ECLI:NL:RBZWB:2025:5256 - Rechtbank Zeeland-West-Brabant - 21 juli 2025
Uitspraak
Rechtsgebieden
Uitspraak inhoud
Familie- en Jeugdrecht
Locatie Breda
Zaaknummer: C/02/437459 / FA RK 25-3536 Datum uitspraak: 21 juli 2025
Beschikking zorgmachtiging
op het verzoek van de officier van justitie voor
[betrokkene], geboren op [geboortedag] 1986 in [geboorteplaats] ( [land] ), hierna te noemen betrokkene, wonend in [plaats 1] , advocaat mr. J.I. Echteld te Gouda.
1 Het verloop van de procedure
1.1. De rechtbank neemt de volgende stukken mee in de beoordeling:
- het verzoekschrift met bijlagen, binnengekomen bij de rechtbank op 3 juli 2025.
1.2. De zitting met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 21 juli 2025. Daarbij zijn gehoord:
1.3. Daarnaast was aanwezig, [naam 4] , de begeleider, maar hij is niet gehoord.
2 Het verzoek
2.1. De officier van justitie verzoekt de rechtbank een zorgmachtiging te verlenen voor de duur van zes maanden.
3 De standpunten
3.1. De officier van justitie merkt op dat er een rechtelijke machtiging voor betrokkene is verleend tot en met 2 juli 2026. Betrokkene verblijft op dit moment in een accommodatie op basis van de Wet zorg en dwang psychogeriatrische en verstandelijk gehandicapte cliënten (hierna: Wzd). Er wordt al een hele tijd gezocht naar een plek die passend is bij haar zorgbehoefte. De geneesheer-directeur heeft aangegeven dat het klinisch wonen bij [accommodatie] [plaats 2] , een passende plek voor haar is. Er is sprake van multi-problematiek bij betrokkene. Uit de overgelegde stukken blijkt in eerste instantie niet helder welke problematiek voorliggend is. De geneesheer-directeur gaf aan dat de medische verklaring op dit punt ongelukkig is geformuleerd. Om deze redenen is ook de officier van justitie uitgenodigd voor de zitting. Uit de toelichting blijkt dat de negatieve symptomen van de psychische stoornis (bradyfrenie en affectarmoede) op de voorgrond staan en daarna de licht verstandelijke beperking. De positieve symptomen van de psychische stoornis zijn echter wel in remissie. Bovendien is de ‘schizofreniespectrum- en andere psychotische stoornissen’ aangekruist als de belangrijkste diagnose. Dit is voldoende om te concluderen dat de psychische stoornis thans voorliggend is en dat Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (hierna Wvggz) van toepassing is. Indien de rechtbank dit niet volgt, wordt er verwezen naar jurisprudentie van de Hoge Raad om aan te sluiten bij de actuele zorgbehoefte van betrokkene. De zorgbehoefte is duidelijk: betrokkene is gebaat bij een verblijf in een GGz-instelling. Bovendien zijn alle betrokkenen het met elkaar hierover eens. Er wordt beoogd dat betrokkene voor lange termijn hier zal verblijven. Betrokkene kan hiermee instemmen, maar zij verzet zich tegen het toedienen van de medicatie.
De geneesheer-directeur heeft toegelicht dat de GGz niet is gecertificeerd om gedwongen medicatie toe te dienen op grond van de rechterlijke machtiging (Wzd). Om die reden is een zorgmachtiging nodig. Indien een zorgmachtiging wordt verleend zou dat betekenen dat, op grond van artikel 1:1 lid 3 Wvggz, de rechterlijke machtiging wordt geschorst. Een complicerende factor is dat dit alleen mogelijk is wanneer ook ‘opname in een accommodatie’ als vorm van verplichte zorg wordt opgenomen in de zorgmachtiging. In het verzoekschrift is er nu alleen verzocht om het toedienen van medicatie als vorm van verplichte zorg. Om die reden wordt verzocht om ook het ‘opnemen in een accommodatie’, ‘beperken van de bewegingsvrijheid’ alsmede het ‘aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die het gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten’, in de zorgmachtiging op te nemen.
