ECLI:NL:RBZWB:2023:8487 - Rechtbank Zeeland-West-Brabant - 3 december 2023
Uitspraak
Uitspraak inhoud
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Civiel recht Kantonrechter
Zittingsplaats Bergen op Zoom
Zaaknummer: 10762083 \ VV EXPL 23-42
Vonnis in kort geding van 4 december 2023
in de zaak van
[eiser01] B.V. , te [plaats01] , eisende partij, hierna te noemen: [eiser01] , gemachtigde: mr. M. van der Veer,
tegen
ZIJ DIE VERBLIJVEN IN DE ONROERENDE ZAAK OF EEN GEDEELTE DAARVAN TE ( [postcode01] ) [plaats02] AAN DE [adres01] , ZIJNDE ANDEREN DAN GEBRUIKERS OF GEWEZEN GEBRUIKERS KRACHTENS EEN PERSOONLIJK OF ZAKELIJK RECHT, EN ZONDER VERMELDING VAN DE NAMEN EN WOONPLAATSEN VAN DEGENEN VOOR WIE DIT EXPLOOT BESTEMD IS , te [plaats02] , gedaagde partij, hierna te noemen: gedaagden, niet verschenen.
1 De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
-
de dagvaarding van 26 oktober 2023 met 7 producties,
-
de mondelinge behandeling van 20 november 2023, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.
2 De feiten
2.1. [eiser01] is sinds 2019 eigenaar van de bedrijfsloods, kantoor met bedrijfsterrein en verdere aanhorigheden aan de [adres01] te [plaats02] (hierna: de onroerende zaak). De onroerende zaak wordt sinds anderhalf jaar niet meer gebruikt.
2.2. Op of omstreeks 3 oktober 2023 is de onroerende zaak door krakers in bezit genomen.
2.3. Bij mail van 12 oktober 2023 hebben 5 mensen aan [eiser01] laten weten dat zij hun intrek hebben genomen in de onroerende zaak en dat zij met [eiser01] in gesprek willen gaan om in de onroerende zaak te kunnen blijven.
2.4. Op 18 en/of 19 oktober 2023 heeft [eiser01] de krakers aangezegd dat zij uiterlijk 22 oktober 2022 de onroerende zaak moeten verlaten.
2.5. Bij brief van 26 oktober 2023 heeft de gemeente Roosendaal aan [eiser01] bericht dat de bewoning van de onroerende zaak in strijd is met het bestemmingsplan en dat deze overtreding uiterlijk 23 november 2023 beëindigd moet zijn, omdat zij anders overwegen het handhavingstraject in te zetten waarvan de kosten voor rekening van [eiser01] komen.
2.6. Gedaagden hebben de onroerende zaak niet verlaten.
3 Het geschil en de beoordeling daarvan
3.1. [eiser01] vordert – samengevat – bij vonnis in kort geding, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad: I. gedaagden hoofdelijk te veroordelen om de onroerende zaak aan de [adres01] in [plaats02] binnen drie dagen na betekening van dit vonnis, te ontruimen en te verlaten met alle daarin zijdens gedaagden aanwezige personen, dieren en zaken en aan [eiser01] te vrije beschikking te stellen en te houden, op straffe van een dwangsom van € 1.000,00 per dag of gedeelte daarvan dat gedaagden hiermee in gebreke blijven; II. te bepalen dat dit vonnis binnen de in artikel 557a lid 3 Rv genoemde termijn van een jaar ook ten uitvoer zal kunnen worden gelegd tegen een ieder die zich ten tijde van de tenuitvoerlegging daar bevindt of daar binnentreedt en telkens wanneer dat zich voordoet; kosten rechtens.
3.2. Gedaagden zijn, hoewel behoorlijk gedagvaard, niet ter zitting verschenen en hebben ook niet tijdig een schriftelijk antwoord ingediend of om uitstel verzocht, zodat tegen hen verstek is verleend.
3.3. De spoedeisendheid van de zaak blijkt voldoende uit de aard van de vorderingen.
3.4. De stellingen van [eiser01] staan, nu zij niet in rechte zijn weersproken, in deze procedure vast. Het gevorderde komt de voorzieningenrechter niet onrechtmatig of ongegrond voor, zodat het gevorderde – met in achtneming van het navolgende – zal worden toegewezen. Een ontruimingstermijn van drie dagen na betekening van dit vonnis en een herkraaktermijn van een jaar wordt daarbij redelijk geacht. De voorzieningenrechter ziet wel aanleiding om aan de mogelijk te verbeuren dwangsommen een maximum te verbinden van € 3.000,00.
3.5. Gedaagden zijn in het ongelijk gesteld en moeten daarom (hoofdelijk) de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [eiser01] worden begroot op:
te vermeerderen met de kosten gemaakt voor de in artikel 61 Rv voorgeschreven advertentie.
4 De beslissing
De kantonrechter
4.1. veroordeelt gedaagden hoofdelijk om binnen 3 dagen na betekening van dit vonnis de onroerende zaak aan de [adres01] in [plaats02] te ontruimen en te verlaten met alle daarin zijdens gedaagden aanwezige personen, dieren en zaken en aan [eiser01] ter vrije beschikking te stellen en te houden, op straffe van een dwangsom van € 1.000,00 per dag of gedeelte daarvan dat gedaagden hiermee in gebreke blijven met een maximum van € 3.000,00,
4.2. bepaalt dat de veroordeling onder 4.1. binnen de in artikel 557a lid 3 Rv genoemde termijn van een jaar ook ten uitvoer zal kunnen worden gelegd tegen een ieder die zich ten tijde van de tenuitvoerlegging daar bevindt of daar binnentreedt en telkens wanneer zich dat voordoet,
4.3. veroordeelt gedaagden hoofdelijk in de proceskosten van € 896,32, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Als gedaagden niet tijdig aan de veroordelingen voldoen en het vonnis daarna wordt betekend, dan moeten gedaagden ook de kosten van betekening betalen,
4.4. verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
4.5. wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.P.M. van der Burgt en in het openbaar uitgesproken op 4 december 2023. **