Betrokkene heeft inmiddels de ervaring opgedaan dat hij in de war raakt en niet meer kan functioneren wanneer hij psychotisch wordt. Hij denkt dan dat rechtvaardige, christelijke mensen uit de weg geruimd moeten worden. Ook durft betrokkene dan niet meer de straat op en loopt hij op alle gebieden vast. Betrokkene vertrouwt op dat moment niemand meer, ook hulpverlening niet. Met familie wil betrokkene dan geen contact meer. Medicatie wordt gestopt en betrokkene neemt geen deel aan sociale activiteiten. Betrokkene vereenzaamt dan en zorgt niet meer goed voor zichzelf en zijn woonomgeving. Betrokkene wenst dat GGZ dan toezicht houdt op medicatiegebruik, contact oplegt en indien thuis blijven wonen niet meer haalbaar is, klinische opname moet plaatsvinden.
4.7. Uit de overgelegde stukken blijkt naar het oordeel van de rechtbank dat er sprake is van omstandigheden zoals die genoemd worden in de zelfbindingsverklaring, waarbij betrokkene wenst dat hem verplichte zorg wordt verleend.
4.8. Het gedrag van betrokkene als gevolg van zijn psychische stoornis leidt, volgens de medische verklaring, tot ernstig nadeel, gelegen in het bestaan van of het aanzienlijk risico op:
- ernstig lichamelijk letsel;
Daarbij overweegt de rechtbank dat gebleken is dat vanuit buren berichten binnenkomen van overlastgevend gedrag door betrokkene, hij overmatig alcohol gebruikt en het FACT-team geen zicht meer heeft op het medicatiegebruik van betrokkene. De contacten die er met betrokkene zijn geweest, wijzen op zelfverwaarlozing van betrokkene. De familie van betrokkene maakt zich ernstig zorgen. Betrokkene toont sinds juli 2025 in toenemende mate zorgmijdend gedrag en inmiddels is hij volledig uit contact met het FACT-team.
4.9. Voorkomen moet worden dat betrokkene verder stagneert en dat er meer ernstig nadeel ontstaat, mede vanwege het aanzienlijke risico op psychische schade bij verdere psychotische ontregeling. Gelet op artikel 4:1 lid 2 sub a Wvggz wordt immers in de zelfbindingsverklaring beschreven onder welke omstandigheden verplichte zorg aan betrokkene moet worden verleend om ernstig nadeel te voorkomen
4.10. Om het ernstig nadeel af te wenden of de geestelijke gezondheid van betrokkene te stabiliseren of te herstellen heeft betrokkene zorg nodig.
4.11. Er zijn geen mogelijkheden voor passende zorg op vrijwillige basis. Uit de overgelegde stukken volgt dat betrokkene onvoldoende bereid is om (vrijwillig) mee te werken aan de benodigde behandeling. Betrokkene is volledig uit contact en mijdt alle zorg. Daarom is verplichte zorg nodig.
4.12. De in het verzoekschrift opgenomen vormen van verplichte zorg zijn gebaseerd op de zelfbindingsverklaring, de medische verklaring, het zorgplan, en de bevindingen van de geneesheer-directeur. Deze vormen van verplichte zorg zijn door de rechtbank tijdens de mondelinge behandeling besproken. Gelet op het voorgaande acht de rechtbank de volgende vormen van verplichte zorg noodzakelijk om het ernstig nadeel af te wenden:
-
het toedienen van medicatie;
-
het verrichten van medische controles;
-
het beperken van de bewegingsvrijheid – in het geval van opname;
-
aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder het gebruik van communicatiemiddelen – hieronder dient te worden verstaan dat betrokkene contact moet blijven onderhouden met zijn ambulant behandelteam;
-
opnemen in een accommodatie – op het moment dat ambulante zorg onvoldoende is, voor de duur van twee maanden.
4.13. De officier verzoekt de verplichte vorm van zorg ‘opnemen in een accommodatie’ op te nemen in de zorgmachtiging voor de duur van zes maanden. Uit de zelfbindingsverklaring blijkt echter expliciet dat betrokkene met deze vorm van zorg instemt, voor de maximale duur van twee maanden. De rechtbank sluit hier dan ook bij aan.
4.14. Er zijn geen minder bezwarende alternatieven die hetzelfde beoogde effect hebben.
4.15. De vormen van verplichte zorg die de rechtbank toewijst, zijn evenredig en naar verwachting effectief. Bij het bepalen van de juiste vormen van zorg is rekening gehouden met de voorwaarden die noodzakelijk zijn om deelname van betrokkene aan het maatschappelijk leven te bevorderen en om te zorgen voor de veiligheid van betrokkene en zijn omgeving.
4.16. Gelet op het voorgaande is voldaan aan de criteria voor en doelen van verplichte zorg als bedoeld in de Wvggz. In de zelfbindingsverklaring is opgenomen dat het verlenen van verplichte zorg net zolang mag duren als de geestelijke gezondheid van betrokkene weer stabiel of hersteld is en het ernstig nadeel is afgewend. De rechtbank acht in dit licht een zorgmachtiging voor de duur van zes maanden passend, waarbij – zoals is overwogen in rechtsoverweging 4.13, de duur van de opname wordt beperkt tot maximaal twee maanden.
4.17. Per abuis heeft de rechtbank tijdens de mondelinge behandeling ook ‘het verrichten van andere medische handelingen en therapeutische maatregelen’ uitgesproken. Dit is echter een vorm van zorg die niet is opgenomen in de zelfbindingsverklaring en wordt om die reden ook niet toegewezen. Volledigheidshalve merkt de rechtbank op dat deze beschikking leidend is.
5 De beslissing
De rechtbank:
5.1. verleent een zorgmachtiging voor**[betrokkene]**, geboren op [geboortedag] 1964 in [geboorteplaats] , inhoudende dat bij wijze van verplichte zorg de volgende maatregelen kunnen worden getroffen:
5.2. bepaalt dat de verplichte zorg onder sub C en E mag worden toegepast voor de duur van maximaal twee maanden;
5.3. bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met 1 februari 2026;
5.4. wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 1 augustus 2025 door mr. Phillips, rechter, in aanwezigheid van mr. Vos, griffier, en op schrift gesteld op 8 augustus 2025.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.