Uitspraak inhoud

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht

zaaknummer: BRE 25/3486

[verzoekster] B.V., uit [plaats] , verzoekster

(gemachtigde: mr. A.J. Nieuwenhuijse),

en

de burgemeester van de gemeente Terneuzen, verweerder

(gemachtigde: mr. A.P.C. Kester).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de voorzieningenrechter het verzoek om een veroordeling van de burgemeester in de proceskosten. Verzoekster heeft dit verzoek gedaan bij de intrekking van haar verzoek om voorlopige voorziening naar aanleiding van het besluit van de burgemeester van 16 juli 2025 tot het toepassen van spoedeisende bestuursdwang, waarbij een bedrijfsloods aan de [adres] voor de duur van twaalf maanden is gesloten op grond van de Opiumwet. Verzoekster huurt een bedrijfsruimte in die loods. Verzoekster heeft tegen het besluit ook bezwaar gemaakt.

1.1. De burgemeester heeft op 21 juli 2025 bericht dat hij een wijzigingsbesluit heeft genomen. In dit wijzigingsbesluit heeft de burgemeester het besluit tot sluiting van de loods opgeschort met uitzondering van het magazijn waarin de overtreding van de Opiumwet is vastgesteld. Daarbij heeft de burgemeester opgemerkt dat de opschorting geldt tot zes weken na het te nemen besluit op het bezwaar.

1.2. Daarop heeft verzoekster haar verzoek om voorlopige voorziening ingetrokken.

1.3. De voorzieningenrechter doet zonder zitting uitspraak op het verzoek om proceskostenveroordeling.[1]

Beoordeling door de voorzieningenrechter

2. De voorzieningenrechter wijst het verzoek toe. Hij legt hierna uit hoe hij tot dit oordeel is gekomen.

Wanneer wordt een bestuursorgaan in de proceskosten veroordeeld?

3. Als een verzoek om voorlopige voorziening wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het verzoekschrift is tegemoet gekomen, kan de voorzieningenrechter op verzoek van de indiener dat bestuursorgaan bij afzonderlijke uitspraak veroordelen in de proceskosten.[2]

3.1. In een voorlopige-voorzieningenprocedure is het antwoord op de vraag of geheel of gedeeltelijk is tegemoetgekomen in de zin van artikel 8:75a, eerste lid, van de Awb afhankelijk van het specifieke doel van die procedure, namelijk het voorkomen van onevenredig nadeel hangende een bezwaar- of beroepsprocedure. Dit betekent dat geheel of gedeeltelijk wordt tegemoetgekomen als bedoeld in dit artikel, indien het bestuursorgaan de tenuitvoerlegging van het besluit voorlopig opschort, dan wel een maatregel neemt waartoe het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening strekt.[3]

Is de burgemeester aan het verzoek tegemoetgekomen?

4. De burgemeester is met het gedeeltelijk opschorten van het besluit aan verzoekster tegemoetgekomen. Daarom wijst de voorzieningenrechter het verzoek om de burgemeester in de proceskosten te veroordelen toe.

Welke kosten dient de burgemeester te vergoeden?

5. De proceskosten worden als volgt berekend. Verzoekster heeft zich laten bijstaan door haar gemachtigde. Deze gemachtigde heeft een proceshandeling verricht: het indienen van een verzoekschrift. Deze proceshandeling levert één punt op met een waarde van € 907,-. Dat betekent dat de totale proceskosten die de burgemeester moet vergoeden € 907,- bedragen.

Conclusie en gevolgen

6. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een proceskostenveroordeling toe. Omdat de burgemeester de werking van het besluit van 16 juli 2025 heeft opgeschort totdat op het bezwaar is beslist, betaalt de griffier het griffierecht aan verzoekster terug.[4]

Beslissing

De voorzieningenrechter veroordeelt de burgemeester tot betaling van € 907,- aan verzoekster.

Deze uitspraak is gedaan door mr. R.P. Broeders, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van N.A. D’Hoore, griffier, op 29 juli 2025 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.

Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Met toepassing van 8:84, vijfde lid, in samenhang met artikel 8:75a en artikel 8:83, derde lid, van deAlgemene wet bestuursrechtt (Awb).

Dit is geregeld in artikel 8:75a van de Awb en nader uitgewerkt in hetBesluit proceskosten bestuursrechtt (Bpb). Artikel 8:75a van de Awb is op grond van artikel 8:84, vijfde lid, van de Awb ook van toepassing op de voorlopige-voorzieningenprocedure.

VergelijkCRvBB 24 september 2014, ECLI:NLCRVBB:2014:3263.

Dat staat in artikel 8:82, vierde lid, aanhef en onder a, van de Awb.


Voetnoten

Met toepassing van 8:84, vijfde lid, in samenhang met artikel 8:75a en artikel 8:83, derde lid, van deAlgemene wet bestuursrechtt (Awb).

Dit is geregeld in artikel 8:75a van de Awb en nader uitgewerkt in hetBesluit proceskosten bestuursrechtt (Bpb). Artikel 8:75a van de Awb is op grond van artikel 8:84, vijfde lid, van de Awb ook van toepassing op de voorlopige-voorzieningenprocedure.

VergelijkCRvBB 24 september 2014, ECLI:NLCRVBB:2014:3263.

Dat staat in artikel 8:82, vierde lid, aanhef en onder a, van de Awb.