De officier van justitie merkt daarbij op dat de zorgvormen alleen op grond van artikel 8:9 Wvggz worden ingezet, welke beslissingen niet lichtvaardig worden genomen. Verder merkt de officier van justitie op dat de zorgmachtiging is verzocht voor de duur van zes maanden. Indien een zorgmachtiging wordt verleend, heeft dat als gevolg dat bij het einde van de zorgmachtiging de rechterlijke machtiging van rechtswege herleeft. Er zal in dat geval op moeten worden toegezien dat er tijdig een opvolgende zorgmachtiging wordt aangevraagd.
3.2. De gedragswetenschapper verklaart dat het een zoektocht is geweest om te bekijken wat het beste bij betrokkene aansluit. De verstandelijke handicap staat niet op de voorgrond. Vanuit de verstandelijke handicap is gekeken welke zorg er kon worden geboden, maar gezien werd dat de geboden zorg onvoldoende aansluit. De conclusie is dat het Wvggz-kader voorliggend is. Hoewel de psychose in remissie is en het beter gaat met betrokkene, blijft het toestandsbeeld fragiel.
3.3. De verpleegkundig-specialist verklaart dat er psychotische belevingen worden waargenomen bij betrokkene. De psychose kan haar cognitie onderdrukken. Het is mogelijk dat wanneer de psychose verder afneemt, zij cognitief beter gaat functioneren. De reden voor de aanvraag van de zorgmachtiging is gelegen in de verhuizing. De locatie bij de GGz wordt geschikt geacht. Er worden hier mogelijkheden en perspectief gezien voor betrokkene. De medicatie inname wordt hierbij als voorwaarde gesteld. Gelet op de transitie bestaat namelijk het risico op decompensatie. Er is een appartement vrijgekomen op het terrein, zodat betrokkene op korte termijn kan verhuizen wanneer er een zorgmachtiging wordt verleend.
3.4. Betrokkene geeft aan dat de [woon-werkboerderij] wordt gesloten, zodat zij daar niet kan blijven. Het gaat prima met haar. Zij heeft een relatie en gebruikt geen drugs meer. Betrokkene erkent dat het in het verleden vaak fout is gegaan en dat zij met verkeerde mensen is omgegaan. Zij heeft dat leven van haar afgeschut. Op dit moment krijgt zij medicatie toegediend, maar zij wil dat - ondanks dat zij geen bijwerkingen ervaart van de huidige medicatie - liever niet. Zij wil laten zien dat zij ook zonder de medicatie goed kan functioneren. Om die reden wil zij afbouwen met de medicatie.
3.5. De advocaat merkt op dat de aanvullende vormen van verplichte zorg een administratieve oplossing is om betrokkene op een plek te laten verblijven waar de juiste zorg en continuïteit wordt geboden. De advocaat verzet zich hiertegen. De advocaat brengt naar voren dat de verstandelijke beperking een diagnose is van lang geleden. Zij kent betrokkene uit de periode dat de psychische stoornis op de voorgrond stond. Er is destijds gekeken naar welke problematiek op de voorgrond stond. De onafhankelijke psychiater heeft in de medische verklaring opgenomen dat de licht verstandelijke beperking op voorgrond staat. Het is een juridisch dilemma. Betrokkene wil enerzijds graag wonen op het terrein van de GGz, zodat zij zich niet verzet tegen de zorgmachtiging. Een verplichte opname in een gesloten accommodatie is echter niet voorzienbaar. Dit kan niet worden opgenomen in de zorgmachtiging, zodat het administratief goed is geregeld. Op die manier wordt er toegeschreven naar een passende woonplek. De advocaat is daarom van mening dat de rechterlijke machtiging dient te worden opgeheven en dat er een zorgmachtiging wordt verleend met alleen het toedienen van medicatie als vorm van verplichte zorg. De overige, op zitting, verzochte vormen van zorg zijn niet voorzienbaar en niet proportioneel, zodat deze dienen te worden afgewezen.
4 De beoordeling
4.1. De rechtbank verleent de gevraagde machtiging voor de duur van zes maanden. Zij legt hierna uit waarom zij deze beslissing neemt.
