Artikel 557a (Uitstel gedwongen ontruiming gebouwde onroerende zaak)
1. Tenzij zulks onverenigbaar zou zijn met het belang van degene op wiens vordering het bevel wordt gedaan, kan de rechter bepalen dat een vonnis, waarbij aan anderen dan aan gebruikers of gewezen gebruikers krachtens een persoonlijk of zakelijk recht de ontruiming wordt bevolen van een gebouwde onroerende zaak of gedeelte daarvan, binnen een door hem te bepalen termijn niet ten uitvoer kan worden gelegd, onverminderd het recht van de eerstgenoemde op vergoeding van alle geleden of te lijden schade.
2. Tenzij zulks onverenigbaar zou zijn met het belang van degene op wiens vordering het bevel tot ontruiming wordt gedaan, bepaalt de rechter dat dit bevel niet ten uitvoer kan worden gelegd, totdat hij omtrent het al dan niet bepalen van een termijn als in het vorige lid bedoeld heeft beslist, na terzake inlichtingen te hebben ingewonnen bij burgemeester en wethouders van de gemeente waarin de onroerende zaak zich bevindt. Hiertoe beveelt hij burgemeester en wethouders binnen een door hem te bepalen termijn hun schriftelijk bericht ter griffie in te leveren of op een door hem te bepalen zitting mondeling verslag te doen of door een door hen aangewezen ambtenaar te laten doen.
3. Desgevorderd kan de rechter bepalen dat een vonnis, waarbij aan anderen dan aan gebruikers of gewezen gebruikers krachtens een persoonlijk of zakelijk recht de ontruiming wordt bevolen van een gebouwde onroerende zaak of gedeelte daarvan, tot een jaar na de dag waarop het vonnis wordt uitgesproken dan wel bekrachtigd, of, indien de rechter een termijn bepaalt als bedoeld in het eerste lid, tot een jaar na de dag waarop die datum verstrijkt, ten uitvoer kan worden gelegd tegen een ieder die ten tijde van de tenuitvoerlegging zich daar bevindt of daar binnentreedt en telkens wanneer dat zich voordoet.
Uitleg in duidelijke taal
1. Tenzij zulks onverenigbaar zou zijn met het belang van degene op wiens vordering het bevel wordt gedaan, kan de rechter bepalen dat een vonnis, waarbij aan anderen dan aan gebruikers of gewezen gebruikers krachtens een persoonlijk of zakelijk recht de ontruiming wordt bevolen van een gebouwde onroerende zaak of gedeelte daarvan, binnen een door hem te bepalen termijn niet ten uitvoer kan worden gelegd, onverminderd het recht van de eerstgenoemde op vergoeding van alle geleden of te lijden schade.
Dit betekent dat de rechter kan beslissen dat een vonnis – waarbij de ontruiming van een gebouwde onroerende zaak of een deel daarvan wordt bevolen aan anderen dan (gewezen) gebruikers die een persoonlijk of zakelijk recht hebben – gedurende een door de rechter vast te stellen termijn niet ten uitvoer mag worden gelegd. Dit is echter alleen mogelijk als dit niet in strijd (onverenigbaar) is met het belang van de persoon op wiens vordering het bevel tot ontruiming is gedaan. Het recht van deze persoon op vergoeding van alle geleden of nog te lijden schade blijft hierbij onverminderd bestaan.
2. Tenzij zulks onverenigbaar zou zijn met het belang van degene op wiens vordering het bevel tot ontruiming wordt gedaan, bepaalt de rechter dat dit bevel niet ten uitvoer kan worden gelegd, totdat hij omtrent het al dan niet bepalen van een termijn als in het vorige lid bedoeld heeft beslist, na terzake inlichtingen te hebben ingewonnen bij burgemeester en wethouders van de gemeente waarin de onroerende zaak zich bevindt. Hiertoe beveelt hij burgemeester en wethouders binnen een door hem te bepalen termijn hun schriftelijk bericht ter griffie in te leveren of op een door hem te bepalen zitting mondeling verslag te doen of door een door hen aangewezen ambtenaar te laten doen.
Dit betekent dat de rechter, tenzij dit onverenigbaar is met het belang van de persoon op wiens vordering het bevel tot ontruiming is gedaan, bepaalt dat dit bevel niet ten uitvoer kan worden gelegd. Deze opschorting van de tenuitvoerlegging duurt totdat de rechter heeft beslist over het al dan niet vaststellen van een termijn zoals bedoeld in het eerste lid. Deze beslissing neemt de rechter pas nadat hij daarvoor inlichtingen heeft ingewonnen bij de burgemeester en wethouders van de gemeente waar de onroerende zaak zich bevindt. Om deze inlichtingen te verkrijgen, beveelt de rechter de burgemeester en wethouders om binnen een door hem vastgestelde termijn hun schriftelijk bericht bij de griffie in te leveren of om op een door hem te bepalen zitting mondeling verslag te doen, eventueel door een door hen aangewezen ambtenaar.
3. Desgevorderd kan de rechter bepalen dat een vonnis, waarbij aan anderen dan aan gebruikers of gewezen gebruikers krachtens een persoonlijk of zakelijk recht de ontruiming wordt bevolen van een gebouwde onroerende zaak of gedeelte daarvan, tot een jaar na de dag waarop het vonnis wordt uitgesproken dan wel bekrachtigd, of, indien de rechter een termijn bepaalt als bedoeld in het eerste lid, tot een jaar na de dag waarop die datum verstrijkt, ten uitvoer kan worden gelegd tegen een ieder die ten tijde van de tenuitvoerlegging zich daar bevindt of daar binnentreedt en telkens wanneer dat zich voordoet.
Dit betekent dat de rechter, als daarom wordt verzocht (desgevorderd), kan bepalen dat een vonnis – waarbij de ontruiming van een gebouwde onroerende zaak of een deel daarvan wordt bevolen aan anderen dan (gewezen) gebruikers die een persoonlijk of zakelijk recht hebben – ten uitvoer kan worden gelegd tegen iedereen die zich op het moment van de tenuitvoerlegging in de onroerende zaak bevindt of deze binnentreedt. Dit geldt telkens wanneer een dergelijke situatie zich voordoet. Deze mogelijkheid tot tenuitvoerlegging geldt tot een jaar na de dag waarop het vonnis is uitgesproken of bekrachtigd. Indien de rechter een termijn heeft bepaald zoals bedoeld in het eerste lid, dan geldt deze mogelijkheid tot tenuitvoerlegging tot een jaar na de dag waarop die termijn verstrijkt.