Terug naar bibliotheek
Rechtbank Zeeland-West-Brabant

ECLI:NL:RBZWB:2025:5134 - Rechtbank Zeeland-West-Brabant - 16 juli 2025

Uitspraak

ECLI:NL:RBZWB:2025:513416 juli 2025

Rechtsgebieden

Uitspraak inhoud

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht

Locatie Breda

Zaaknummers : C/02/436905 / JE RK 25-1150 (machtiging gesloten jeugdhulp) : C/02/437653 / JE RK 25-1282 (spoedmachtiging gesloten jeugdhulp)

Datum uitspraak: 16 juli 2025

Nadere beschikking van de kinderrechter over een (spoed)machtiging gesloten jeugdhulp

in de zaken van

de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Brabant, locatie Helmond, gevestigd te Helmond, hierna te noemen de GI,

over de minderjarige

[minderjarige], geboren op [geboortedag] 2010 in [geboorteplaats] , hierna te noemen [minderjarige] , advocaat mr. N.J.R.M. Elings te Molenschot.

Op grond van het bepaalde in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) heeft de Raad voor de Kinderbescherming, regio Zuidwest Nederland, locatie Breda , hierna te noemen: de Raad, de kinderrechter over de verzoeken geadviseerd.

1 Het verdere verloop van de procedure

1.1. Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:

1.2. Op 16 juli 2025 heeft de kinderrechter de verzoeken in beide zaken, gelet op de onderlinge samenhang, gelijktijdig mondeling behandeld, met gesloten deuren. Bij die gelegenheid zijn verschenen en gehoord:

2 De feiten

2.1. Bij beschikking van de kinderrechter van deze rechtbank van 4 april 2025 is de GI belast met de tijdelijke voogdij over [minderjarige] .

2.2. Bij voormelde beschikking van 10 juli 2025 is ten aanzien van [minderjarige] een spoedmachtiging gesloten jeugdhulp verleend voor de duur van twee weken, tot 24 juli 2025. De verzoeken zijn voor het overige aangehouden tot de nadere mondelinge behandeling op 16 juli 2025.

2.3. Op grond van voormelde machtiging is [minderjarige] uit huis geplaatst en verblijft hij momenteel bij [accommodatie] in [plaats 1] , in een gesloten setting.

3 De verzoeken

3.1. Aan de orde is nog het resterende deel van het verzoek van de GI om ten aanzien van [minderjarige] een spoedmachtiging gesloten jeugdhulp te verlenen voor de duur van twee weken (in de zaak met het zaaknummer C/02/437653 / JE RK 25-1282).

3.2. Daarnaast is nog aan de orde het verzoek van de GI om ten aanzien van [minderjarige] een (aansluitende) machtiging gesloten jeugdhulp te verlenen voor de duur van zes maanden (in de zaak met het zaaknummer C/02/436905 / JE RK 25-1150).

3.3. De GI heeft ter onderbouwing van haar verzoeken, samengevat, onder meer het volgende aangegeven.

3.4. [minderjarige] verbleef tot december 2024 op een crisisgroep in [plaats 2] ([crisisgroep 1]) , waarna hij is overgeplaatst naar een gezinshuis in [plaats 3]. In het gezinshuis hebben er meerdere incidenten plaatsgevonden, waarna [minderjarige] is weggelopen en hij vervolgens is aangetroffen bij zijn oma (moederszijde) en bij zijn oom. Dit is in strijd met de gemaakte afspraken. Gebleken is dat de oma en oom zich niet aan de afspraken houden en dat zij niet willen samenwerken met de GI als voogden over [minderjarige] . Ook beïnvloeden zij [minderjarige] op een negatieve manier, onder andere met betrekking tot de betrokken hulpverlening. In het gezinshuis uitte [minderjarige] bovendien steeds meer beschuldigingen tegen anderen, waardoor er een onveilige en onhoudbare situatie ontstond. De plaatsing in het gezinshuis is daarop beëindigd. Per 18 april 2025 is [minderjarige] op [crisisgroep 2] in [plaats 4] geplaatst. Vanaf het begin laat hij daar eveneens zelfbepalend gedrag zien, negeert hij de regels van de groep, loopt hij weg en gaat hij zijn eigen gang. Ook staat hij niet open voor begeleiding of behandeling. Bij [crisisgroep 2] worden daarom op dit moment ook geen mogelijkheden meer gezien voor een plaatsing op een open groep.

