Uitspraak inhoud

Rechtbank Rotterdam

Bestuursrecht

zaaknummer: ROT 24/5144

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 30 juli 2025 in de zaak tussen

[eiseres] , te [plaats] , eiseres,

(gemachtigde: mr. F.J.M. Kobossen),

en

de minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur, voorheen de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, verweerder, (gemachtigden: mr. E.A. Verhulp en mr. F. Peters van Neijenhof).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen een boete van € 1.500,- die verweerder haar met het besluit van 12 januari 2024 heeft opgelegd voor een overtreding van de Wet dieren.

1.1. Met het bestreden besluit van 15 april 2024 op het bezwaar van eiseres heeft verweerder de boete gehandhaafd.

1.2. Verweerder heeft op het beroep gereageerd met twee verweerschriften. Eiseres heeft ook schriftelijk gereageerd.

1.3. De rechtbank heeft het beroep op 8 juli 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben de gemachtigden van verweerder deelgenomen. Namens eiseres is met voorafgaande kennisgeving niemand verschenen.

Totstandkoming van het besluit

2. Verweerder heeft zijn besluit gebaseerd op een rapport van bevindingen dat op 3 november 2023 is opgemaakt door een toezichthouder van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA). De toezichthouder schrijft in het rapport onder meer het volgende.

Datum en tijdstip van de bevindingen: 17 oktober 2023, omstreeks 11:00 uur. Ik heb in het bedrijf aangesproken en heb mij gelegitimeerd aan [naam] functie: Chauffeur. Ik bevond me op de losbrug in Vion te Groenlo. Ik was bezig met de ante mortem keuring bij het lossen van de varkens. De varkens kwamen uit van de vrachtwagen met de kentekens [kenteken] . Ik zag een varken met slachtbliknummer [nummer] (zie foto 4) op de losklep van de vrachtwagen dat heel moeilijk liep. Ik zag dat het chauffeur begeleidt het varken uit de wagen. Ik zag dat op de voorpoot (links) van de varken een zwelling ontstond, (zie foto 1 en 2) Ik gaf een opdracht aan de medewerkers om dat varken apart op te stallen. Nadat de vrachtwagen leeg was, ging ik naar de onthouders hok om dat varken verder te beoordelen.

Ik zag dat het varken zijn voorpoot(links) niet kon belasten en wreef zijn voorpoot over de vloer(zie foto 1, 2, 5 en video). Ik zag op de zwelling aan de voorpoot dat er ook laesies waren geweest door het wrijven van de voorpoot over de vloer. Die laesies kan ik beschrijven als een rode en geïrriteerde plek met een laag dat wordt gevormd na wrijven van betreffende lichaamsdeel over harde oppervlakten. Dat laag is ook korst genoemd (zie foto 5). Ik zag dat de ademhaling van het varken afwijkend was. De ademhaling was versneld en het varken zat onrustig uit(zie video). Ik zag dat het varken een afwijkende houding van kop en rug had. De rug was krom, de buik was opgetrokken en de kop laag iets naar beneden(zie foto 1,2,5 en video). Deze verschijnselen duiden op een pijn in het lichaam. Ik heb de palpatie uitgevoerd op de aangetaste voorpoot en ik kreeg een terugtrekken reactie op een heel klein druk op de aangetaste plek. Pijn is een waarschuwingssignaal dat via de zenuwen wordt doorgegeven aan de hersenen. Deze reageren daarop met een aantal maatregelen: het terugtrekken van zijn voorpoot of het ontzien van het pijnlijke lichaamsdeel, maar ook het aansturen van lichaamsfuncties om de oorzaak van de pijn weg te nemen. Pijn wordt daarom beschouwd als een fysieke ervaring alsook een emotionele ervaring. De pijnprikkel wordt meestal veroorzaakt door weefselschade. Ik gaf instructies aan de medewerkers om dit varken met spoed te laten slachten. De volgende post mortem-bevindingen zijn geconstateerd: een acute infectie proces in de longen (zie foto 7), een abces tussen het ribbenkast en het borstbeen en daarnaast ontstoken borstvlies(pleuritis) die een verkleving van de organen aan de binnenzijde van de ribbenkast veroorzaakt (zie foto 8); meerdere abcessen en ontsteking in de carpale benen, ontsteking van de gewricht (radio ulno tarsaal gewricht en tarso-metatarsaal gewricht) met bloeding (zie foto 6). De post mortem-bevindingen zijn geconstateerd door toezichthouder met toezichthoudernummer [nummer] , dezelfde dierenarts die ook de ante mortem bevindingen heeft geconstateerd. Ik zag dat het dier geleid had en dat de afwijking op de voorpoot langer geweest was. Ik zag dat de bacteriologisch proces in het gewricht al actief was en daardoor de infectie van de voorpoot ging door de bloedstelsel in hele lichaam. Het is ook te zien in de foto's 7 en 8. Naar mijn ervaring als dierenarts beschouwde ik de ontstoken voorpoot(links) ouder dan 2 dagen aangezien het feit dat er een bacteriologisch proces aanwezig was en dat het proces in hele lichaam door geweest was. Daarnaast de mate van de ontsteking van de voorpoot bij de ante mortem keuring met blauwe plekken op de aangetaste voorpoot, de afwijkende lichaamshouding veroorzaakt door pijn, en de laesies veroorzaakt door wrijven van de voorpoot over de vloer duiden op een proces dat op het moment van de constatering ouder dan 2 dagen was.

