ECLI:NL:RBZWB:2025:5133 - Rechtbank Zeeland-West-Brabant - 10 juli 2025
Uitspraak
Rechtsgebieden
Uitspraak inhoud
Familie- en Jeugdrecht
Locatie Breda
Zaaknummers: C/02/437653 JE RK 25-1282 en C/02/436905 / JE RK 25-1150 Datum uitspraak: 10 juli 2025
Tussenbeschikking van de kinderrechter over een (spoed)machtiging gesloten jeugdhulp
in de zaak van
de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Brabant, locatie Helmond, gevestigd te Helmond, hierna te noemen de GI,
over
[minderjarige], geboren op [geboortedag] 2010 in [geboorteplaats] , hierna te noemen [minderjarige] , advocaat mr. N.J.R.N. Elings te Molenschot.
De kinderrechter merkt als informanten aan:
**[de moeder] ,**hierna te noemen de moeder, wonende te [woonplaats 1] ,
**[de vader] ,**hierna te noemen de vader, wonende te [woonplaats 2] .
Op grond van het bepaalde in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) is in de procedure gekend:
- de Raad voor de Kinderbescherming, regio Zuidwest Nederland, locatie Breda, hierna te noemen: de Raad, om de rechtbank over het verzoek te adviseren
1 Het verloop van de procedure
1.1. De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in de beoordeling:
1.2. De zitting heeft met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 10 juli 2025. Daarbij waren aanwezig:
- een vertegenwoordigster van de Raad;
1.3. De kinderrechter heeft geconstateerd dat [minderjarige] afwezig is. Uit artikel 6.1.10 van de Jeugdwet volgt dat een jeugdige moet worden gehoord over het verzoek, tenzij de kinderrechter vaststelt dat hij niet bereid is om gehoord te worden. De kinderrechter stelt vast dat [minderjarige] correct is opgeroepen. De raadsvrouw heeft laten weten dat zij ook niet weet waar [minderjarige] verblijft. Ook de GI weet niet waar [minderjarige] is maar geeft aan dat [minderjarige] wel weet dat vandaag deze zitting dient.
2 De feiten
2.1. Bij beschikking van 20 december 2024 is [minderjarige] onder voogdij gesteld van de Stichting Jeugdbescherming Brabant.
2.2. [minderjarige] is sinds 18 april 2025 geplaatst bij [accommodatie] in [plaats] . Hij is daar echter weggelopen op 26 juni 2025 en verblijft sindsdien op (een) onbekende locatie(s). Noch de GI noch de advocaat weet waar hij is.
3 De verzoeken
3.1. De GI heeft aanvankelijk verzocht om een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp te verlenen voor de duur van zes maanden. Dit verzoek is geregistreerd onder het nummer C/02/436905 / JE RK 25-1150. De GI heeft echter bij de mondelinge behandeling, omdat [minderjarige] afwezig was, verzocht om subsidiair een spoedmachtiging te verlenen om [minderjarige] uit huis te plaatsen in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp voor de duur van vier weken. De advocaat stemt in met dit spoedverzoek. Dit spoedverzoek is dezelfde dag schriftelijk bevestigd en geregistreerd onder het nummer C/02/437653 JE RK 25-1282.
3.2. De GI heeft daarnaast eveneens op 10 juli 2025 schriftelijk verzocht om aansluitend een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp te verlenen voor de duur van zes maanden. Dit verzoek is geregistreerd onder het nummer C/02/437654 / JE RK 25-1283. De kinderrechter begrijpt echter dat dit reguliere verzoek hieromtrent wat op 10 juli 2025 tezamen met het spoedverzoek is ingediend een bevestiging is van het eerdere, reguliere verzoek met het nummer C/02/436905 / JE RK 25-1150.
