Terug naar bibliotheek
Rechtbank Rotterdam

ECLI:NL:RBROT:2025:8653 - Rechtbank Rotterdam - 17 juli 2025

Uitspraak

ECLI:NL:RBROT:2025:865317 juli 2025

Rechtsgebieden

Uitspraak inhoud

Bestuursrecht

zaaknummer: ROT 25/1283

en

(gemachtigde: mr. S. Ercan).

  1. Deze uitspraak gaat over de afwijzing van de aanvraag van eiseres, in haar hoedanigheid van bewindvoerder en mentor van [betrokkene] (betrokkene), om bijzondere bijstand op grond van de Participatiewet (Pw) voor de kosten van bewindvoering en mentorschap. Eiseres is het niet eens met de afwijzing van de aanvraag. Zij voert daartoe een aantal beroepsgronden aan. Aan de hand van deze beroepsgronden beoordeelt de rechtbank de afwijzing van de aanvraag.

Procesverloop

  1. Met het besluit van 31 oktober 2024 (het primaire besluit) heeft het college de aanvraag van eiseres inzake [betrokkene] (betrokkene) om bijzondere bijstand op grond van de Participatiewet (Pw) voor de kosten van bewindvoering en mentorschap afgewezen.

2.1. Met het besluit van 22 januari 2025 (het bestreden besluit) heeft het college het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.

2.2. Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit. Het college heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.

2.3. De rechtbank heeft het beroep op 5 juni 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres en de gemachtigde van het college.

Totstandkoming van het bestreden besluit

  1. Op 9 november 2022 heeft de toenmalige bewindvoerder Stichting Centrale Administratie voor Voorzieningen op het Gebied van de Gezondheidszorg- en Welzijnszorg (Stichting CAV) een aanvraag voor bijzondere bijstand aangevraagd voor de maandelijkse kosten van bewindvoering en mentorschap met betrekking tot betrokkene. Met het besluit van 10 januari 2023 heeft het college bijzondere bijstand toegekend ter hoogte van een maandelijks bedrag € 157,65.

3.1. Met de beschikking van de kantonrechter van de rechtbank Rotterdam van 23 maart 2023 is Stichting CAV ontslagen als bewindvoerder en mentor en zijn eiseres en [naam] , de ouders van betrokkene, als zodanig benoemd.

3.2. Met het besluit van 5 juli 2024 heeft het college aan betrokkene medegedeeld dat vanaf 8 juli 2024 het bedrag voor bijzondere bijstand € 167,98 per maand zal worden. De reden hiervoor is dat het college een heronderzoek heeft gedaan en daaruit is gebleken dat de draagkracht van betrokkene per 1 juli 2024 € 29,94 per maand is.

3.3. Met de brief van 3 september 2024 heeft Stichting CAV het college meegedeeld dat haar bewindvoering is gestopt.

3.4. Eiseres heeft op 4 oktober 2024 een aanvraag ingediend voor bijzondere bijstand voor haar maandelijkse kosten van bewindvoering en mentorschap. Met het primaire besluit van 31 oktober 2024 is de aanvraag afgewezen omdat betrokkene niet meer onder bewind is bij Stichting CAV en eiseres een particuliere bewindvoerder en mentor is.

3.5. Met het besluit van 13 november 2024 heeft het college de bijzondere bijstand voor de maandelijkse kosten van bewindvoering en mentorschap beëindigd.

3.6. Op 13 november 2024 heeft eiseres bezwaar ingediend tegen het besluit van 31 oktober 2024.

3.7. Per mail van 14 januari 2025 heeft het college eiseres gevraagd om aanvullende informatie aan te leveren. Eiseres heeft hierop gereageerd met een mail van 16 januari 2025.

3.8. Met het bestreden besluit heeft het college het bezwaarschrift van eiseres ongegrond verklaard en het primaire besluit gehandhaafd. Aan het bestreden besluit heeft het college ten grondslag gelegd dat er geen beloning voor bewindvoering en mentorschap is opgenomen in de beschikking van de kantonrechter van de rechtbank Rotterdam van 23 maart 2023.

