Uitspraak inhoud

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht

Locatie Breda

Zaaknummers: C/02/432712 / JE RK 25-418 en C/02/437151 / JE RK 25-1184 Datum uitspraak: 30 juni 2025

(nadere) beschikking van de kinderrechter over een verlenging ondertoezichtstelling, verlenging machtiging tot uithuisplaatsing en vervanging GI

in de zaak van

de gecertificeerde instelling WILLIAM SCHRIKKER STICHTING JEUGDBESCHERMING & JEUGDRECLASSERING, gevestigd te Amsterdam, hierna te noemen: de GI,

over de minderjarigen

[minderjarige 1], geboren op [geboortedag 1] 2014 in [geboorteplaats] , hierna te noemen [minderjarige 1] ,

[minderjarige 2], geboren op [geboortedag 2] 2019 in [geboorteplaats] , hierna te noemen [minderjarige 2] .

De kinderrechter merkt in deze zaak als belanghebbenden aan:

[de moeder], hierna te noemen de moeder, wonende op een bij de rechtbank bekend adres, advocaat mr. P.B.J. Dekker te Tilburg,

[de vader], hierna te noemen de vader, wonende op een bij de rechtbank bekend adres, advocaat mr. T. Möller te Tilburg, tijdens de mondelinge behandeling waargenomen door mr. I.A.C. Cools.

1 Het verloop van de procedure

1.1. De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in de beoordeling:

1.2. De mondelinge behandeling heeft met gesloten deuren plaatsgevonden op 30 juni 2025. Daarbij zijn verschenen en gehoord:

2 De feiten

2.1. De ouders zijn gezamenlijk belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige 1] en [minderjarige 2] .

2.2. [minderjarige 1] en [minderjarige 2] zijn onder toezicht gesteld van de GI. Bij beschikking van 2 april 2025 van de kinderrechter van deze rechtbank is die maatregel voor het laatst verlengd tot 7 juli 2025.

2.3. [minderjarige 1] en [minderjarige 2] zijn ook uit huis geplaatst. Bij voormelde beschikking van 2 april 2025 is de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige 1] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder verlengd tot 7 juli 2025 en is de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige 2] in een voorziening voor pleegzorg verlengd tot 7 juli 2025.

2.4. Op grond van voormelde machtigingen verblijft [minderjarige 1] bij [organisatie] in [plaats 1] en verblijft [minderjarige 2] in een pleeggezin in [plaats 2] .

3 De verzoeken

C/02/432712 / JE RK 25-418

3.1. Aan de orde is het resterende deel van het verzoek van de GI om - uitvoerbaar bij voorraad - de ondertoezichtstelling en de machtigingen tot uithuisplaatsing van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] te verlengen tot 7 april 2026.

C/02/437151 / JE RK 25-1184

3.2. De moeder verzoekt om - uitvoerbaar bij voorraad - de huidige GI te vervangen door Stichting Leger des Heils Jeugdbescherming en Jeugdreclassering.

4 De standpunten

4.1. De vertegenwoordigsters van de GI geven aan dat de heer [persoon] niet langer de vaste jeugdbeschermer is van het gezin. De GI betreurt het dat de uitvoering van de ondertoezichtstelling niet naar behoren is verlopen en dat de ouders onvoldoende gehoord zijn de afgelopen periode. Er staan twee nieuwe jeugdbeschermers klaar om de zaak op te pakken. De vertegenwoordigsters van de GI begrijpen dat de ouders geen vertrouwen meer hebben in de GI. Zij hopen echter dat zij nog een kans krijgen om te laten zien dat de GI de ouders en de kinderen de benodigde ondersteuning en begeleiding kunnen bieden. De GI is bereid om te investeren in herstel van het vertrouwen van de ouders. Er is op dit moment nog geen perspectiefbesluit genomen.