3.5. Als [minderjarige] wegloopt, dan is het onduidelijk waar en met wie hij verblijft. Ook in de afgelopen maand was hij onvindbaar. Daags na de vorige mondelinge behandeling is hij aangetroffen en - met de in deze zaak verleende spoedmachtiging gesloten jeugdhulp - naar [accommodatie] gebracht. Daarnaast is hij in de afgelopen periode meermaals betrokken geweest bij verschillende (strafbare) incidenten, zoals mishandeling, vernieling, brandstichting en zwartreizen. Zijn bankpas en identiteitskaart is hij kwijtgeraakt en hij maakt keuzes die schadelijk zijn voor hemzelf en voor zijn omgeving.

3.6. Met een plaatsing van [minderjarige] in een accommodatie voor gesloten jeugdhulp wil de GI voorkomen dat [minderjarige] opnieuw wegloopt teneinde hem te beschermen tegen zichzelf. Daarnaast zal er vanuit die setting diagnostiek plaatsvinden om zicht te krijgen op zijn problematiek en op wat hij nodig heeft. Naar aanleiding daarvan zal er passende behandeling worden ingezet.

3.7. De GI stelt dat zij bij de start van de voogdijmaatregel de (on)mogelijkheden voor een plaatsing van [minderjarige] bij zijn oma (en oom) serieus heeft onderzocht. De Raad is hierbij betrokken geweest. Echter is toen duidelijk geconcludeerd dat de opvoedsituatie bij de oma en de oom geen goede plek is voor [minderjarige] . Dit is in de afgelopen periode nogmaals bevestigd door de keuzes die de oma en oom hebben gemaakt. Ook willen zij niet samenwerken met de GI. De GI zal wel de mogelijkheden voor de telefonische en fysieke contacten tussen [minderjarige] en zijn oma/oom verder onderzoeken.

3.8. De GI heeft een schriftelijke verklaring d.d. 15 juli 2025 van de onafhankelijke gedragswetenschapper [naam] overgelegd, waaruit blijkt dat de onafhankelijke gedragswetenschapper instemt met een spoedmachtiging gesloten jeugdhulp ten aanzien van [minderjarige] voor de duur van (in totaal) vier weken en aansluitend een reguliere machtiging gesloten jeugdhulp ten aanzien van [minderjarige] voor de duur van drie maanden. Een langere termijn wordt niet passend geacht, omdat [minderjarige] grote moeite laat zien met het ervaren van regie door anderen en hij nadrukkelijk aangeeft open te staan voor hulp voor de duur van maximaal twee maanden. Gezien deze houding is het aannemelijk dat een te lange periode contraproductief zal werken, waarbij het risico op verdere demotivatie of weerstand wordt vergroot.

3.9. Met het oog op voormelde beperkte instemming en het advies van de gedragswetenschapper, handhaaft de GI haar verzoek met dien verstande dat zij verzoekt om nu drie maanden uit te spreken en de beslissing over de overige drie maanden aan te houden tot een nader te bepalen mondelinge behandeling, zodat er sprake zal zijn van een tussentijds toetsmoment.

4 De standpunten

4.1. [minderjarige] heeft, samengevat, onder meer het volgende aangegeven. [minderjarige] wil vooral gehoord en serieus genomen worden. Dit was bij [crisisgroep 2] niet het geval. Daar voelde hij zich aan zijn lot overgelaten. Ook was hij ver van vrienden en familie. Toen heeft hij naar eigen zeggen de verkeerde keuze gemaakt door weg te lopen. [minderjarige] heeft vervolgens ruim een maand bij een vriend en diens ouders verbleven. Daar ervoer hij meer rust. Een dag na de vorige mondelinge behandeling, op 17 juli 2025, is hij opgehaald door de GI en een agent, waarna hij naar [accommodatie] is gebracht. Dit vindt hij ook niks en dit zal hem ook niet verder helpen. Het liefste wil hij bij zijn oma gaan wonen. Haar situatie is volgens [minderjarige] inmiddels veranderd, omdat zijn oom nu op zichzelf woont. [minderjarige] kan desondanks instemmen met het advies van de onafhankelijke gedragswetenschapper en met het mondeling gewijzigde verzoek van de GI om een gesloten machtiging jeugdhulp te verlenen voor de duur van drie maanden, onder de aanhouding van de beslissing op het resterende deel van het verzoek. Hoewel hij deze termijn lang vindt duren, heeft hij het in de komende periode, naar eigen zeggen, zelf in de hand. In de komende periode wil hij graag praten met een professional en zichzelf terugvinden.

