ECLI:NL:RBZWB:2025:5187 - Rechtbank Zeeland-West-Brabant - 28 juli 2025
Uitspraak
Rechtsgebieden
Uitspraak inhoud
Familie- en Jeugdrecht
Locatie Breda
Zaaknummer: C/02/437578 / FA RK 25-3584 Datum uitspraak: 28 juli 2025
Beschikking zorgmachtiging
op het verzoek van de officier van justitie voor
[betrokkene], geboren op [geboortedag] 1981 in [geboorteplaats] , hierna te noemen betrokkene, wonende in [plaats] , advocaat mr. G.H.M. van Laarhoven te Tilburg.
1 Het verloop van de procedure
1.1. De rechtbank neemt mee in de beoordeling het verzoekschrift met bijlagen, binnengekomen bij de rechtbank op 9 juli 2025.
1.2. De zitting met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 28 juli 2025 te [adres] . Daarbij zijn gehoord:
Tevens was een verpleegkundige aanwezig, die niet is gehoord.
1.3. De officier is zoals hij reeds aangaf in zijn verzoek niet op de mondelinge behandeling verschenen en dus ook niet gehoord.
2 Wat vaststaat
De rechtbank heeft een zorgmachtiging verleend tot en met 6 augustus 2025.
3 Het verzoek
De officier van justitie verzoekt de rechtbank een zorgmachtiging te verlenen, als bedoeld in artikel 6:4 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz), voor de duur van twaalf maanden voor de navolgende zorgvormen:
-
het toedienen van vocht en voeding;
-
het toedienen van medicatie;
-
het verrichten van medische controles;
-
het verrichten van andere medische handelingen en therapeutische maatregelen, ter behandeling van een psychische stoornis, dan wel vanwege die stoornis, ter behandeling van een somatische aandoening;
-
het beperken van de bewegingsvrijheid;
-
insluiten;
-
uitoefenen van toezicht op betrokkene;
-
onderzoek aan kleding of lichaam;
-
onderzoek van de woon- of verblijfsruimte op gedrag-beïnvloedende middelen en gevaarlijke voorwerpen;
-
controleren op de aanwezigheid van gedrag-beïnvloedende middelen;
-
aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder het gebruik van communicatiemiddelen;
-
beperken van het recht op het ontvangen van bezoek;
-
opnemen in een accommodatie.
4 De standpunten
4.1. Betrokkene merkt op dat hij door anderen is gemanipuleerd en gebrainwashed, gedrogeerd en verkracht. Daar schaamt hij zich voor. Hij wil niet langer klinisch opgenomen zijn, hij wil naar huis. Hij krijgt depotmedicatie, waarvan de dosering recent is verhoogd. Dat houdt hij niet langer vol en is ook ongezond. De gegevens in de medische verklaring zijn volgens hem gebaseerd op leugens en alleen bedoeld om hem langer opgenomen te houden. Hij leidt inmiddels een beter leven en er is ook geen sprake meer van het gebruik van middelen of van alcohol houdende drank.
4.2. De arts in opleiding tot psychiater brengt naar voren dat betrokkene bij GGZ bekend is in verband met een psychotische stoornis, middelenafhankelijkheid en een licht verstandelijke beperking. Betrokkene is op 19 juli klinisch opgenomen. Er was een crisissituatie ontstaan, nadat betrokkene op de kermis ernstig ontremd gedrag had vertoond. Daarbij zou betrokkene ontoelaatbare filmbeelden op sociale media hebben geplaatst. Op de afdeling HIC hebben zich vervolgens twee geweldsincidenten voorgedaan, waarbij politie moest worden ingeschakeld om betrokkene onder controle te krijgen. Inmiddels wordt gezien dat de psychotische belevingen enigszins op de achtergrond raken, wat niet wegneemt dat de geladenheid bij betrokkene nog duidelijk voel- en merkbaar is. Onlangs kon betrokkene worden overgeplaatst van een EBK naar de IC-afdeling. Betrokkene krijgt medicatie in de vorm van depot. De arts in opleiding tot psychiater ondersteunt het verzoek tot het verlenen van een zorgmachtiging met de daarin vermelde zorgvormen, met uitzondering van de zorgvormen uitoefenen van toezicht en beperken van het recht op het ontvangen van bezoek.