4.2. Door en namens de moeder is aangevoerd dat er geen vertrouwen meer is in de huidige GI. Ondanks dat de rechtbank telkens duidelijke opdrachten aan de GI geeft, gebeurt er niets en wordt de moeder stelselmatig gepasseerd zonder dat daar een reden voor is of wordt gegeven. Uit de observatieverslagen blijkt dat de moeder het goed doet tijdens de begeleide omgangsmomenten en dat zij daarin enorm is gegroeid. Waarom de moeder niet is meegenomen in het perspectiefonderzoek, is niet duidelijk. De moeder heeft hier meermaals op aangedrongen. De jeugdbeschermer reageert niet op vragen van de moeder en negeert haar. De moeder en haar advocaat hebben het verslag van Sterk Huis niet van de GI ontvangen. Dat de vaste jeugdbeschermer wordt vervangen, is nieuwe informatie voor de moeder. De moeder handhaaft desondanks haar verzoek om vervanging van de GI omdat zij er geen vertrouwen in heeft dat er met de huidige GI nog iets bereikt kan worden.

4.3. Door en namens de vader is naar voren gebracht dat hij zich kan vinden in het verzoek van de moeder om vervanging van de GI. Ook de vader is niet te spreken over de manier waarop de jeugdbeschermer is omgegaan met het gezin. Afspraken die tijdens zittingen op de rechtbank worden gemaakt en toezeggingen die worden gedaan, worden door de jeugdbeschermer niet nagekomen. De vader is het niet eens met de conclusies in het verslag van Sterk Huis. Het is voor hem bovendien onduidelijk waarom er enkel ten aanzien van [minderjarige 2] een onderzoek naar het perspectief heeft plaatsgevonden en niet (ook) ten aanzien van [minderjarige 1] . Zijn advocaat zal daarover op korte termijn een gesprek voeren met Sterk Huis.

5 De beoordeling

Wat zegt de wet?

5.1. Op grond van artikel 1:260 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de kinderrechter, mits aan de grond, bedoeld in artikel 1:255, eerste lid, BW is voldaan, de duur van de ondertoezichtstelling telkens verlengen met ten hoogste een jaar.

5.2. Volgens artikel 1:265c, tweede lid, BW kan de kinderrechter, mits aan de grond, bedoeld in artikel 1:265b, eerste lid, BW is voldaan, de duur van de machtiging uithuisplaatsing telkens verlengen met ten hoogste een jaar.

5.3. Artikel 1:259 BW bepaalt dat de kinderrechter op verzoek van een met het gezag belaste ouder de gecertificeerde instelling die het toezicht heeft, kan vervangen door een andere gecertificeerde instelling, wanneer de verhoudingen tussen de gecertificeerde instelling die de ondertoezichtstelling uitvoert en de betrokkenen dermate slecht zijn dat het belang van het kind dit vereist.

Wat vindt de kinderrechter?

5.4. De kinderrechter maakt zich ernstige zorgen over de manier waarop de betrokken jeugdbeschermer zijn taken heeft uitgevoerd. Gebleken is dat hij keer op keer beschikkingen van de rechtbank naast zich neer heeft gelegd, toezeggingen en afspraken niet is nagekomen en volledig zijn eigen koers vaart waarbij hij het belang van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] niet voorop heeft gesteld. De kinderrechter vindt dit uiterst kwalijk, zeker gelet op de enorme kwetsbaarheid van [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en de ouders. Bovendien is hierdoor kostbare tijd verloren gegaan en zijn de ouders het vertrouwen in de GI en hulpverlening volledig kwijt geraakt. Op grond hiervan concludeert de kinderrechter dat vervanging van de GI in het belang van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] zou kunnen zijn. Tegelijkertijd is op dit moment niet duidelijk of de beoogde gecertificeerde instelling in staat is om de uitvoering van de ondertoezichtstelling op adequate wijze vorm te geven. Een eventuele vervanging moet zorgvuldig plaatsvinden en daarom wil de kinderrechter dit eerst bespreken met de gecertificeerde instelling in kwestie. Daarbij komt dat de huidige GI de betrokken jeugdbeschermer heeft vervangen door twee andere jeugdbeschermers die meteen aan de slag kunnen en bereid zijn om te investeren in een goede samenwerkingsrelatie met de ouders. Dit maakt dat de kinderrechter het verzoek van de moeder zal aanhouden voor de duur van twee maanden.

