Uitspraak inhoud

RECHTBANK ROTTERDAM

Bestuursrecht

zaaknummer: ROT 25/4772

[verzoekster] , uit [plaats] , verzoekster

(gemachtigde: [persoon A] ),

en

de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, de minister.

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek van verzoekster om een voorlopige voorziening tegen een dwangbevel.

2. Omdat de voorzieningenrechter kennelijk onbevoegd is om op het verzoek te beslissen, doet de voorzieningenrechter uitspraak zonder zitting. Artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

3. De voorzieningenrechter stelt vast dat het verzoek is gericht tegen een dwangbevel van de minister van 20 november 2024. De minister heeft het dwangbevel uitgevaardigd, omdat verzoeker een hem opgelegde bestuurlijke boete niet had betaald.

4. Op grond van artikel 8:4, eerste lid, onder b, van de Awb kan geen beroep worden ingesteld tegen een besluit inhoudende een dwangbevel. Dat verzoeker het niet eens is met de opgelegde boete maakt dat niet anders. Hiertegen heeft de mogelijkheid van bezwaar en beroep opengestaan.

5. Omdat op grond van artikel 8:4 van de Awb geen beroep tegen het dwangbevel kan worden ingesteld, kan de bestuursrechter niet bevoegd worden in de hoofzaak[1]. De voorzieningenrechter zal zich dan ook onbevoegd verklaren.

6. Gelet op artikel 8:71 van de Awb zal de voorzieningenrechter bepalen dat in dit geschil uitsluitend een vordering kan worden ingesteld bij de burgerlijke rechter.

7. Omdat er geen griffierecht is geheven, bestaat er geen aanleiding om te bepalen dat de griffier het griffierecht terugbetaalt.

8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter:

Deze uitspraak is gedaan door mr. M.G.L. de Vette, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. H. Sabanovic, griffier.

Uitgesproken in het openbaar op 25 juli 2025.

Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

In de zin van artikel 8:81, eerste lid, van de Awb


Voetnoten

In de zin van artikel 8:81, eerste lid, van de Awb