Terug naar bibliotheek
Rechtbank Rotterdam

ECLI:NL:RBROT:2025:8654 - Rechtbank Rotterdam - 15 juli 2025

Uitspraak

ECLI:NL:RBROT:2025:865415 juli 2025

Rechtsgebieden

Uitspraak inhoud

RECHTBANK ROTTERDAM

Bestuursrecht

zaaknummer: ROT 25/2093

proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 15 juli 2025 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. O.C. Bozbiyik),

en

het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam, het college

(gemachtigde: mr. S. Ercan).

Inleiding

  1. Met het besluit van 11 september 2024 (het primaire besluit) heeft het college eiseres van 1 augustus 2024 tot en met 1 augustus 2025 ontheven van haar arbeidsverplichtingen en de tegenprestatie op grond van de Participatiewet (Pw).

1.1. Met het besluit van 20 januari 2025 (het bestreden besluit) heeft het college het bezwaar van eiseres gegrond verklaard voor zover het beroep zag op de ingangsdatum van de ontheffing. Met het bestreden besluit is de ontheffing van de arbeidsverplichtingen en de tegenprestatie verleend van 11 september 2024 tot en met 11 september 2025.

1.2. Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit. Het college heeft op het beroepschrift gereageerd met een verweerschrift.

1.3. Bij brief van 4 juli 2025 heeft eiseres nadere stukken ingediend.

1.4. De rechtbank heeft het beroep op 15 juli 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van het college.

1.5. Na afloop van de zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beoordeling door de rechtbank

  1. De rechtbank dient te beoordelen of het college eiseres terecht voor één jaar heeft ontheven van haar arbeidsverplichtingen en de tegenprestatie in het kader van de bijstandsuitkering op grond van de Pw. Dit doet zij aan de hand van de beroepsgronden.

  2. Eiseres heeft aangevoerd dat zij ten onrechte niet permanent is vrijgesteld van de verplichtingen zoals opgenomen in artikel 9 van de Pw. Het onderzoek is onzorgvuldig gedaan. Subsidiair had eiseres een langere ontheffing dienen te krijgen. Dit beroep is ongegrond. De rechtbank zal dit toelichten.

  3. Volgens vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (de Raad)[1] moet de bijstandsgerechtigde die een permanente ontheffing wenst een begin van bewijs leveren dat hij of zij volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is. Vervolgens is het aan het bijstandverlenend orgaan om in het kader van de onderzoeksplicht de verstrekte inlichtingen op juistheid en volledigheid te controleren. Bij de beantwoording van de vraag of dat het geval is, mag de bijstandverlenende instantie zich baseren op het advies van een deskundige.

Zorgvuldigheid medisch onderzoek

  1. Met betrekking tot de zorgvuldigheid van het medisch advies van het Team Sociaal Medische Advisering (TSMA) van 30 mei 2024 oordeelt de rechtbank dat dit advies zorgvuldig tot stand is gekomen. Het medisch advies is gebaseerd op een anamnese, oriënterend psychisch onderzoek en een lichamelijk onderzoek. Er zijn bij eiseres lichamelijke klachten en beperkingen geconstateerd en er is een functionele mogelijkhedenlijst opgesteld. Verder volgt uit het medisch advies dat eiseres naast de klachten die zij ervaarde, heeft aangegeven last te hebben van duizeligheid. Hiervoor diende nog nader medisch onderzoek plaats te vinden in de vorm van een 24-uursmeting omdat geen oorzaak voor de duizeligheid gevonden kon worden. Deze uitslag van 4 juni 2024 heeft eiseres in beroep overgelegd. Uit deze meting volgt dat eiseres een hoge bloedruk heeft. Ondanks dat de oorzaak van de duizeligheid niet bekend was, is naar het oordeel van de rechtbank, wel rekening gehouden met de duizeligheid in het medisch advies. Verder heeft eiseres in beroep stukken overgelegd die zien op haar rugklachten. De rugklachten zijn al meegenomen in de medische beoordeling van het TSMA. Voor zover sprake is van een toename van de rugklachten is dit van na het bestreden besluit. De toename kan eventueel worden meegenomen bij een volgende beoordeling. Naar het oordeel van de rechtbank is het medisch onderzoek zorgvuldig tot stand gekomen en had het college geen nader onderzoek naar de duurzaamheid van de klachten hoeven doen.