4.3. Namens [hulpverlening] wordt naar voren gebracht dat betrokkene sinds 2023 vanuit [hulpverlening] begeleid wordt. De ambulante behandeling, waaronder toediening van depotmedicatie, is het afgelopen half jaar goed verlopen en er werd een stijgende lijn waargenomen. Echter moet geconstateerd worden dat het ziekte-inzicht bij betrokkene soms ontbreekt en dat hij niet altijd bereid is de depotmedicatie te laten toedienen. Betrokkene beseft enerzijds dat hij medicatie nodig heeft om rust in zijn hoofd te vinden, anderzijds wordt een patroon gezien, waarbij betrokkene na opbouwende periodes ook momenten kent waarop er van een tijdelijke terugval sprake is. Gezien wordt dat betrokkene dan fors en snel ontregeld raakt. Aangenomen wordt dat bij de laatste ontregeling ook middelengebruik een rol heeft gespeeld. [hulpverlening] kan niet bevestigen dat betrokkene zijn laatste depot niet zou hebben gekregen. Uit de gegevens in het systeem kan wel worden afgeleid dat aan betrokkene op 5 maart 2025 depotmedicatie is verstrekt, en op 22 juli na opname op de HIC. Betrokkene zou elke tien weken een depot toegediend moeten krijgen. Ook kunnen op dit moment geen onderzoeksgegevens worden overgelegd waaruit de conclusie volgt dat betrokkene licht verstandelijk beperkt is. [hulpverlening] staat achter het verzoek tot het verlenen van een zorgmachtiging en de daarin genoemde zorgvormen. Zij acht dit noodzakelijk om te kunnen werken aan stabilisatie van betrokkene, opdat hij zijn leven met de ambulant geboden zorg weer zal kunnen oppakken.
4.4. De zus van betrokkene merkt op dat haar broer zich al sinds circa 15 jaar in een vicieuze cirkel bevindt. De familie ervaart dat sprake is van telkens terugkerende momenten, waarop hij zijn depotmedicatie weigert, gevolgd door een terugval. Dit heeft er in het verleden toe geleid dat hij zijn woning kwijt is geraakt of dreigde te raken. Er moest dan telkens opnieuw hulpverlening worden ingezet om ervoor te zorgen dat betrokkene zijn leven weer op de rails kreeg. De familie van betrokkene geeft steeds tijdig signalen af wanneer er zich een terugval dreigt voor te gaan doen. Er wordt echter pas ingegrepen zodra er een crisissituatie is ontstaan.
4.5. De advocaat van betrokkene voert aan dat in de medische verklaring wordt gesproken over een bij zijn cliënt aanwezige psychische stoornis in de vorm van neurobiologische ontwikkelingsstoornissen (o.a. verstandelijke beperkingen en autismespectrumstoornissen), schizofreniespectrum- en andere psychotische stoornissen en middel gerelateerde en verslavingsstoornissen. Volgens betrokkene is louter sprake van recreatief cannabisgebruik en is verslavingsproblematiek dus niet aan de orde. De Hoge Raad heeft in dat verband geoordeeld dat een verslaving, ondanks dat het een psychische stoornis is, op zichzelf niet automatisch betekent dat er sprake is van ernstig nadeel dat verplichte zorg rechtvaardigt. Evenmin kan worden gesproken van een neurobiologische ontwikkelingsstoornis in de vorm van een verstandelijke beperking, nu dit door [hulpverlening] ter zitting niet met concrete onderzoeksresultaten kan worden onderbouwd. Ten aanzien van het ernstig nadeel geldt dat er eerder een klinische opname heeft plaats gevonden in het kader van een crisismaatregel. Betrokkene zou toen, aldus de medische verklaring, een bureaustoel naar beneden hebben gegooid. Dit wordt echter door zijn cliënt ontkend, hij heeft daarover aangegeven dat niet hij maar een buurman dit voorval heeft veroorzaakt. Ook is van ernstig nadeel in de vorm van ernstige verwaarlozing en/of maatschappelijke teloorgang niet of in onvoldoende mate gebleken. Betrokkene is eerder zijn woning kwijt geraakt, op dit moment lijkt dit echter niet aan de orde, althans is dit niet onderbouwd met stukken van de woningbouwcorporatie. Bovendien is betrokkene bereid op vrijwillige basis orale medicatie te nemen. Dit met als uitgangspunt dat er een afbouw plaatsvindt, zoals ook door de onafhankelijk beoordelend psychiater is geadviseerd. Namens betrokkene stelt de advocaat zich met deze toelichting primair op het standpunt dat het verzoek dient te worden afgewezen. Indien de rechtbank anders mocht oordelen verzoekt hij - bij wijze van subsidiair standpunt - de verplichte zorgvormen te beperken tot die welke strikt noodzakelijk zijn. Daarbij houdt hij ook rekening met de mogelijkheden, waarover de Ggz instelling beschikt op grond van de huisregels en haar bevoegdheden op grond van artikel 8:14 Wvggz en artikel 8:11 Wvggz, om betrokkene verder te stabiliseren. Dit betekent dat als verplichte zorgvormen het uitoefenen van toezicht, het onderzoek aan kleding of lichaam, onderzoek van de woon- of verblijfsruimte op gedrag-beïnvloedende middelen en gevaarlijke voorwerpen en het controleren op de aanwezigheid van gedrag-beïnvloedende middelen dienen te worden afgewezen. In dat verband wijst hij op de beslissing van de rechtbank Noord-Nederland van 27 mei 2024 (ECLI:NL:RBNNE:2024:2231).
