Terug naar bibliotheek
Rechtbank Zeeland-West-Brabant

ECLI:NL:RBZWB:2025:4899 - Rechtbank Zeeland-West-Brabant - 1 juli 2025

Uitspraak

ECLI:NL:RBZWB:2025:48991 juli 2025

Uitspraak inhoud

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats Breda

Bestuursrecht

zaaknummer: BRE 24/8065

[eiser], uit [plaats], eiser,

(gemachtigde: mr. I.M. van den Heuvel),

en

Dienst Toeslagen, verweerder.

Inleiding

  1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag om op grond van de lichte toets een bedrag van € 30.000 aan hem te betalen.[1]

1.1. Omdat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is doet de rechtbank uitspraak zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk.

Beoordeling door de rechtbank

  1. De rechtbank dient, voordat tot een inhoudelijke beoordeling kan worden gekomen, ambtshalve te beoordelen of eiser procesbelang bij deze procedure heeft. Procesbelang is het belang dat eiser heeft bij de uitkomst van de procedure. Het moet gaan om een reëel en actueel belang.[2]

  2. De rechtbank stelt vast dat eiser wil bereiken dat aan hem op basis van de lichte toets een bedrag van € 30.000 wordt toegekend. Op 16 november 2023 heeft verweerder echter ook al een besluit afgegeven op basis van de integrale beoordeling. Ook bij deze toets heeft verweerder geen reden gezien om eiser als gedupeerde aan te merken en € 30.000 te betalen. Op 19 december 2023 heeft eiser bezwaar gemaakt tegen deze integrale herbeoordeling en dit bezwaar loopt nog.

  3. Op 24 februari 2025 heeft de rechtbank in een soortgelijke zaak geoordeeld dat er geen sprake is van procesbelang.[3] Daarbij is overwogen dat de integrale beoordeling een intensievere toets is dan de lichte toets, waarin de beoordeelde aspecten van de lichte toets worden meegenomen. Hierbij wordt ook gekeken of eiser toch recht heeft op de € 30.000 uit de lichte toets. Met de integrale herbeoordeling wordt dus een volledige, grondigere herbeoordeling van het verzoek van eiser gedaan. De uitkomst van die procedure bepaalt of eiser uiteindelijk wel of niet als gedupeerde kan worden aangemerkt. De rechtbank komt dan ook tot de conclusie dat eiser met dit ingestelde beroep geen reëel en actueel belang meer heeft. De beroepsgronden die hij heeft aangevoerd tegen de uitkomst van de lichte toets, kunnen aan de orde komen in het bezwaar tegen de integrale herbeoordeling.

  4. Gelet op hiervoor genoemde uitspraak heeft de rechtbank met een brief van 6 maart 2025 aan eiser gevraagd wat zijn procesbelang is. Eiser heeft deze vraag onbeantwoord gelaten.6. In de door eiser verzochte vergoeding van gemaakte kosten in bezwaar is geen procesbelang gelegen. Het niet vergoeden van bezwaarkosten levert namelijk niet (langer) een zelfstandig procesbelang op.[4]

  5. Op grond van het voorgaande is de rechtbank niet gebleken dat er in het geval van eiser anders geoordeeld zou moeten worden over het procesbelang dan in de uitspraak van 24 februari 2025. Het beroep zal niet-ontvankelijk worden verklaard, omdat eiser bij dit ingestelde beroep geen procesbelang heeft.

Conclusie en gevolgen

  1. De rechtbank beoordeelt de zaak niet inhoudelijk, omdat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten, omdat er al geen procesbelang meer was op het moment dat eiser het beroep instelde.

Beslissing

De rechtbank verklaart beroep niet-ontvankelijk.

Deze uitspraak is gedaan door mr. S.A.M.L. van de Sande, rechter, in aanwezigheid van M. Choyoua, griffier, op 1 juli 2025 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.

Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over verzet

Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.

Op grond van de Catshuisregeling, artikel 2.7, eerste lid, van de Wet hersteloperatie Toeslagen, voorheen vond deze regeling zijn grondslag in het Besluit forfaitair bedrag en verruiming compensatieregeling (ingetrokken in *Stcrt.*2023, 4299).

ECLI:NL:RVS:2025:2279 overweging 4.1

ECLI:NL:RBZWB:2025:1019

ECLI:NL:RVS:2024:2508 overweging 8.


Voetnoten

Op grond van de Catshuisregeling, artikel 2.7, eerste lid, van de Wet hersteloperatie Toeslagen, voorheen vond deze regeling zijn grondslag in het Besluit forfaitair bedrag en verruiming compensatieregeling (ingetrokken in *Stcrt.*2023, 4299).

ECLI:NL:RVS:2025:2279 overweging 4.1

ECLI:NL:RBZWB:2025:1019

ECLI:NL:RVS:2024:2508 overweging 8.