ECLI:NL:RBROT:2025:9982 - Rechtbank Rotterdam - 21 juli 2025
Uitspraak
Rechtsgebieden
Genoemde wetsartikelen
Uitspraak inhoud
Team insolventie
insolventienummer: [nummer]
vonnis van: 21 juli 2025
op het verzoek van:
[verzoekster] , wonende te [adres] , [postcode] [woonplaats] .
Waar deze zaak over gaat Mevrouw [verzoekster] bevindt zich in een problematische schuldensituatie. Om tot een oplossing voor haar schulden te komen heeft mevrouw [verzoekster] een verzoek gedaan te worden toegelaten tot de wettelijke schuldsaneringsregeling (WSNP). Dit verzoek wordt toegewezen. De rechtbank zal geen eerdere ingangsdatum bepalen.
De rechtbank legt hierna uit waarom zij zo beslist.
1 De procedure
1.1. Mevrouw [verzoekster] heeft een verzoek ingediend om te worden toegelaten tot de WSNP.
1.2. Het verzoek is behandeld op de zitting van 14 juli 2025. Op de zitting zijn verschenen:
- mevrouw [verzoekster] ;
- de heer M. El Joghrafi, beschermingsbewindvoerder.
2 De beoordeling van het verzoek
2.1. Mevrouw [verzoekster] kan worden toegelaten tot de WSNP als zij zich in een problematische schuldensituatie bevindt en zij te goeder trouw was bij het ontstaan en onbetaald laten van haar schulden. De rechtbank kijkt daarbij vooral naar de afgelopen drie jaar. Ook moet de verwachting bestaan dat mevrouw [verzoekster] de verplichtingen van de WSNP zal voldoen.
2.2. Mevrouw [verzoekster] voldoet aan alle eisen en wordt toegelaten tot de WSNP.
Verplichtingen
2.3. De verplichtingen waaraan mevrouw [verzoekster] tijdens de WSNP moet voldoen zijn: de informatieverplichting, de inspanningsverplichting, de verplichting geen nieuwe schulden te laten ontstaan, de verplichting om schuldeisers niet te benadelen en de afdrachtverplichting. Er wordt een bewindvoerder benoemd. Deze bewindvoerder controleert of de verplichtingen worden nagekomen. Er wordt ook een rechter-commissaris benoemd. De taak van de rechter-commissaris is om toezicht te houden op de bewindvoerder.
2.4. Daarnaast is ter zitting gebleken dat mevrouw [verzoekster] een kind van een gedupeerde van de toeslagenaffaire is en reeds een bedrag van € 10.000,-- heeft ontvangen van de Belastingdienst. Op grond van artikel 295 Faillissementswet valt dat bedrag in beginsel in de boedel.
2.5. Als mevrouw [verzoekster] zich tijdens het WSNP-traject houdt aan alle verplichtingen die de WSNP met zich brengt, eindigt het traject met de zogenoemde “schone lei”. Dit betekent dat schuldeisers hun vorderingen ten aanzien waarvan de WSNP werkt niet meer op mevrouw [verzoekster] kunnen verhalen.
Postblokkade
2.6. De eerste 13 maanden van het traject geldt in beginsel een postblokkade. Dat betekent dat in die periode alle post naar de bewindvoerder gaat. De bewindvoerder stuurt de post na controle door aan mevrouw [verzoekster] .
Bevoegdheid rechtbank
2.7. De rechtbank is, gelet op het bepaalde in artikel 3 lid 1 Verordening (EU) 2015/848 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie, bevoegd deze insolventieprocedure als hoofdprocedure te openen nu het centrum van voornaamste belangen van mevrouw [verzoekster] in Nederland ligt.
De ingangsdatum
2.8. Het WSNP-traject duurt in principe 18 maanden. De Faillissementswet bepaalt dat de termijn van de WSNP in beginsel ingaat op de dag van dit vonnis, tenzij er aanleiding is de termijn eerder te laten ingaan.
2.9. Een eerdere ingangsdatum kan worden bepaald als vanaf die eerdere datum de verplichtingen die volgen uit het voorafgaande schuldhulpverleningstraject zijn nagekomen. Als uitgangspunt geldt daarbij dat de schuldenaar tijdens het minnelijke voortraject maximaal, op basis van de normen die gelden voor berekening van het vrij te laten bedrag (het vtlb), moet aflossen op zijn schulden en dat zij zich moet inspannen om zoveel mogelijk baten voor de schuldeisers te verwerven. Het vtlb wordt berekend met de vtlb-calculator die via het internet beschikbaar is. Om voor een eerdere ingangsdatum in aanmerking te komen, moet dus maandelijks sprake zijn van aflossingen die tenminste gelijk zijn aan het genoemde verschil tussen de netto inkomsten en het vtlb. Daarnaast moet er bij arbeidsgeschiktheid fulltime gewerkt worden of moet er aantoonbaar worden gesolliciteerd naar een fulltime baan.
2.10. De rechtbank stelt vast dat mevrouw [verzoekster] niet heeft verzocht om een eerdere ingangsdatum, terwijl ook overigens op basis van de ingediende stukken en dat wat op de zitting is besproken niet kan worden vastgesteld dat aan de vereiste verplichtingen, en dan met name de inspanningsverplichting, is voldaan. Mevrouw [verzoekster] heeft geen (medische) stukken overgelegd waaruit blijkt dat zij arbeidsongeschikt is. Ook heeft mevrouw [verzoekster] geen sollicitaties overgelegd. Daarmee heeft mevrouw [verzoekster] niet voldaan aan de inspanningsverplichting waardoor de rechtbank tot de conclusie komt dat geen eerdere ingangsdatum zal worden bepaald.
3 De beslissing
De rechtbank:
- spreekt de toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling uit ten aanzien van:
[verzoekster] , geboren op [geboortedatum] 1993 te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ), wonende te [adres] , [postcode] [woonplaats] ;
- benoemt tot rechter-commissaris mr. M.C. Snel-van den Hout
en tot bewindvoerder A. Noordzij, gevestigd te Postbus 7441, 3284 ZG Zuid-Beijerland;
-
stelt de ingangsdatum van de schuldsaneringsregeling vast op 21 juli 2025 en de einddatum op 21 januari 2027;
-
draagt de bewindvoerder op de post van verzoekster in te zien;
-
bepaalt dat de bewindvoerder een voorschot op de vergoeding mag nemen volgens het Besluit vergoeding bewindvoerder schuldsanering. Deze vergoeding is gelijk aan 1/19e deel van de overeenkomstig artikel 2 van dat Besluit te berekenen vergoeding. Dit kan alleen:
-
zolang de schuldsaneringsregeling loopt en,
-
voor zover de boedel toereikend is.
Dit is de beslissing van mr. W.J. Roos-van Toor, rechter, in samenwerking met I. van Gemerde, griffier. Deze beslissing is in het openbaar uitgesproken op 21 juli 2025.
Tegen deze uitspraak kan degene aan wie de Faillissementswet dat recht toekent, gedurende acht dagen na de dag van deze uitspraak, hoger beroep instellen. Het hoger beroep kan uitsluitend door een advocaat worden ingesteld bij een verzoekschrift, in te dienen ter griffie van het gerechtshof dat van deze zaak kennis moet nemen.