Het standpunt van eiseres

  1. Eiseres betoogt dat de voormalige bewindvoerder bijzondere bijstand toegekend heeft gekregen. Eiseres is op 23 maart 2023 door de kantonrechter benoemd als mentor van betrokkene. Eiseres stelt daarom recht te hebben op bijzondere bijstand voor de maandelijkse kosten van bewindvoering en mentorschap. Eiseres heeft een verzoek bij de rechter gedaan en haar is per brief meegedeeld dat zij zonder de toestemming van de gemeente bijzondere bijstand kon aanvragen. Eiseres stelt dat zij en de vader van betrokkene hun best doen om voor betrokkene te zorgen in tegenstelling tot de bewindvoerder die zijn taken onjuist uitvoerde en toch bijzondere bijstand toegewezen kreeg.

Beoordeling door de rechtbank

  1. De ouders van betrokkene zijn met de beschikking van 23 maart 2023 van de kantonrechter van de rechtbank Rotterdam benoemd tot mentoren van betrokkene.

  2. In artikel 1:452 van het Burgerlijk Wetboek (BW) en de Regeling beloning curatoren, bewindvoerders en mentoren (hierna: Regeling) is de beloning van de mentor geregeld.

  3. Voor de beloning wordt onderscheid gemaakt tussen familiecurator, -bewindvoerder en -mentor en professionele curatoren, bewindvoerders en mentoren. Een familiebewindvoerder heeft maar één persoon onder zijn hoede. Professionele bewindvoerders hebben minstens drie personen onder hun hoede en moeten aan kwaliteitseisen voldoen. In deze zaak gaat het om familiebewindvoerders- en mentoren nu de ouders van betrokkene zijn benoemd.

  4. Op grond van artikel 1:447 BW dient de particuliere bewindvoerder die een onkostenvergoeding wil bij de kantonrechter één keer per jaar een rekening en verantwoording af te leggen. In artikel 1, eerste en tweede lid van de Regeling is vastgelegd dat de kantonrechter die de mentoren benoemt diens beloning vaststellen overeenkomstig het bepaalde in het tweede tot en met zevende lid van artikel 1 van de Regeling.

  5. De ouders van betrokkene zijn weliswaar bewindvoerder en mentor van betrokkene, maar zij zijn geen professionele bewindvoerder en mentor. Zij hebben daarom geen recht op de maandelijkse vergoeding zoals die geldt voor een professionele bewindvoerder en mentor. Het college heeft daarom terecht de bijzondere bijstand voor de maandelijkse kosten van bewindvoering stopgezet.

  6. Omdat de ouders van betrokkene als familiebewindvoerder- en mentor zijn aangesteld door de rechtbank, dienen zij bij de kantonrechter één keer per jaar rekening en verantwoording af te leggen om een onkostenvergoeding te ontvangen. De documenten worden door de kantonrechter getoetst. Een vergoeding wordt alleen toegekend als het inkomen en vermogen van de onderbewindgestelde, dus betrokkene, dit toelaat. Als het inkomen en vermogen geen ruimte biedt voor een vergoeding kan de onderbewindgestelde bijzondere bijstand aanvragen voor de kosten van zijn bewindvoering. Hierbij moet een kopie van de rekening en verantwoording die bij de kantonrechter is ingediend worden overlegd. Bovendien moet uit dat stuk of uit een bijlage blijken dat de kantonrechter die verantwoording gezien heeft.

  7. De rechtbank stelt vast dat de beschikking van 23 maart 2023 over het voorgaande vereiste niets vermeld en dat daarvan ook niet is gebleken. Het college heeft het verzoek om bijzondere bijstand dan ook terecht afgewezen. Het beroep is ongegrond.

Conclusie en gevolgen

  1. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiseres geen gelijk krijgt. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Deze uitspraak is gedaan door mr. T.M.J. Smits, rechter, in aanwezigheid van R.P. Evegaars, griffier. Uitgesproken in het openbaar op 17 juli 2025.

De griffier is verhinderd te tekenen.

Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.

Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.

Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.