Permanente ontheffing

  1. De rechtbank is met het college van oordeel dat uit het medisch advies van het TSMA logisch volgt dat eiseres nog arbeidsmogelijkheden heeft en niet voldoet aan het criterium volledig en duurzaam arbeidsongeschikt als bedoeld in artikel 4 van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA). Eiseres kan ongeveer 16-20 uur per week werken en kan starten met een garantiebaan. De rechtbank stelt vast dat eiseres geen (medische) stukken heeft overgelegd ter onderbouwing van haar standpunt dat zij niet in staat is arbeid te verrichten in de zin van de Wet WIA. De in beroep ingebrachte stukken doen geen twijfel ontstaan over de conclusie dat geen sprake is van volledige en duurzame arbeidsongeschiktheid in de zin van artikel 4 van de Wet WIA. Naar het oordeel van de rechtbank is het medisch onderzoek waarop het college het bestreden besluit heeft gebaseerd voldoende gemotiveerd.

Langere tijdelijke ontheffing?

  1. Partijen verschillen van mening over de vraag of het college op goede gronden heeft besloten aan eiseres een ontheffing te verlenen voor de duur van één jaar. Volgens vaste rechtspraak[2] komt de bijstandverlenende instantie beoordelings- en beleidsvrijheid toe bij de bepaling van de termijn van een tijdelijke ontheffing van de in artikel 9, eerste lid, van de Pw genoemde verplichtingen.

  2. Uit de prognose van het medisch advies volgt dat de belastbaarheid op termijn gelijk zal blijven. In het kader van onder meer het nadere onderzoek naar de oorzaak van de duizeligheid en naar de progressie van de klachten heeft eiseres een ontheffing van de arbeidsverplichtingen en de tegenprestatie gekregen. Naar het oordeel van de rechtbank heeft het college hiermee voldoende gemotiveerd waarom het college een ontheffing heeft verleend voor de duur van één jaar. Dat de uitslag van de 24-uursmeting inmiddels bekend is, doet hier niet aan af. Door eiseres is niet onderbouwd waarom de vaststelling van de diagnose zou moeten leiden tot een langere ontheffing. Daarnaast kan deze medische informatie nu bij een volgende beoordeling voor ontheffing van de arbeidsverplichting worden meegenomen. Verder wijst de rechtbank erop dat de uitslag dateert van 4 juni 2024 en daarmee van voor het bestreden besluit. Eiseres heeft de informatie pas op 4 juli 2025 in het geding gebracht. Dat deze informatie niet meer kon worden meegenomen bij het bestreden besluit, komt daarmee voor rekening en risico van eiseres. De ingebrachte informatie met betrekking tot de rugklachten dateert van na het bestreden besluit. De verleende periode van één jaar ontheffing is nu juist bedoeld om na een jaar weer te bezien of de klachten toenemen of zijn gestabiliseerd. Deze informatie kan bij een volgende beoordeling worden meegenomen.

Conclusie en gevolgen

  1. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiseres geen gelijk krijgt. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

  2. Partijen zijn gewezen op de mogelijkheid om tegen de mondelinge uitspraak in hoger beroep te gaan op de hieronder omschreven wijze.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 15 juli 2025 door mr. C.A. Hage, rechter, in aanwezigheid van R.P. Evegaars, griffier.

Een afschrift van dit proces-verbaal is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop dit proces-verbaal is verzonden.

Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.

Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Zie onder meer de uitspraak van de Raad van 8 februari 2022, ECLI:NL:CRVB:2022:262 en van 11 juli 2023, ECLI:NL:CRVB:2023:1380.

Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Raad van 21 mei 2019, ECLI:NL:CRVB:2019:1668.


Voetnoten

Zie onder meer de uitspraak van de Raad van 8 februari 2022, ECLI:NL:CRVB:2022:262 en van 11 juli 2023, ECLI:NL:CRVB:2023:1380.

Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Raad van 21 mei 2019, ECLI:NL:CRVB:2019:1668.