ECLI:NL:RBROT:2025:9740 - Rechtbank Rotterdam - 18 juli 2025
Uitspraak
Rechtsgebieden
Uitspraak inhoud
Team insolventie
insolventienummer: [nummer]
vonnis van: 18 juli 2025
op het verzoek van:
[schuldenaar], wonende te [adres], [postcode] [woonplaats].
Waar deze zaak over gaat [schuldenaar] bevindt zich in een problematische schuldensituatie. Om tot een oplossing voor zijn schulden te komen heeft [schuldenaar] een verzoek gedaan te worden toegelaten tot de wettelijke schuldsaneringsregeling (WSNP). Dit verzoek wordt toegewezen. De rechtbank ziet aanleiding om een eerdere ingangsdatum te bepalen.
De rechtbank legt hierna uit waarom zij zo beslist.
1 De procedure
1.1. [schuldenaar] heeft een verzoek ingediend om te worden toegelaten tot de WSNP.
1.2. Het verzoek is behandeld op de zitting van 11 juli 2025. Op de zitting zijn verschenen:
- [schuldenaar], verzoeker,
- mevrouw L. Middelburg-Christiaens, schuldhulpverlener.
1.3. Ter zitting zijn aanvullende stukken overgelegd.
1.4. Schuldhulpverlening heeft op 11 juli 2025, na de zitting, namens [schuldenaar] aanvullende stukken overgelegd.
1.5. De uitspraak is bepaald op heden.
2 De beoordeling van het verzoek
2.1. Om toegelaten te worden tot de WSNP, dient [schuldenaar] in beginsel eerst een buitengerechtelijke schuldregeling te beproeven. Dit vereiste vervalt indien aannemelijk is dat het niet mogelijk is om tot een dergelijke regeling te komen.
2.2. Uit het verzoekschrift blijkt dat schuldhulpverlening namens [schuldenaar] niet geprobeerd heeft om tot een minnelijke regeling te komen met de schuldeisers. In plaats daarvan is direct een WSNP-verzoek ingediend. De reden hiervoor is dat de Belastingdienst niet wil meewerken aan een schuldregeling. Er waren namelijk geen belastingaangiftes gedaan. Indien er geen belastingaangiftes worden gedaan, dan wordt door de Belastingdienst ook geen saldo-opgaaf verstrekt en weigeren ze mee te werken met een schuldregeling. De saldo-opgaaf van 20 februari 2024 is naar [schuldenaar] zelf gestuurd en niet naar de schuldhulpverlener. Dat is niet de definitieve saldo-opgave. Inmiddels zijn de belastingaangiftes wel gedaan, maar dit is pas gebeurd nadat het verzoek tot toelating tot de WSNP was ingediend.
2.3. De rechtbank is van oordeel dat in deze specifieke situatie het ontbreken van een poging om tot een minnelijke regeling te komen, niet aan de ontvankelijkheid van het verzoek in de weg staat, omdat voldoende aannemelijk is geworden dat de Belastingdienst als grootste schuldeiser geen medewerking wilde verlenen aan het minnelijk traject. [schuldenaar] is dus ontvankelijk in zijn verzoek.
De toelating
2.4. [schuldenaar] kan worden toegelaten tot de WSNP als hij zich in een problematische schuldensituatie bevindt en hij te goeder trouw was bij het ontstaan en onbetaald laten van zijn schulden. De rechtbank kijkt daarbij vooral naar de afgelopen drie jaar. Ook moet de verwachting bestaan dat [schuldenaar] aan de verplichtingen van de WSNP zal voldoen.
2.5. [schuldenaar] voldoet aan alle eisen en wordt toegelaten tot de WSNP. De rechtbank betrekt daarbij dat het merendeel van de schulden buiten de driejaarstermijn vallen. De onderneming van [schuldenaar] is feitelijk reeds anderhalf jaar geleden gestaakt en er zijn maatregelen genomen om de administratie alsnog op orde te krijgen. Dat de schulden te kwader trouw onbetaald zijn gelaten is niet gebleken. [schuldenaar] heeft voldaan aan zijn inspanningsverplichting maar heeft vanwege beslag door de Belastingdienst niet kunnen aflossen op zijn schulden.
