ECLI:NL:RBZWB:2025:4587 - Rechtbank Zeeland-West-Brabant - 16 juli 2025
Uitspraak
Rechtsgebieden
Uitspraak inhoud
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Belastingrecht
zaaknummer: BRE 23/9802
[belanghebbende] , uit [plaats] , belanghebbende,
en
de inspecteur van de Belastingdienst, de inspecteur.
Inleiding
- In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van 8 september 2023.
1.1. De inspecteur heeft aan belanghebbende voor het jaar 2019 een navorderingsaanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 68.234 (de navorderingsaanslag). Gelijktijdig bij de vaststelling van de navorderingsaanslag heeft de inspecteur aan belanghebbende € 683 belastingrente in rekening gebracht (de belastingrentebeschikking).
1.2. De inspecteur heeft het bezwaar van belanghebbende (deels) toegewezen. Daarbij heeft hij de navorderingsaanslag verminderd tot een navorderingsaanslag naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 62.602. De belastingrentebeschikking is dienovereenkomstig verminderd.
1.3. De rechtbank heeft partijen laten weten dat zij een zitting niet nodig vindt en gevraagd of zij het daarmee eens zijn. Omdat partijen daarna niet om een zitting hebben gevraagd, heeft de rechtbank het onderzoek 11 juni 2025 gesloten en de zaak niet behandeld op een zitting.
Beoordeling door de rechtbank
- De rechtbank beoordeelt of de navorderingsaanslag en de belastingrentebeschikking, zoals die luiden na de uitspraak op bezwaar, tot de juiste bedragen zijn vastgesteld. De rechtbank doet dat aan de hand van de beroepsgronden van belanghebbende.
2.1. Naar het oordeel van de rechtbank zijn de navorderingsaanslag en de belastingrentebeschikking tot de juiste bedragen vastgesteld. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot deze oordelen komt en welke gevolgen deze oordelen hebben.
Feiten
- Belanghebbende was in 2019 eigenaar en bewoner van de woning aan de [adres] (de woning).
3.1. Belanghebbende heeft in zijn aangifte IB/PVV voor het jaar 2019 (de aangifte) ter zake van de woning het volgende aangegeven:
3.2. Belanghebbende heeft in de aangifte de volgende leningen en rentebedragen vermeld:
De inspecteur heeft bij het opleggen van de navorderingsaanslag IB/PVV over 2019 geen van de bovengenoemde bedragen in aftrek geaccepteerd.
3.3. De lening bij [N.V.] is aangegaan in 2006. [N.V.] was een op Curaçao gevestigde naamloze vennootschap, maar thans is zij gevestigd in Mechelen (Nederland).
3.4. Met dagtekening 18 augustus 2022 heeft de inspecteur aan [N.V.] een aankondiging van een derdenonderzoek gestuurd met daarin het verzoek om informatie te verstrekken. In reactie daarop heeft [persoon] namens [N.V.] op 23 augustus 2022 per e-mail verklaard dat belanghebbende maandelijks € 707,08 rente – ofwel jaarlijks € 8.484,96 – betaalt aan [N.V.].
3.5. De inspecteur heeft het bezwaar van belanghebbende (deels) toegewezen en alsnog een aftrek van € 8.485 eigenwoningrente geaccepteerd. Het belastbaar inkomen uit werk en woning van de onderhavige jaren is als volgt vastgesteld:
3.6. Belanghebbende heeft een akte van hypothecaire lening met [N.V.] overgelegd waaruit blijkt dat hij aan [N.V.] een rente van 4% per jaar is verschuldigd. Ook heeft hij jaaroverzichten van de ABN AMRO overgelegd waaruit de betaalde rente op de Privélimiet plus en Flexibel Krediet lening (ABN AMRO leningen) blijkt.
3.7. De relevante voorwaarden van een Flexibel Kredietovereenkomst bij de ABN AMRO zijn:
“1. Wat is een Flexibel Krediet?
a. Tot de afgesproken kredietlimiet kunt u maximaal twee jaar geld opnemen vanaf het moment dat uw krediet in onze administratie is opgenomen. Ook kunt u in deze periode bedragen die u heeft terugbetaald weer opnemen. We noemen dit de opnameperiode. Na deze opnameperiode stopt de mogelijkheid om opnames te doen . U kunt na de opnameperiode ook geen opnames meer doen als u uw kredietlimiet nog niet heeft bereikt. Tijdens en na de opnameperiode moet u uw maandbedrag
betalen. Dit doet u totdat u uw openstaande leenbedrag van het Flexibel Krediet helemaal heeft terugbetaald. Hoe lang dit duurt na afloop van de opnameperiode is afhankelijk van uw openstaande leenbedrag, de rente en het maandbedrag. (…)
a. U betaalt iedere maand een bedrag. Dit maandbedrag bestaat uit een deel rente en een deel terugbetaling.”
3.8. De relevante voorwaarden van een Privélimiet Plus kredietovereenkomst bij de ABN AMRO zijn:
“1. Wat is een Privélimiet Plus?
a. U mag tot de afgesproken kredietlimiet geld opnemen.
a. U betaalt iedere maand een bedrag. Dit maandbedrag bestaat uit een deel rente en een deel terugbetaling.”
Overwegingen
Hypotheekrenteaftrek
- Tot de aftrekbare kosten met betrekking tot een eigen woning behoren onder meer de renten van schulden die behoren tot de eigenwoningschuld.
[1] Onder eigenwoningschuld wordt, voor zover hier van belang, verstaan het gezamenlijke bedrag van de schulden die zijn aangegaan in verband met een eigen woning.[2] Daaronder vallen kosten ter verwerving en kosten voor verbetering en onderhoud van de woning.[3] Kosten van verbetering en onderhoud worden slechts als eigenwoningschuld in aanmerking genomen voor zover de verbetering en het onderhoud met schriftelijke stukken worden onderbouwd.[4]
4.1. Tussen partijen is niet in geschil dat de lening bij [N.V.] kwalificeert als een eigenwoningschuld. Belanghebbende stelt dat hij € 16.969 per jaar aan rente op de geldlening bij [N.V.] heeft betaald. Ook de betaalde rente op zowel de Flexibel Krediet als de Privélimiet Plus-lening is volgens hem aftrekbaar, omdat deze leningen in 2002 zijn afgesloten ten behoeve van de bouw of verbouwing van de woning. Daarbij heeft hij verwezen naar een uitspraak van rechtbank Zeeland-West-Brabant
4.2. De rechtbank is van oordeel dat belanghebbende, op wie de bewijslast rust, niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij jaarlijks meer rente heeft betaald aan [N.V.] dan de door de inspecteur geaccepteerde € 8.485. Hij heeft geen betalingsbewijzen overgelegd waaruit enige betaling aan [N.V.] blijkt. Het enkele feit dat hij volgens de overeenkomst met [N.V.] 4% rente verschuldigd was, is onvoldoende voor aftrek.
4.3. Voor wat betreft de ABN AMRO-leningen overweegt de rechtbank ten aanzien van het Flexibel Krediet overeenkomstig het oordeel van het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch
4.4. Dat ligt anders voor de rente die is betaald op de Privélimiet Plus-lening. Belanghebbende heeft in dat verband geen stukken overgelegd waaruit volgt dat de betreffende lening verband houdt met uitgaven voor de eigen woning. In tegenstelling tot de Flexibel Krediet-lening is niet uit de specifieke leningsvoorwaarden en de historische kwalificatie door de inspecteur af te leiden dat sprake is van een eigenwoningschuld. Juist wijst de omstandigheid van een gelijkblijvende schuld in combinatie met een – op basis van de voorwaarden aanwezige (zie 3.8) – maandelijkse aflossing erop dat er steeds opnieuw bedragen zijn opgenomen. Niet is aangetoond dat deze opnamen verband houden met uitgaven voor de eigen woning. Voor de rente die is betaald op de Privélimiet Plus-lening is de rechtbank dus van oordeel dat de inspecteur de aftrek terecht geweigerd heeft. Vertrouwensbeginsel
4.5. Belanghebbende heeft aangevoerd dat de inspecteur een aantal aangiften van voorgaande jaren, waaronder de aangifte over 2011, heeft beoordeeld en de daarin aangegeven rente in aftrek heeft geaccepteerd. Belanghebbende stelt dat de inspecteur het vertrouwensbeginsel heeft geschonden.
4.6. De inspecteur voert aan dat het bezwaar tegen de aanslag IB/PVV 2011 kennelijk zonder nader onderzoek is toegewezen en dat belanghebbende het door hem gestelde verder niet aannemelijk heeft gemaakt.
4.7. De rechtbank overweegt dat belanghebbende geen stukken heeft overgelegd, waaruit blijkt dat het door hem gestelde juist is. Naar het oordeel van de rechtbank kan bovendien aan het gegeven dat de rente in aftrek is geaccepteerd voor een voorgaand jaar, niet het vertrouwen worden ontleend dat de aftrek ook voor het jaar 2019 wordt aanvaard, omdat de situatie in een bepaald jaar niets zegt over het verloop van de lening na dat jaar.
Belastingrente
4.8. Het beroep wordt geacht mede betrekking te hebben op de belastingrentebeschikking. Belanghebbende heeft geen zelfstandige gronden tegen de in rekening gebrachte belastingrente aangevoerd. Omdat de navorderingsaanslag wordt verminderd, dient ook de belastingrentebeschikking te worden verminderd.
Conclusie en gevolgen
- Het beroep is gegrond. De navorderingsaanslag wordt verminderd naar een navorderingsaanslag berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van
€ 61.892
[7] . De belastingrentebeschikking wordt dienovereenkomstig verlaagd.
5.1. De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenvergoeding. Wel krijgt belanghebbende het griffierecht vergoed.
Beslissing
De rechtbank:
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.A.J. Bastiaansen, rechter, in aanwezigheid van mr. D. Damen, griffier, op 16 juli 2025. De uitspraak is openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
Deze uitspraak is in Mijn Rechtspraak geplaatst.
Aan deze uitspraak hoeft eerst uitvoering te worden gegeven als de uitspraak onherroepelijk is geworden. De uitspraak is onherroepelijk als niet binnen zes weken na verzending van de uitspraak een rechtsmiddel is aangewend of onherroepelijk op het aangewende rechtsmiddel is beslist.
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch.
Artikel 3.120 van de Wet inkomstenbelasting 2001 (Wet IB 2001).
Artikel 3.119a, lid 1, letter a Wet IB 2001.
Artikel 3.119a, lid 2, letter a en b, Wet IB 2001.
Artikel 3.123 Wet IB 2001.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant 4 april 2023, ECLI:NL:RBZWB:2023:1692.
Gerechtshof ’s-Hertogenbosch 11 juni 2025, ECLI:NL:GHSHE:2025:1620.
€ 62.602 -/- € 710.
Artikel 27h, derde lid en artikel 28, zevende lid, van de AWR.