Terug naar bibliotheek
Rechtbank Zeeland-West-Brabant

ECLI:NL:RBZWB:2024:7399 - Rechtbank Zeeland-West-Brabant - 7 oktober 2024

Uitspraak

ECLI:NL:RBZWB:2024:73997 oktober 2024

Uitspraak inhoud

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht

Zittingsplaats Bergen op Zoom

zaaknummer.: 10835940 \ MB VERZ 23-444 CJIB-nummer: 0062 5422 4852 1980 uitspraakdatum: 8 oktober 2024

proces-verbaal van de zitting en uitspraak op een beroep op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv)

in de zaak van naam : [betrokkene] adres : [adres] woonplaats : [woonplaats] hierna: betrokkene

gemachtigde : [naam] (Verkeersboete.nl)

Verloop van de procedure

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.

De zaak is behandeld op de zitting van 8 oktober 2024. Namens de officier van justitie is verschenen mr. A. de Vreeze (hierna: zittingsvertegenwoordiger). Gemachtigde is ook verschenen. De kantonrechter heeft op de zitting uitspraak gedaan.

Standpunten

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd luidt, kort omschreven: parkeren op parkeergelegenheid op andere dan aangegeven wijze op de groenlandstraat te Bergen op Zoom op 3 april 2022 om 16:45 uur.

Inhoud beroepschrift:Gemachtigde heeft in het beroepschrift samengevat aangevoerd dat de gedraging niet is verricht, omdat de vermeende gedraging wordt genormeerd door art. 24 lid 1 aanhef en onder d, van het Rvv 1990 en er geen sprake is van een bord, onderbord of onderbord met tijdstippen. De gedraging kan daarom niet worden vastgesteld. Subsidiair wordt aangevoerd dat mogelijk de verkeerde feitcode is gebruikt en betrokkene een onjuiste overtreding wordt verweten. Mogelijk had de verbalisant het oog op een andere feitcode, namelijk R 315 A (parkeren op het trottoir). Gemachtigde verzoekt om een proceskostenvergoeding en om die uitsluitend aan Verkeersboete.nl te betalen.

Ter zitting heeft gemachtigde hieraan verder niets toegevoegd.

De zittingsvertegenwoordiger heeft verzocht het beroep gedeeltelijk gegrond te verklaren en heeft daartoe het volgende aangevoerd. Op de foto is duidelijk te zien dat de betrokkene met twee wielen op het trottoir staat. De zittingsvertegenwoordiger verzoekt de feitcode te wijzigen in R 315 B en het beroep voor het overige ongegrond te verklaren. De zittingsvertegenwoordiger verzoekt de sanctie te matigen met 25% wegens schending van de hoorplicht.

Overwegingen

De zittingsvertegenwoordiger heeft voorgesteld het beroep gedeeltelijk gegrond te verklaren in die zin dat de feitcode moet worden gewijzigd in feitcode R 315 B met als omschrijving: “als bestuurder van een motorvoertuig niet de rijbaan gebruiken door stil te staan op het trottoir, het voetpad, het fietspad, het fiets/bromfietspad of het ruiterpad”.

Aan betrokkene is een boete opgelegd voor feitcode R 397 E met als omschrijving: “als bestuurder een voertuig parkeren op een parkeergelegenheid, terwijl dat voertuig staat geparkeerd op een andere wijze dan op het bord of op het onderbord is aangegeven”. Uit het dossier en het verweer van gemachtigde is gebleken dat deze feitcode niet juist is. De verbalisant had feitcode R 315 B moeten gebruiken met als omschrijving: “als bestuurder van een motorvoertuig niet de rijbaan gebruiken door stil te staan op het trottoir, het voetpad, het fietspad, het fiets/bromfietspad of het ruiterpad”. Bij die feitcode hoort hetzelfde boetebedrag.

Naar het oordeel van de kantonrechter wordt betrokkene door deze wijziging van de feitcode niet in zijn belangen geschaad. Voor betrokkene was voldoende duidelijk waar de boete betrekking op had. Aan de gewijzigde feitcode ligt geen ander feitencomplex ten grondslag. De feitcode zal daarom worden gewijzigd.