4.2. De rechtbank constateert dat bij beschikking van deze rechtbank van 2 juli 2024 (in de zaak met het zaaknummer: C/02/423442 / FA RK 24/2710) een opvolgende rechterlijke machtiging tot opname en verblijf van betrokkene in een Wzd-accommodatie is verleend, met ingang van 2 juli 2024 tot en met 2 juli 2026. De rechtbank heeft hierbij overwogen dat betrokkene lijdt aan een verstandelijke handicap met een disharmonisch profiel dat gepaard gaat met een psychische stoornis (schizofrenie van het paranoïde type), een persoonlijkheidsstoornis en middelengebruik, waarbij de verstandelijke handicap voorliggend is. Betrokkene verblijft al geruime tijd in die instelling, maar zij verzet zich tegen de opname en het verblijf. Uit de mondelinge behandeling is gebleken dat de Wzd-accommodatie, [woon-werkboerderij] , waar betrokkene op grond van de rechterlijke machtiging verblijft, gaat sluiten. Er is geruime tijd gezocht naar een passende woonvoorziening. Uit de toelichting van de gedragswetenschapper blijkt dat vanuit de verstandelijke handicap is gekeken welke zorg er kon worden geboden, maar gezien werd dat de geboden zorg onvoldoende aansloot. Voor het vinden van een passend verblijf is met het voorgaande rekening gehouden. Alle betrokkenen geven aan dat een verblijf bij [accommodatie] [plaats 2] , het meest passend wordt geacht doordat dit het meeste aansluit bij de actuele zorgbehoefte van betrokkene. Het innemen van de medicatie wordt als voorwaarde van het verblijf gesteld, maar betrokkene verzet zich hiertegen. Om die reden is een zorgmachtiging verzocht. De rechtbank overweegt hierover als volgt.
4.3. De rechtbank concludeert dat uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling blijkt dat bij betrokkene sprake is van multi-problematiek, te weten schizofreniespectrum- en andere psychotische stoornissen, neurobiologische ontwikkelingsstoornissen (o.a. verstandelijke beperkingen en autismespectrumstoornissen), middel gerelateerde en verslavingsstoornissen en persoonlijkheidsstoornissen. Voor de vraag of betrokkene onder de Wvggz of Wzd zou moeten vallen, verwijst de rechtbank naar de beschikking van de Hoge Raad van 10 juli 2020, (ECLI:HR:2020:1271). Bij de beoordeling welk regime bij multi-problematiek van toepassing is, dient blijkens de wetsgeschiedenis (Kamerstukken I 2019/20, 31399, nr. N.) te worden vastgesteld welke problematiek (psychische stoornis, psychogeriatrische aandoening of verstandelijke handicap) op het moment van beoordeling ‘voorliggend is’, dat wil zeggen: op de voorgrond staat en tot een actuele zorgbehoefte leidt, waarbij ook de continuïteit van de zorg in een vertrouwde omgeving in aanmerking moet worden genomen. Uit de medische verklaring blijkt dat, hoewel de psychose in remissie is, de negatieve symptomen van de psychose allereerst op de voorgrond staat en vervolgens de licht verstandelijke beperking. Als voorliggende diagnose wordt dan ook de ‘schizofreniespectrum- en andere psychotische stoornissen’ aangekruist. Bovendien wordt door de gedragswetenschapper en de verpleegkundig-specialist onderschreven dat de psychotische belevingen op dit moment op de voorgrond staan en dat er bij de beoogde GGz-instelling behandelmogelijkheden en perspectief voor betrokkene worden gezien. De rechtbank neemt hierbij in aanmerking dat het verblijf bij de GGz niet van tijdelijke aard is. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de psychische stoornis op dit moment voorliggend is en dat de zorgbehoefte in het Wvggz-kader ligt. Op grond van het voorgaande komt de rechtbank tot het oordeel dat de Wvggz op betrokkene van toepassing is.
4.4. Uit de overgelegde stukken en het behandelde ter zitting is gebleken dat er door voornoemde stoornis ernstig nadeel voor of van betrokkene of een ander is, te weten:
-
bedreiging van de veiligheid van betrokkene al dan niet doordat betrokkene onder invloed van een ander raakt;
-
het oproepen van agressie van een ander door het vertonen van hinderlijk gedrag;
-
gevaar voor de algemene veiligheid van personen en goederen.