4 De standpunten
4.1. De GI heeft als onderbouwing van het spoedverzoek aangevoerd dat de politie in de afgelopen periode meermalen is ingezet in deze casus. [minderjarige] is enkele keren bij zijn oma (mz) aangetroffen en soms op straat. [minderjarige] is afgelopen zondagnacht opnieuw aangehouden, deze keer In [woonplaats 2] . Hij heeft boetes gekregen vanwege baldadigheid, het verstoren van de openbare orde, het niet tonen van een identiteitsbewijs en vanwege het bezit van een balletjespistool. [minderjarige] heeft momenteel geen telefoon. Die GI ziet een patroon in zijn gedrag: eerst vertoont hij sociaal-wenselijk gedrag en lijkt hij mee te werken aan de hulpverlening maar al snel kan het dan zijn dat hij zich niet kan conformeren aan regels en gaat hij zijn eigen gang. [minderjarige] wijst alle vormen van hulp af. Het leek er aanvankelijk op dat [minderjarige] - met ondersteuning - over kon naar het volgend leerjaar maar doordat hij is weggelopen, is dit anders komen te liggen.
Datzelfde geldt voor het contactherstel met zijn vader. De GI hoopte door [minderjarige] te plaatsen bij [accommodatie] in [plaats] , dat hij uit zijn netwerk kon worden gehaald, dat hij aan zijn problemen kon gaan werken en dat hij kon komen tot een contactherstel met zijn vader. Het is een korte tijd week goed gegaan, daarna is hij er vertrokken. [minderjarige] wilde eerder ook niet in een gezinshuis verblijven, terwijl dit - met voldoende afstand en met de nodige gespecialiseerde zorg - voor [minderjarige] een geschikte locatie kon zijn. Desgevraagd laat de GI weten dat [minderjarige] nog steeds bij de politie geregistreerd staat als “aanhouding OAT” (opsporen, aanhouden, terugbrengen). Er zijn echter meerdere systemen, zowel landelijk als regionaal als lokaal, waardoor [minderjarige] toch door het systeem is geglipt nadat hij eerder door de politie was aangehouden. De GI heeft een plek voor [minderjarige] , mocht de maatregel worden uitgesproken en zal alsdan ook tot actie overgaan om hem hier te plaatsen.
4.2. De advocate stemt in met het spoedverzoek gesloten plaatsing voor de duur van twee weken. De situatie rondom [minderjarige] is erg zorgelijk. Er is geprobeerd om [minderjarige] op verschillende plekken te plaatsen maar hij loopt daar steeds van weg. Hij kan weliswaar een tijdje op straat leven maar er moet worden voorkomen dat hij steeds in onveilige situaties terechtkomt. Het is ook van belang om erachter te komen waarom hij is weggelopen bij [accommodatie] .
4.3. Ook de Raad stemt in met het verzoek om [minderjarige] tijdelijk te plaatsen in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp. [minderjarige] vertoont vluchtgedrag maar moet juist hulp krijgen.
5 De beoordeling
5.1. In artikel 6.1.2. van de Jeugdwet staat dat de kinderrechter op verzoek een machtiging kan verlenen om een jeugdige in een gesloten accommodatie te doen opnemen en te doen verblijven. Een machtiging kan slechts worden verleend indien naar het oordeel van de kinderrechter:
a. jeugdhulp noodzakelijk is in verband met ernstige opgroei- of opvoedingsproblemen die de ontwikkeling van de jeugdige naar volwassenheid ernstig belemmeren;
b. de opneming en het verblijf noodzakelijk en geschikt zijn om te voorkomen dat de jeugdige zich aan deze jeugdhulp onttrekt of daaraan door anderen wordt onttrokken; en
c. er geen minder ingrijpende mogelijkheden zijn om de opgroei- en opvoedingsproblemen te behandelen.
5.2. In artikel 6.1.3, tweede lid, Jeugdwet staat dat de kinderrechter, indien een machtiging niet kan worden afgewacht, een spoedmachtiging kan verlenen. Dan moet onmiddellijke verlening van jeugdzorg noodzakelijk zijn. In beide gevallen, spoed of geen spoed, is een instemmingsverklaring van een gekwalificeerde gedragswetenschapper nodig die de jeugdige met het oog op die instemming kort tevoren heeft onderzocht, tenzij onderzoek feitelijk onmogelijk is. Een machtiging kan worden verleend als de wettelijke vertegenwoordiger van de minderjarige instemt met de opneming en het verblijf.