5.5. Verder is de kinderrechter van oordeel dat er nog steeds wordt voldaan aan de wettelijke vereisten voor een verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtigingen tot uithuisplaatsing van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] . Dat is door en namens beide ouders ook erkend. Gelet op wat onder 5.4 is overwogen, zal de kinderrechter de maatregelen voor twee maanden verlengen en het resterende deel van het verzoek aanhouden.

5.6. In overleg met alle aanwezigen is een datum afgesproken voor een nieuwe mondelinge behandeling, te weten [datum] 2025, zodat er weer een tussentijds toetsmoment is. De kinderrechter verzoekt de GI om de komende periode het gesprek aan te gaan met de ouders om te kijken of er nog mogelijkheden zijn om samen door te gaan. Verder wordt van deGII verwacht om uiterlijk 17 augustus 2025 een volledige schriftelijke update van de stand van zaken betreffende [minderjarige 1] en [minderjarige 2] aan de rechtbank en de advocaten te sturen. Daarin moet in ieder geval zijn opgenomen hoe deGII aankijkt tegen de positie van de vader én de moeder in relatie tot zowel [minderjarige 1] als [minderjarige 2] voor wat betreft het perspectief en het contact/de omgang. Ook moet er duidelijkheid zijn over wat er nodig is aan eventueel aanvullend onderzoek en hulpverlening. De kinderrechter verzoekt de advocaat van de vader om de uitkomst van het overleg met Sterk Huis zo spoedig mogelijk met alle betrokkenen te delen. Tot slot zal de kinderrechter de beoogde nieuwe gecertificeerde instelling laten uitnodigen voor de volgende mondelinge behandeling, zodat er duidelijkheid komt over eventuele mogelijkheden van vervanging.

5.7. De kinderrechter zal de beslissing, gelet op het karakter daarvan en het belang dat hierover duidelijkheid bestaat, uitvoerbaar bij voorraad verklaren, zoals is verzocht door de GI. Dit betekent dat de beslissing per direct uitvoerbaar is en dat een eventueel hoger beroep die beslissing niet schorst.

6 De beslissing

De kinderrechter:

C/02/432712 / JE RK 25-418

6.1. verlengt de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] van 7 juli 2025 tot 7 september 2025;

6.2. verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige 1] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder van 7 juli 2025 tot 7 september 2025;

6.3. verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige 2] in een voorziening voor pleegzorg van 7 juli 2025 tot 7 september 2025;

6.4. verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;

6.5. houdt de beslissing op het resterende deel van het verzoek aan tot de mondelinge behandeling op [datum] 2025 om [uur], bij de kinderrechter (mr. Phillips) van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Breda, in het gerechtsgebouw aan de Stationslaan 10, 4815 GW, in afwachting van de schriftelijke update van de GI en bericht van mr. Möller zoals omschreven in 5.7;

C/02/437151 / JE RK 25-1184

6.6. houdt het verzoek aan tot de mondelinge behandeling van [datum] 2025;

6.7. bepaalt dat een afschrift van deze beschikking geldt als oproep voor voormelde mondelinge behandeling voor de ouders, hun advocaten en de GI;

6.8. bepaalt dat de gecertificeerde instelling Stichting Leger des Heils Jeugdbescherming en Jeugdreclassering per aparte brief als informant wordt opgeroepen voor voormelde zitting;

6.9. behoudt zich iedere verdere beslissing voor.

Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:

Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.