4.5. De rechtbank neemt hierbij in aanmerking dat er bij een psychotische decompensatie achterdocht, zwerfgedrag, agressie en middelengebruik ontstaat. Uit het verleden is gebleken dat betrokkene zich destructief gedraagt waarbij zij het risico loopt om slachtoffer te worden van mensenhandel, uitbuiting of prostitutie. Daarnaast kan betrokkene bij decompensatie verbaal en fysiek agressief worden naar anderen.
4.6. Om het ernstig nadeel af te wenden of de geestelijke gezondheid van betrokkene te stabiliseren of te herstellen heeft betrokkene zorg nodig.
4.7. Er zijn geen mogelijkheden voor passende zorg op vrijwillige basis. Betrokkene heeft duidelijk te kennen gegeven liever geen medicatie te willen. Eerder is gebleken dat betrokkene in een vrijwillig kader beperkt therapietrouw is geweest waarna zij is ontregeld. De rechtbank heeft er gelet daarop onvoldoende vertrouwen in dat met betrokkene (behandel)afspraken zijn te maken in een vrijwillig kader, met name wanneer decompensatie dreigt. Daarom is verplichte zorg nodig.
4.8. De rechtbank is op grond van het zorgplan, de medische verklaring, de visie van de geneesheer-directeur en de toelichting van de officier van justitie tijdens de zitting van oordeel dat in ieder geval de volgende vormen van verplichte zorg nodig zijn:
4.8.1. Het toedienen van de medicatie zal de rechtbank opnemen in de zorgmachtiging, nu genoegzaam is gebleken dat betrokkene niet op vrijwillige basis haar medicatie zal innemen.
4.8.2. De rechtbank zal voorts het opnemen in een accommodatie opnemen in de zorgmachtiging, met dien verstande dat daaronder wordt verstaan dat betrokkene alleen kan worden opgenomen in een open setting op het terrein van [accommodatie] te [plaats 2] . Hoewel strikt genomen betrokkene zich niet verzet tegen het verblijf, blijkt uit de toelichting van officier van justitie dat de rechterlijke machtiging alleen kan worden geschorst als deze vorm van verplichte zorg is opgenomen in de zorgmachtiging. Gelet daarop acht de rechtbank het doelmatig en proportioneel om deze vorm van zorg op deze wijze op te nemen. Het beperken van de bewegingsvrijheid zal de rechtbank niet opnemen in de zorgmachtiging nu het gaat om een opname in een open setting.
4.8.3. Het aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder het gebruik van communicatiemiddelen, zal de rechtbank niet opnemen in de zorgmachtiging nu niet is gebleken dat betrokkene zich hiertegen verzet.
4.9. Er zijn geen minder bezwarende alternatieven die hetzelfde beoogde effect hebben.
4.10. De vormen van verplichte zorg die de rechtbank toewijst, zijn evenredig en naar verwachting effectief. Bij het bepalen van de juiste vormen van zorg is rekening gehouden met de voorwaarden die noodzakelijk zijn om deelname van betrokkene aan het maatschappelijk leven te bevorderen en om te zorgen voor de veiligheid van betrokkene en zijn omgeving.
4.11. Gelet op het voorgaande is voldaan aan de criteria voor en doelen van verplichte zorg als bedoeld in de Wvggz. De zorgmachtiging zal worden verleend voor de (verzochte) duur van zes maanden. De rechtbank merkt hierbij op dat op grond van artikel 1:1 lid 3 Wvggz, de zorgmachtiging de op 2 juli 2024 verleende opvolgende rechterlijke machtiging van rechtswege schorst. De schorsing eindigt op het moment dat de zorgmachtiging vervalt.
5 De beslissing
De rechtbank:
5.1. verleent een zorgmachtiging voor [betrokkene], geboren op [geboortedag] 1986 in [geboorteplaats] ( [land] ), wat inhoudt dat de volgende maatregelen kunnen worden toegepast;
5.2. bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met 21 januari 2026;
5.3. wijst af het meer of anders verzochte.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.