Terug naar bibliotheek
Rechtbank Zeeland-West-Brabant

ECLI:NL:RBZWB:2025:5068 - Rechtbank Zeeland-West-Brabant - 4 augustus 2025

Uitspraak

ECLI:NL:RBZWB:2025:50684 augustus 2025

Rechtsgebieden

BestuursrechtBestuursprocesrecht

Uitspraak inhoud

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht

zaaknummer: BRE 24/3499

[eiseres] , uit [plaats] , eiseres

en

Verweerder niet bekend.

Inleiding

  1. In deze uitspraak beslist de rechtbank over het beroep van eiseres van 28 maart 2024 tegen een onbekend gebleven besluit.

1.1. Omdat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is, doet de rechtbank uitspraak zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk.

Beoordeling door de rechtbank

  1. De rechtbank komt tot het oordeel dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is omdat eiseres geen kopie van het bestreden besluit heeft bijgevoegd en dat verzuim niet tijdig heeft hersteld. De rechtbank legt hierna uit hoe zij tot dit oordeel komt.

Toetsingskader

  1. Iemand die beroep instelt, moet bij zijn beroepschrift zo mogelijk een kopie van het bestreden besluit bijvoegen.[1] Als dat niet gebeurt, kan de rechtbank na een herstelmogelijkheid het beroep op grond van artikel 6:6 van de Awb niet-ontvankelijk verklaren.[2]

Heeft eiseres tijdig een kopie van het bestreden besluit aan de rechtbank gestuurd?

  1. Eiseres heeft geen kopie van het bestreden besluit bijgevoegd. De griffier heeft eiseres eerst per gewone brief van 1 mei 2024 en vervolgens bij aangetekend verzonden brief van 15 oktober 2024 verzocht om binnen vier weken dit verzuim te herstellen. Na een adresonderzoek is gebleken dat deze brieven niet naar de correcte verblijfplaats van eiseres zijn verzonden. De griffier heeft daarom met een aangetekende brief van 29 januari 2025, naar het correcte adres, eiseres de gelegenheid gegeven om binnen twee weken na de datum van verzending van die brief een kopie van het besluit te overleggen. Per aangetekende brief van 17 april 2025 heeft de griffier, op verzoek van eiseres, uitstel verleend tot twee weken na de verzending van die brief. De aangetekende brief van 17 april 2025 heeft de rechtbank retour ontvangen onder de vermelding ‘niet afgehaald’. Op 14 mei 2025 heeft de griffier per gewone post eiseres twee weken gegeven om alsnog het verzuim te herstellen. Eiseres heeft binnen die termijn geen kopie van het bestreden besluit aan de rechtbank gestuurd. In het beroepschrift is ook geen duidelijke omschrijving van het besluit gegeven, waartegen het beroep is gericht.

Is het niet tijdig insturen van een kopie van het bestreden besluit verontschuldigbaar?

  1. Eiseres heeft geen reden gegeven voor dit verzuim. Er is dus geen verontschuldiging voor dit verzuim gebleken.

Conclusie en gevolgen

  1. Het beroep is daarom niet-ontvankelijk. Dat betekent dat de rechtbank het beroep niet inhoudelijk beoordeelt en dat het bestreden besluit in stand blijft. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.

Deze uitspraak is gedaan door mr. I.M. Josten, rechter, in aanwezigheid van L.J. Sijtsma, griffier, op 4 augustus 2025 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.

Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over verzet

Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.

Dit staat in artikel 6:5, tweede lid, van de Awb.

Dit staat in artikel 6:6 van de Awb.


Voetnoten

Dit staat in artikel 6:5, tweede lid, van de Awb.

Dit staat in artikel 6:6 van de Awb.