5.3. Bij het reguliere verzoek is de verklaring toegevoegd van een gedragswetenschapper van 23 juni 2025 die [minderjarige] niet heeft kunnen spreken en die om die reden slechts toestemming geeft voor (als ware het een spoedverzoek) de duur van vier weken. De kinderrechter vindt het voldoende aannemelijk dat onderzoek door een gedragswetenschapper in deze situatie feitelijk niet mogelijk was. Het is noodzakelijk dat het onderzoek alsnog zo snel mogelijk wordt uitgevoerd als de gedragswetenschapper [minderjarige] heeft gesproken. De kinderrechter verzoekt de GI om de verklaring van de gedragswetenschapper, zodra dat is gebeurd, zo spoedig mogelijk bij de rechtbank in te dienen en om deze naar partijen te sturen.
5.4. Er zijn op dit moment geen minder ingrijpende alternatieven om de veiligheid van [minderjarige] te kunnen waarborgen. De kinderrechter maakt zich grote zorgen om [minderjarige] en om het feit dat hij steeds wegloopt en dat hij ook nu onvindbaar is. [minderjarige] heeft geen telefoon bij zich en is onbereikbaar. Het is voor instanties onduidelijk waar en bij wie hij verblijft. Uit de stukken is gebleken dat in het verleden de oma (mz) en de oom van [minderjarige] (mz) hem bij het weglopen hebben geholpen en dat deze niet altijd de juiste keuzes maken in het belang van [minderjarige] . [minderjarige] komt daarnaast met de politie in aanraking. De kinderrechter zal daarom een spoedmachtiging gesloten jeugdhulp voor de duur van twee weken verlenen, te weten met ingang van 10 juli 2025 tot 24 juli 2025, onder de aanhouding van het restant spoedverzoek. Een verdere beslissing op het verzoek zal de kinderrechter pas nemen nadat de zaak opnieuw mondeling is behandeld. Het restant van het spoedverzoek zal behandeld worden op [datum] 2025 om [uur] . Ook zal dan het eerdere reguliere verzoek machtiging gesloten plaatsing (met zaaknummer: C/02/436905 JE RK 25-1150) behandeld worden.
5.5. Omdat de voogdij over [minderjarige] bij de GI berust, is een ondertoezichtstelling van [minderjarige] niet vereist.
6 De beslissing
De kinderrechter:
Ten aanzien van C/02/437653 JE RK 25-1282
6.1. verleent een spoedmachtiging om [minderjarige] uit huis te plaatsen in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp met ingang van 10 juli 2025 tot 24 juli 2025; ten aanzien van C/02/437653 JE RK 25-1282 en C/02/436905 JE RK 25-1150
6.2. houdt de behandeling van het restant van het spoedverzoek en de behandeling van het reguliere verzoek aan tot de zitting van kinderrechter mr. Bogaert van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Breda , in het gerechtsgebouw aan Stationslaan 10 te Breda , op [datum] 2025 te [uur], teneinde nader op de verzoeken te worden gehoord;
6.3. bepaalt dat een afschrift van deze beschikking geldt als oproep voor de mondelinge behandeling in zaaknummer C/02/437653 / JE RK 25-1282 en in zaaknummer C/02/436905 JE RK 25-1150 voor de GI, de Raad en [minderjarige] advocaat;
6.4. bepaalt dat [minderjarige] afzonderlijk voor de zitting van [datum] 2025 om [uur] wordt opgeroepen;
6.5. behoudt zich verder iedere beslissing voor.
Tegen eindbeslissingen in deze beschikking is hoger beroep mogelijk bij het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch. Hiervoor is een advocaat nodig. Wie kunnen hoger beroep instellen:
Artikel 6.1.2, derde lid, Jw.