3. Op grond van het rapport van bevindingen heeft verweerder vastgesteld dat eiseres het volgende beboetbare feit heeft gepleegd: “De vervoerder vervoerde een varken dat niet geschikt was voor het voorgenomen transport, omdat het varken niet in staat was zich op eigen kracht pijnloos te bewegen.”

Volgens verweerder heeft eiseres daarmee een overtreding begaan van artikel 6.2, eerste lid, van de Wet dieren, gelezen in samenhang met artikel 4.8 van de Regeling houders van dieren, en met artikel 3, aanhef en onder b, artikel 6, derde lid, en Bijlage I, hoofdstuk I, paragraaf 1 en paragraaf 2, onder a, van de Transportverordening. Verweerder heeft eiseres daarvoor een boete opgelegd van € 1.500,-. Dit is het standaardboetebedrag dat daarvoor geldt op grond van de Regeling handhaving en overige zaken Wet dieren. Beoordeling door de rechtbank

4. De rechtbank beoordeelt of verweerder terecht heeft vastgesteld dat eiseres het beboetbare feit heeft gepleegd en of verweerder daarvoor terecht een boete heeft gegeven. De rechtbank doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.

5. De rechtbank komt tot het oordeel dat het beroep ongegrond is. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel is gekomen en welke gevolgen dit oordeel heeft.

6. Eiseres voert aan dat uit het rapport van bevindingen volgt dat het varken met name interne klachten heeft gehad die de houding van het dier zullen hebben veroorzaakt. Interne klachten kunnen door de chauffeur of vervoerder niet worden nagegaan. Voorts blijkt uit het rapport noch uit het bestreden besluit dat het varken de blessure aan de poot al voorafgaand aan het transport had, laat staan dat het dier toen ongeschikt was voor het transport[1]. Voorts voert eiseres aan dat zij niet of verminderd verwijtbaar is. Een groot deel van de verwijtbaarheid ligt namelijk bij anderen: de leverancier en de afnemer, aldus eiseres.

6.1. In een geval als het onderhavige waarin een boete is opgelegd rust de bewijslast dat sprake is van een overtreding, gelet op het vermoeden van onschuld, op het bestuursorgaan dat de boete heeft opgelegd. Volgens vaste jurisprudentie van het College van Beroep voor het bedrijfsleven (CBb)[2], mag een bestuursorgaan in beginsel uitgaan van de bevindingen in een toezichtrapport, indien de controle is verricht en het rapport is opgemaakt door een hiertoe bevoegde toezichthouder en het rapport zelf geen grond biedt om aan de juistheid van de bevindingen te twijfelen. Een toezichthouder wordt geacht te beschikken over de benodigde expertise om het wettelijk geregelde toezicht te houden. Aan de bevindingen van een toezichthouder mag daarom niet lichtvaardig voorbij worden gegaan. Indien de bevindingen worden betwist, zal moeten worden onderzocht of er, gelet op de aard en inhoud van die betwisting, grond bestaat voor zodanige twijfel aan die bevindingen dat deze niet of niet volledig aan de vaststelling van de overtreding ten grondslag kunnen worden gelegd.