De verplichtingen
2.6. De verplichtingen waaraan [schuldenaar] tijdens de WSNP moet voldoen zijn: de informatieverplichting, de inspanningsverplichting, de verplichting geen nieuwe schulden te laten ontstaan, de verplichting om schuldeisers niet te benadelen en de afdrachtverplichting. Er wordt een bewindvoerder benoemd. Deze bewindvoerder controleert of de verplichtingen worden nagekomen. Er wordt ook een rechter-commissaris benoemd. De taak van de rechter-commissaris is om toezicht te houden op de bewindvoerder.
2.7. Als [schuldenaar] zich tijdens het WSNP-traject houdt aan alle verplichtingen die de WSNP met zich brengt, eindigt het traject met de zogenoemde “schone lei”. Dit betekent dat schuldeisers hun vorderingen ten aanzien waarvan de WSNP werkt niet meer op [schuldenaar] kunnen verhalen.
2.8. De eerste 13 maanden van het traject geldt in beginsel een postblokkade. Dat betekent dat in die periode alle post naar de bewindvoerder gaat. De bewindvoerder stuurt de post na controle door aan [schuldenaar].
Bevoegdheid
2.9. De rechtbank is, gelet op het bepaalde in artikel 3 lid 1 Verordening (EU) 2015/848 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie, bevoegd deze insolventieprocedure als hoofdprocedure te openen nu het centrum van voornaamste belangen van [schuldenaar] in Nederland ligt.
De ingangsdatum
2.10. Het WSNP-traject duurt in principe 18 maanden. De Faillissementswet bepaalt dat de termijn van de WSNP in beginsel ingaat op de dag van dit vonnis, tenzij er aanleiding is de termijn eerder te laten ingaan.
2.11. Een eerdere ingangsdatum kan worden bepaald als vanaf die eerdere datum de verplichtingen die volgen uit het voorafgaande schuldhulpverleningstraject zijn nagekomen. Als uitgangspunt geldt daarbij dat de schuldenaar tijdens het minnelijke voortraject maximaal, op basis van de normen die gelden voor berekening van het vrij te laten bedrag (het vtlb), moet aflossen op zijn schulden en dat hij zich moet inspannen om zoveel mogelijk baten voor de schuldeisers te verwerven. Het vtlb wordt berekend met de vtlb-calculator die via het internet beschikbaar is. Om voor een eerdere ingangsdatum in aanmerking te komen, moet dus maandelijks sprake zijn van aflossingen die tenminste gelijk zijn aan het genoemde verschil tussen de netto inkomsten en het vtlb. Daarnaast moet er bij arbeidsgeschiktheid fulltime gewerkt worden of moet er aantoonbaar worden gesolliciteerd naar een fulltime baan.
2.12. De vraag is of [schuldenaar] tijdens het voorafgaande schuldhulpverleningstraject aan alle verplichtingen heeft voldaan. Deze vraag kan de rechtbank nog niet volledig beoordelen bij gebrek aan voldoende informatie. In dat kader stelt de rechtbank allereerst vast dat schuldhulpverlening, inzake de schuldregeling, op 5 december 2024 aan de schuldeisers een verzoek heeft gedaan voor een saldo-opgave. Aangezien [schuldenaar] sindsdien fulltime werkt, heeft hij aan de inspanningsverplichting voldaan. Verder volgt uit de vtlb-berekening van 4 maart 2025 dat [schuldenaar] een afdrachtscapaciteit heeft van € 770,26. Ter zitting is verklaard dat er niet is gespaard voor de (gezamenlijke) schuldeisers, omdat in die periode door een schuldeiser beslag is gelegd op de inkomsten van [schuldenaar]. Daardoor is een deel van de inkomsten alleen betaald aan deze schuldeiser. Rekening houdend met de afdrachten onder het beslag (overeenkomstig het arrest van de Hoge Raad van 20 december 2024 (ECLI:NL:HR:2024:1913), rechtsoverweging 3.11.3), zou wel voldoende (conform het vtlb) zijn afgedragen. Het lijkt er dus op dat per 5 december 2024 ook aan de geldende afdrachtplicht is voldaan. Echter, de onderliggende stukken om dit vast te stellen ontbreken in het dossier. Het gaat daarbij om de specificaties ten aanzien van het beslag en de vtlb-berekening.