Overschrijding redelijke termijn Een ieder heeft recht op behandeling van zijn rechtszaak binnen een redelijke termijn (artikel 6, lid 1 van het EVRM). Volgens vaste rechtspraak van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (ECLI:GHARL:2017:1777) is sprake van schending van die redelijke termijn van berechting wanneer de procedure bij de officier van justitie en de kantonrechter tezamen langer dan twee jaar heeft geduurd. Deze termijn vangt aan bij het opleggen van de boete. In dit geval is de boete opgelegd op 13 april 2022 en is de redelijke termijn dus met bijna zes maanden overschreden.

Omdat sprake is van een overschrijding zal de kantonrechter de boete matigen met 25% (zie ECLI:NL:GHARL:2023:6369). Het beroep is dus gedeeltelijk gegrond. De beslissing van de officier van justitie zal worden gewijzigd. Het bedrag dat betrokkene te veel aan zekerheid heeft betaald moet door de officier van justitie worden terugbetaald.

Nu de boete wordt gematigd is er aanleiding voor een proceskostenvergoeding. Daarbij gaat het alleen om de kosten in de fase waarin de redelijke termijn is overschreden, dus de kosten van het beroep bij de kantonrechter.

Die is als volgt berekend: beroepschrift kantonrechter: 1 punt x gewicht 0,5 x € 875,- = € 437,50 zitting kantonrechter: 1 punt x gewicht 0,5 x € 875,- = € 437,50 totaal € 875,00

De gemachtigde heeft verzocht te bepalen dat een proceskostenvergoeding, in afwijking van de Wahv, aan de gemachtigde moet worden overgemaakt. De kantonrechter overweegt dat sinds 1 januari 2024 in artikel 13a, lid 3 en 4, van de Wahv is bepaald dat de proceskostenvergoeding uitsluitend wordt uitbetaald op de rekening van de betrokkene en dat vorderingen tot deze uitbetaling niet vatbaar zijn voor vervreemding of verpanding. Dit betreft een rechtstreeks uit de wet voortvloeiende wijze van uitvoering van beslissingen in Wahv-zaken. De kantonrechter is niet bevoegd om over deze feitelijke uitvoering een oordeel te geven (zie ECLI:NL:GHARL:2024:4051). De kantonrechter is dan ook onbevoegd om kennis te nemen van de bezwaren tegen de wijze van uitbetaling van de proceskostenvergoeding.

Beslissing

De kantonrechter:

‒ verklaart het beroep gedeeltelijk gegrond; ‒ wijzigt de beslissing van de officier van justitie in die zin dat de boete wordt gematigd tot € 75,00, plus € 9,- administratiekosten; ‒ draagt de officier van justitie op het bedrag van € 25,00, dat betrokkene te veel als zekerheidstelling heeft betaald, aan betrokkene terug te betalen. ‒ veroordeelt de officier van justitie tot het vergoeden van de proceskosten van betrokkene van € 875,00.

Deze uitspraak is gedaan door mr. M.A.V. van Aardenne, kantonrechter, bijgestaan door de griffier L.I.M. Appels, en in het openbaar uitgesproken op 8 oktober 2024.

Als u het niet eens bent met deze beslissing , dan kunt u binnen 6 weken na de hieronder vermelde datum van verzending van deze beslissing hoger beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, maar alleen als:

Het beroepschrift moet worden ingediend bij Rechtbank Zeeland-West-Brabant, Team strafrecht, postbus 67, 4330 AB Middelburg Het beroepschrift moet zijn ondertekend door degene die beroep heeft ingesteld of door de gemachtigde. U dient daarbij het zaaknummer te vermelden. De procedure bij het gerechtshof verloopt geheel schriftelijk, tenzij u in het beroepschrift uitdrukkelijk vraagt om een zitting waarop u uw standpunt mondeling wilt toelichten.