5 De beoordeling
5.1. De rechtbank verleent de gevraagde zorgmachtiging. Zij legt hierna uit waarom zij deze beslissing neemt.
5.2. Uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling ter zitting blijkt naar het oordeel van de rechtbank dat betrokkene lijdt aan een psychische stoornis, in de vorm van neurobiologische ontwikkelingsstoornissen (o.a. verstandelijke beperkingen en autismespectrumstoornissen), schizofreniespectrum- en andere psychotische stoornissen en middel gerelateerde en verslavingsstoornissen. Het enkele feit dat het bestaan van de verslavingsstoornis en de licht verstandelijke beperking wordt betwist is voor de rechtbank geen aanleiding om te twijfelen aan hetgeen daarover in de medische verklaring en het zorgplan is opgenomen. Uit die stukken blijkt bovendien dat het cannabisgebruik een luxerend effect heeft op het ontstaan van psychoses en het daaruit voortvloeiend ernstig nadeel.
5.3. Daarnaast blijkt naar het oordeel van de rechtbank uit de stukken en de mondelinge behandeling dat het door zijn stoornis veroorzaakt gedrag van betrokkene leidt tot het bestaan van of het aanzienlijk risico op ernstig nadeel in de vorm van:
-
levensgevaar;
-
ernstig lichamelijk letsel;
-
ernstige psychische schade;
-
ernstige materiële schade;
-
ernstige verwaarlozing;
-
maatschappelijke teloorgang;
-
het oproepen van agressie van een ander door het vertonen van hinderlijk gedrag;
-
gevaar voor de algemene veiligheid van personen en goederen.
Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat betrokkene op 19 juli in een crisissituatie is opgenomen nadat hij op de kermis ernstig ontremd gedrag had vertoond. Sindsdien is tot twee keer toe op de HIC bijstand van politie nodig geweest vanwege agressief gedrag door betrokkene. Plaatsing op een EBK was noodzakelijk en pas sinds enkele dagen is verblijf op de IC-afdeling mogelijk. Er is sprake van een jarenlang terugkerend patroon van periodes waarin het afwisselend beter en slechter gaat. Betrokkene is zodoende in het verleden vanwege overlast veroorzakend gedrag zijn woning verloren en veelvuldig met politie en justitie in aanraking gekomen.
5.4. Om het ernstig nadeel af te wenden of de geestelijke gezondheid van betrokkene te stabiliseren of te herstellen heeft betrokkene zorg nodig.
5.5. Uit de stukken en zijn uitlatingen ter zitting blijkt duidelijk dat betrokkene met rust gelaten wil worden en niet klinisch opgenomen wil blijven. Hij committeert zich niet aan de zorg en raakt regelmatig uit beeld, waardoor het lastig is voor [hulpverlening] om met hem in contact te blijven. Ook weigert hij soms zijn depotmedicatie, terwijl in het verleden gebleken is dat hij met medicatie beter functioneert. Dit maakt dat er geen mogelijkheden zijn voor het bieden van passende zorg op vrijwillige basis. Daarom is verplichte zorg nodig.
5.6. De rechtbank is op grond van het zorgplan, de medische verklaring, het advies van de geneesheer-directeur en de toelichting tijdens de zitting van oordeel dat de volgende vormen van verplichte zorg nodig zijn:
-
het toedienen van medicatie;
-
het verrichten van medische controles;
-
het beperken van de bewegingsvrijheid;
-
insluiten;
-
onderzoek aan kleding of lichaam;
-
onderzoek van de woon- of verblijfsruimte op gedrag-beïnvloedende middelen en gevaarlijke voorwerpen;
-
controleren op de aanwezigheid van gedrag-beïnvloedende middelen;
-
aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder het gebruik van communicatiemiddelen;
-
opnemen in een accommodatie.
De rechtbank volgt, in navolging van de behandelaren, de advocaat niet in de stelling dat met toepassing van de huisregels c.q. gebruikmaking van overige bevoegdheden hetzelfde effect bereikt kan worden.
Andere dan de hiervoor genoemde vormen van verplichte zorg zullen worden afgewezen, nu daarvoor geen noodzaak bestaat.
5.7. Er zijn geen minder bezwarende alternatieven die hetzelfde beoogde effect hebben. De rechtbank overweegt daarbij dat, anders dan de advocaat stelt, gelet op het beperkt ziektebesef en -inzicht bij betrokkene, niet te verwachten is dat betrokkene structureel op vrijwillige basis orale medicatie zal nemen.
5.8. De vormen van verplichte zorg die de rechtbank toewijst, zijn evenredig en naar verwachting effectief. Bij het bepalen van de juiste vormen van zorg is rekening gehouden met de voorwaarden die noodzakelijk zijn om deelname van betrokkene aan het maatschappelijk leven te bevorderen en om te zorgen voor de veiligheid van betrokkene en zijn omgeving.
5.9. Met inachtneming van het voorgaande zal de rechtbank een zorgmachtiging verlenen voor een periode van twaalf maanden als verzocht.
6 De beslissing
De rechtbank:
6.1. verleent een zorgmachtiging voor:
[betrokkene] , geboren op [geboortedag] 1981 in [geboorteplaats] ,
wat inhoudt dat de maatregelen die in rechtsoverweging 5.6 staan kunnen worden toegepast;
6.2. bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met 28 juli 2026;
6.3. wijst af het meer of anders verzochte.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.