4.2. De advocaat van [minderjarige] heeft, samengevat, onder meer het volgende aangevoerd. De advocaat stemt ook in met het mondeling gewijzigde verzoek van de GI. [minderjarige] erkent de gestelde zorgen grotendeels maar hij wil graag op een plek verblijven in de buurt van zijn familie en vrienden. De advocaat vindt het ook belangrijk dat [minderjarige] echt gehoord wordt. Daarnaast vindt zij het belangrijk dat er gedegen onderzoek wordt verricht naar de mogelijkheden voor een plaatsing van [minderjarige] bij zijn oma (of oom).

4.3. De Raad heeft, samengevat, onder meer het volgende aangegeven. De Raad vindt het positief dat [minderjarige] instemt met een machtiging voor de duur van drie maanden maar de Raad verwacht niet dat [minderjarige] na afloop van die termijn klaar zal zijn. De Raad maakt zich daarom wel zorgen over de periode daarna. Als [minderjarige] graag zelf controle wil houden dan is hij nu zelf aan zet. De Raad roept [minderjarige] daarom op om met zichzelf aan de slag te gaan en om mee te werken met de diagnostiek en met de behandeling. Als hij dat doet dan heeft hij het verkrijgen van (meer) vrijheden zelf in de hand. De Raad heeft daarnaast aangegeven dat de (on)mogelijkheden voor een plaatsing van [minderjarige] bij zijn oma of oom al meermaals zijn onderzocht. Om een dergelijke plaatsing toch nog mogelijk te maken, moeten zijn oma en oom hun eigen verantwoordelijkheid nemen, de samenwerking aangaan met de GI als voogdes van [minderjarige] en moeten zij zich aan de gestelde regels en afspraken houden. Dit hebben zij in de afgelopen periode echter niet gedaan door [minderjarige] tegen de afspraken in onderdak te bieden zonder de GI als voogdes over [minderjarige] daarvan op de hoogte te stellen en zich negatief te uiten over de betrokken hulpverlening. Dat zij dit niet hebben gedaan, is naar de mening van de Raad ook hun eigen verantwoordelijkheid als volwassenen en niet die van [minderjarige] . Ongeacht of een plaatsing van [minderjarige] bij zijn oma of oom alsnog mogelijk zal zijn, vindt de Raad het belangrijk dat er verder wordt ingezet op de contacten tussen [minderjarige] en zijn oma en oom.

5 De nadere beoordeling

5.1. In artikel 6.1.2. van de Jeugdwet staat dat de kinderrechter op verzoek een machtiging kan verlenen om een jeugdige in een gesloten accommodatie te doen opnemen en te doen verblijven. Een machtiging kan slechts worden verleend indien naar het oordeel van de kinderrechter:

5.2. In artikel 6.1.3, tweede lid, Jeugdwet staat dat de kinderrechter, indien een machtiging niet kan worden afgewacht, een spoedmachtiging kan verlenen. Dan moet onmiddellijke verlening van jeugdzorg noodzakelijk zijn.

5.3. Uit de overgelegde stukken en uit wat er tijdens de zitting is besproken, blijkt dat [minderjarige] in de afgelopen maanden op [crisisgroep 1] in [plaats 2] , in een gezinshuis in [plaats 3] en op [crisisgroep 2] in [plaats 4] heeft verbleven maar dat hij daar zelfbepalend gedrag vertoonde en hij daar steeds in conflict kwam met anderen. Hij heeft ook negatief (strafrechtelijk) gedrag vertoond, zoals mishandeling, vernieling, brandstichting en zwartreizen. Ook stond hij niet open voor begeleiding en behandeling. In de afgelopen periode is hij bovendien meerdere keren weggelopen. Het was dan onduidelijk waar en met wie hij zich bevond. Wel is hij een keer aangetroffen bij zijn oma en oom, die niet altijd de goede keuzes voor hem maken.

5.4. De kinderrechter heeft de verzoeken in deze zaak voor het eerst mondeling behandeld op 10 juli 2025. [minderjarige] is toen niet verschenen en het was onduidelijk waar en met wie hij op dat moment verbleef. Inmiddels is hij gevonden bij een vriend en diens ouders thuis waarna hij met de in deze zaak verleende spoedmachtiging gesloten jeugdhulp naar [accommodatie] is gebracht. Daar verblijft hij nu in een gesloten setting.