2.13. Omdat de rechtbank op grond van het dossier en dat wat op de zitting is besproken op voorhand niet onaannemelijk acht dat door [schuldenaar] aan de verplichtingen in het voorafgaande schuldhulpverleningstraject is voldaan, maar informatie ontbreekt om dit daadwerkelijk vast te stellen, ziet de rechtbank aanleiding om (i) bij dit vonnis een eerdere ingangsdatum te bepalen, en (ii) het definitieve oordeel over de nakoming van de verplichtingen in het voortraject te laten aan de rechter-commissaris of de rechtbank die een oordeel moet geven over de beëindiging van de schuldsaneringsregeling. De uitkomst van die beoordeling kan aanleiding zijn om de termijn van de schuldsaneringsregeling (alsnog) te verlengen (artikel 349a lid 2 Fw respectievelijk artikel 349a lid 3 Fw). De rechtbank verwijst voor deze route naar het arrest van de Hoge Raad van 20 december 2024 (ECLI:NL:HR:2024:1913), rechtsoverweging 3.6.5, laatste alinea.
2.14. De bewindvoerder wordt opgedragen om in het verslag (artikel 318 Fw) of in het eindverslag (artikel 352 Fw) de rechter-commissaris dan wel de rechtbank te adviseren over de vraag of [schuldenaar] in het schuldhulpverleningstraject heeft voldaan aan de uit dat traject voortvloeiende verplichtingen.
2.15. De rechtbank stelt de ingangsdatum vast op 5 december 2024, zijnde de dag waarop de verzoeken om saldo-opgaaf zijn verstuurd.
3 De beslissing
De rechtbank:
- spreekt de toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling uit ten aanzien van:
[schuldenaar], geboren op [geboortedatum]-1963 te [geboorteplaats], wonende te [adres]; voorheen handelend onder de naam [handelsnaam],
- benoemt tot rechter-commissaris mr. C.G.E. Prenger
en tot bewindvoerder [naam], gevestigd te [postadres] ;
-
stelt de ingangsdatum van de schuldsaneringsregeling vast op 5 december 2024 en de einddatum op 5 juni 2026;
-
draagt de bewindvoerder op de post van [schuldenaar] in te zien;
-
bepaalt dat de bewindvoerder een voorschot op de vergoeding mag nemen volgens het Besluit vergoeding bewindvoerder schuldsanering. Deze vergoeding is gelijk aan 1/12e deel van de overeenkomstig artikel 2 van dat Besluit te berekenen vergoeding. Dit kan alleen:
-
zolang de schuldsaneringsregeling loopt en,
-
voor zover de boedel toereikend is.
Dit is de beslissing van mr. C.G.E. Prenger, rechter, in samenwerking met mr. T.M.M. de Laat, griffier. Deze beslissing is in het openbaar uitgesproken op 18 juli 2025.
Tegen deze uitspraak kan degene aan wie de Faillissementswet dat recht toekent, gedurende acht dagen na de dag van deze uitspraak, hoger beroep instellen. Het hoger beroep kan uitsluitend door een advocaat worden ingesteld bij een verzoekschrift, in te dienen ter griffie van het gerechtshof dat van deze zaak kennis moet nemen.