6.2. De rechtbank ziet geen aanleiding om aan de juistheid van de bevindingen in het rapport te twijfelen. In het rapport is duidelijk beschreven wat de toezichthouder bij het varken heeft waargenomen, namelijk dat het dier de linker voorpoot niet belastte en daar een ontsteking had. Op de bij het rapport gevoegde video is ook duidelijk waarneembaar dat het varken kreupel loopt en een verdikking heeft aan deze poot. Voorts heeft de toezichthouder in het rapport voldoende gemotiveerd dat het varken deze aandoening al voorafgaand aan het transport moet hebben gehad. Een vergelijking met de uitspraak over een kreupele geit waarnaar eiseres verwijst, gaat niet op. In die zaak bestond bij de rechtbank twijfel over de vraag of de geit al voorafgaande aan het transport kreupel moet hebben gelopen, omdat dit niet eenduidig uit het rapport bleek, de toezichthouder het dier pas de dag na het vervoer en nadat de geit 13 uur op de slachterij had gestaan heeft gezien, en omdat de toezichthouder niet zonder voorbehoud kon bevestigen dat de geit al voorafgaand aan het vervoer kreupel moet hebben gelopen. Van al deze omstandigheden is in deze zaak geen sprake. In dit geval heeft de toezichthouder het varken tijdens het lossen (4,5 uur na aanvang van het transport) gezien en duidelijk beschreven dat het dier al voorafgaand aan het transport kreupel moet hebben gelopen. De toezichthouder motiveert dit ook in het rapport door erop te wijzen dat in het hele lichaam een bacteriologisch proces aanwezig was, en door te wijzen op de mate van ontsteking met blauwe plekken, de afwijkende lichaamshouding en de laesies met korst, veroorzaakt door het wrijven van de poot over de vloer. Dat uit het rapport zou volgen dat bij het dier met name sprake was van (voor de chauffeur niet zichtbare) interne klachten, volgt de rechtbank ook niet. De in het rapport beschreven interne processen die de toezichthoudend dierenarts post mortem heeft geconstateerd zien op het bacteriologisch proces dat in het lichaam aanwezig was en daarmee op de onderbouwing dat het dier al langer een ontsteking aan de poot moet hebben gehad. Daarnaast is in het rapport uitvoerig beschreven welke uiterlijke kenmerken het dier eveneens vertoonde die maakten dat het dier ongeschikt was voor vervoer. Die beschreven kenmerken, waaronder het niet belasten en de verdikking van de voorpoot moeten ook voor een chauffeur zichtbaar zijn geweest.

6.3. Voor de rechtbank staat voldoende vast dat een varken is vervoerd dat al voorafgaande aan het vervoer kreupel liep en zich niet pijnloos kon voortbewegen. Gelet op paragraaf 1 en paragraaf 2, aanhef en onder a, van hoofdstuk I, in Bijlage I, van de Transportverordening mocht dit varken niet worden vervoerd. Niet in geschil is dat een chauffeur van eiseres het varken heeft vervoerd. Op grond van artikel 6, derde lid, van de Transportverordening moeten ook vervoerders zich houden aan de voorschriften van Bijlage I. Dit betekent dat eiseres als vervoerder een eigen verantwoordelijkheid heeft om geen dieren te vervoeren die ongeschikt zijn voor het transport. De overtreding kan eiseres dus volledig worden verweten.

6.4. Verweerder heeft dus terecht vastgesteld dat eiseres de overtreding heeft begaan en dat deze haar kan worden verweten en was bevoegd[3] eiseres daarvoor een boete op te leggen. In de Bijlage bij de Regeling handhaving en overige zaken Wet dieren is de standaardboete voor deze overtreding vastgesteld op € 1.500,-. Dat is ook de boete die verweerder aan eiseres heeft opgelegd. De rechtbank vindt dit bedrag passend en geboden. Eiseres heeft geen omstandigheden aangevoerd op grond waarvan de boete zou moeten worden gematigd. Ook de rechtbank is daarvan niet gebleken.

Conclusie en gevolgen

7. Het beroep is dus ongegrond.

8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Deze uitspraak is gedaan door mr. L.E.M. Wilbers-Taselaar, rechter, in aanwezigheid van mr. A.L. van der Duijn Schouten, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 30 juli 2025.

griffier rechter

Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een hogerberoepschrift sturen naar het College van Beroep voor het bedrijfsleven waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kunnen zij de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kunnen zij de voorzieningenrechter van het College van Beroep voor het bedrijfsleven vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Eiseres verwijst hierbij naar ROT 23/5495, ECLI:NL:RBROT:2024:7388, r.o. 6.5

Zie onder meer ECLI:NL:CBB:2024:222 (r.o. 7.2) en ECLI:NL:CBB:2025:203 (r.o. 5.2)

Op grond van artikel 8.7 van de Wet dieren, gelezen in samenhang met artikel 6.2, eerste lid, en artikel 8.6 van de Wet dieren en met artikel 4.8 van de Regeling houders van dieren


Voetnoten

Eiseres verwijst hierbij naar ROT 23/5495, ECLI:NL:RBROT:2024:7388, r.o. 6.5

Zie onder meer ECLI:NL:CBB:2024:222 (r.o. 7.2) en ECLI:NL:CBB:2025:203 (r.o. 5.2)

Op grond van artikel 8.7 van de Wet dieren, gelezen in samenhang met artikel 6.2, eerste lid, en artikel 8.6 van de Wet dieren en met artikel 4.8 van de Regeling houders van dieren