5.5. Gelet op het voorgaande is de kinderrechter van oordeel dat er bij [minderjarige] sprake is van ernstige opgroei- of opvoedingsproblemen die de ontwikkeling van [minderjarige] naar zijn volwassenheid ernstig belemmeren. Daarnaast onttrekt [minderjarige] zich aan de noodzakelijk geachte begeleiding en behandeling door niet mee te werken en door vaak weg te lopen, waarbij hij zich onttrekt aan het gezag van, in dit geval de GI, als zijn voogd. Vanwege het wegloopgedrag en nu gebleken is dat [crisisgroep 2], de open groep waar [minderjarige] voor het laatst verbleef, heeft aangegeven dat zijn verblijf op de open groep onhoudbaar is en dat de veiligheid van hemzelf en die van anderen in die setting niet langer gewaarborgd kan worden, zijn er, naar het oordeel van de kinderrechter, op dit moment geen minder ingrijpende mogelijkheden dan een plaatsing van [minderjarige] in een accommodatie voor gesloten jeugdhulp. Gelet hierop is de kinderrechter van oordeel dat wordt voldaan aan voormelde wettelijke vereisten voor een plaatsing van [minderjarige] in een accommodatie voor gesloten jeugdhulp.

5.6. De kinderrechter zal de (gewijzigde) verzoeken van de GI, met het oog op de beperkte instemming van de onafhankelijke gedragswetenschapper die [minderjarige] feitelijk heeft onderzocht, toewijzen in die zin dat zij het resterende deel van het verzoek tot het verlenen van een spoedmachtiging gesloten jeugdhulp zal toewijzen voor de duur van een week, tot [geboortedag] 2025. Het resterende deel van het verzoek om een spoedmachtiging gesloten jeugdhulp te verlenen, zal worden afgewezen. De kinderrechter zal daarnaast (aansluitend) een machtiging gesloten jeugdhulp voor [minderjarige] verlenen voor de duur van drie maanden, tot 31 oktober 2025. De beslissing over het resterende deel van het verzoek om een machtiging gesloten jeugdhulp voor [minderjarige] te verlenen (in dit geval voor de duur van drie maanden) zal worden aangehouden tot de hierna te noemen zitting.

5.7. De kinderrechter verzoekt aan de GI om tijdig voorafgaand aan de zitting een (korte) schriftelijke update te geven van de actuele stand van zaken met betrekking tot het verblijf van [minderjarige] bij [accommodatie] , de voortgang van zijn begeleiding en behandeling en met betrekking tot het verdere behandelplan en de bijbehorende behandeldoelen. Daarbij wordt de GI verzocht om aan te geven of het resterende deel van het verzoek wordt gehandhaafd. Als de GI van mening is dat het resterende deel van het verzoek moet worden toegewezen en de machtiging gesloten jeugdhulp dus moet worden verlengd dan verzoekt de kinderrechter, met het oog op de beperkte instemming van de onafhankelijke gedragswetenschapper, om tijdig voorafgaand aan de volgende mondelinge behandeling een nieuwe (instemmende) verklaring van een onafhankelijke gedragswetenschapper over te leggen die [minderjarige] kort daaraan voorafgaand feitelijk heeft onderzocht en waarbij de instemming ziet op het resterende deel van het verzoek.

5.8. Het voorgaande leidt tot de volgende beslissing.

6 De beslissing

De kinderrechter:

C/02/437653 / JE RK 25-1282:

6.1. verleent een (aansluitende) spoedmachtiging gesloten jeugdhulp voor [minderjarige] voor de duur van een week, met ingang van 24 juli 2025 tot 31 juli 2025;

6.2. wijst het resterende deel van het verzoek om een spoedmachtiging gesloten jeugdhulp te verlenen, af;

C/02/436905 / JE RK 25-1150:

6.3. verleent een aansluitende machtiging gesloten jeugdhulp voor [minderjarige] , met ingang van 31 juli 2025 tot 31 oktober 2025;

6.4. houdt het resterende deel van het verzoek om een machtiging gesloten jeugdhulp voor [minderjarige] te verlenen aan tot de mondelinge behandeling op [datum] 2025 om [uur], bij mr. Bogaert als kinderrechter, in het gerechtsgebouw van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie [geboorteplaats] , aan de Stationslaan 10, 4815 GW;

6.5. bepaalt dat een afschrift van deze beschikking geldt als oproeping voor de volgende mondelinge behandeling voor de GI, de advocaat en de Raad;

6.6. bepaalt dat [minderjarige] afzonderlijk wordt opgeroepen voor de volgende mondelinge behandeling;

6.7. behoudt zich iedere (verdere) beslissing voor.

Tegen eindbeslissingen in deze beschikking is hoger beroep mogelijk bij het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch. Hiervoor is een advocaat nodig. Wie kunnen hoger beroep instellen: