Terug naar bibliotheek
Rechtbank Zeeland-West-Brabant

ECLI:NL:RBZWB:2025:4367 - Rechtbank Zeeland-West-Brabant - 3 juli 2025

Uitspraak

ECLI:NL:RBZWB:2025:43673 juli 2025

Rechtsgebieden

BestuursrechtBestuursprocesrecht

Uitspraak inhoud

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht

zaaknummer: BRE 23/3829

proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 3 juli 2025 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [plaats] , eiseres

en

Dienst Toeslagen (voorheen Belastingdienst/Toeslagen), verweerder.

Inleiding

  1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de niet-ontvankelijkverklaring van haar bezwaar tegen de definitieve berekening van haar recht op huur- en zorgtoeslag over het jaar 2020 door de Dienst Toeslagen.

1.1. Met het besluit van 3 september 2021 (primair besluit) heeft de Dienst Toeslagen het recht van eiseres op huur- en zorgtoeslag over het berekeningsjaar 2020 definitief berekend. Tegen dit besluit heeft eiseres bezwaar gemaakt. Met het bestreden besluit van 23 juni 2023 heeft de Dienst Toeslagen het bezwaar van eiseres niet-ontvankelijk verklaard.

1.2. De rechtbank heeft het beroep van eiseres op 3 juli 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben namens de Dienst Toeslagen [persoon 1] en [persoon 2] deelgenomen. Eiseres is, zonder bericht, niet verschenen.

1.3. Na afloop van de zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beoordeling door de rechtbank

  1. De rechtbank verklaart het beroep van eiseres ongegrond.

2.1. Een van de voorwaarden voor de ontvankelijkheid van het bezwaar is dat het bezwaarschrift binnen een termijn van zes weken is ingediend.[1] Deze termijn begint te lopen op de dag na de dag waarop het besluit op de voorgeschreven wijze bekend is gemaakt.[2]

2.2. De Dienst Toeslagen heeft het primaire besluit op 3 september 2021 aan eiseres verzonden. Dit besluit is verzonden naar het adres waarop eiseres in de Basisregistratie personen (Brp) op dat moment stond geregistreerd. Dit betekent dat de termijn voor het indienen van bezwaar is aangevangen op 4 september 2021. Eiseres kon tot en met 16 oktober 2021 bezwaar maken tegen het primaire besluit. Het bezwaarschrift van eiseres is op 3 maart 2023 ontvangen door de Dienst Toeslagen. Eiseres heeft dus te laat bezwaar gemaakt.

2.3. Wanneer het bezwaar niet binnen de termijn van zes weken wordt ingediend, wordt het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard en niet inhoudelijk in behandeling genomen. Dit is alleen anders wanneer de indiener niet in verzuim is, oftewel wanneer sprake is van een goede reden waarom het bezwaarschrift niet tijdig is ingediend.[3] De termijnoverschrijding wordt dan verschoonbaar geacht.

2.4. De rechtbank stelt vast dat eiseres niet heeft uitgelegd waarom het bezwaarschrift te laat is ingediend. Eiseres heeft alleen inhoudelijke gronden aangevoerd. Eiseres heeft ook niet gesteld dat zij het primaire besluit niet heeft gekregen. Wel heeft eiseres in haar bezwaarschrift geschreven dat zij de correspondentie niet op tijd heeft. Maar deze stelling heeft zij verder niet toegelicht. Tevens heeft eiseres geschreven over operaties die haar dochter moest ondergaan, maar ook daarover heeft zij geen nadere informatie gegeven. Eiseres is ook niet ter zitting verschenen om meer uitleg te geven. De rechtbank ziet dan ook geen bijzondere omstandigheden op grond waarvan de termijnoverschrijding verschoonbaar kan worden geacht.

Conclusie en gevolgen

  1. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat de Dienst Toeslagen het bezwaar van eiseres terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard. Eiseres krijgt dus geen gelijk. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

3.1. De rechtbank heeft gewezen op de mogelijkheid om tegen de mondelinge uitspraak in hoger beroep te gaan op de hieronder omschreven wijze.

Beslissing

De rechtbank verklaart beroep ongegrond.

Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 3 juli 2025 door mr. R.J.H. van der Linden, rechter, in aanwezigheid van mr. S. Constant, griffier.

Een afschrift van dit proces-verbaal is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop dit proces-verbaal is verzonden.

Artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)

Artikel 6:8, eerste lid, van de Awb

Artikel 6:11 van de Awb


Voetnoten

Artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)

Artikel 6:8, eerste lid, van de Awb

Artikel 6:11 van de Awb