ECLI:NL:RBROT:2025:8482 - Rechtbank Rotterdam - 17 juli 2025
Uitspraak
Uitspraak inhoud
Rechtbank Rotterdam
Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 24/4785
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 17 juli 2025 in de zaak tussen
[eiseres], te [plaats], eiseres,
(gemachtigde: mr. F.Th.M. Peters),
en
de minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur, voorheen de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, verweerder, (gemachtigde: mr. F. Peters van Neijenhof).
Inleiding
1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen een boete van € 6.000,- die verweerder haar met het besluit van 1 december 2023 heeft opgelegd voor een overtreding van de Wet dieren.
1.1. Met het bestreden besluit van 4 april 2024 op het bezwaar van eiseres heeft verweerder de boete gehandhaafd.
1.2. Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift. Eiseres heeft vervolgens een nader stuk ingediend, waar verweerder ook op heeft gereageerd.
1.3. De rechtbank heeft het beroep op 10 juli 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiseres, bijgestaan door [naam], bestuurder van eiseres, de gemachtigde van verweerder en [naam], toezichthouder bij de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA).
Totstandkoming van het besluit
2. Verweerder heeft zijn besluit gebaseerd op een rapport van bevindingen dat op 31 augustus 2023 is opgemaakt door een toezichthouder van de NVWA.
De toezichthouder schrijft in het rapport onder meer het volgende. “Datum en tijdstip van de bevinding: 29 augustus 2023 omstreeks 09:00 uur. Ik bevond me in slachthuis [naam], [adres]) waar ik belast was met de AM keuring van vleesvarkens. Ik zag daar tijdens het lossen op stal een ernstig kreupel vleesvarken die de linkerachterpoot niet belaste met UBNoornummer [nummer] en slachtbliknummer [nummer] met een duidelijke verdikking net boven de buiten klauw van dit zelfde linkerachterbeen Ik besloot het dier nader te onderzoeken en zag uit deze verdikking gelige pus met wat bloedbijmenging wat overeenkomt met het beeld van een abces. De geur die hier vanaf kwam wees ook op een abces, (foto 1) Tijdens het voortbewegen van het dier maakte deze met het linkerachterbeen een volledige stapbeweging zonder echter dat deze voet op de bodem plaatste. (filmpje) Het varken steunde niet of hooguit af en toe heel voorzichtig op t puntje van de teen van het linkerachterbeen. Het dier liep dus op 3 benen. Dit betekend dat het dier ernstige pijn heeft aan deze poot waardoor hij deze niet belast. Het dier liep met de kudde mee maar na dat het apart gehouden werd wilde het zodra het niet hoefde te lopen steeds snel gaan liggen. Dit alles wijst op een ernstige pijnlijkheid uitgaande van het onderste, distale deel van het linkerachterbeen. Het dier had een rektaalgemeten temperatuur van 38,4(normaal: 38.0-38,5) Celcius.* Bij postmortaal onderzoek van de linkerachterpoot waarbij de klauwhoornschoentjes verwijderd zijn bleek bij het opensnijden van de verdikking dat deze bestond uit een holte gevuld met oude pusresten en granulatieweefsel die doorliep tot de genecrotiseerde (=afgestorven weefsel) punt van de teen van de buitenklauw. Dit alles is het beeld van een geabcedeerde pododermatitis uitgaande van de punt van de teen en uitgebroken is boven de kroonrand waarbij de bovenstaande verdikking ontstaan is. Deze pathologische veranderingen met gepaarde pijnlijkheid is minimaal tot enkele dagen en zeker tot voor de aanvang van het transport op 28 augustus 2023 te antedateren. Aldus, deze boven beschreven waarneming zijn door mij, als toezichthoudend dierenarts herkend als chronische pododermatitis ( = klauwlederhuidontsteking) dwz abcederende klauwzweer aan het linkerachterbeen en als zekere oorzaak van de ernstige kreupelheid van dit dier. Het niet op eigen kracht pijnloos, kunnen lopen was vóór het transport aanwezig, omdat het vormen door het lichaam van een pusvormende necrotiserende ontsteking minimaal enkele dagen in beslag neemt. […] De overtreder had dit letsel moeten zien omdat deze bij het laden van de vrachtauto hij of zij er op moet toezien dat elk dier transportwaardig is alvorens besloten wordt om deze te transporteren.”
3. Op grond van het rapport van bevindingen heeft verweerder vastgesteld dat eiseres het volgende beboetbare feit heeft gepleegd:
“De vervoerder vervoerde een varken dat niet geschikt was voor het voorgenomen transport, omdat het varken niet in staat was zich op eigen kracht pijnloos te bewegen of zonder hulp te lopen.”
Volgens verweerder heeft eiseres daarmee een overtreding begaan van artikel 6.2, eerste lid, van de Wet dieren, gelezen in samenhang met artikel 4.8 van de Regeling houders van dieren, en met artikel 3, aanhef en onder b, artikel 6, derde lid, en Bijlage I, hoofdstuk I, paragraaf 1 en 2, onder a, van de Transportverordening
Beoordeling door de rechtbank
4. De rechtbank beoordeelt of verweerder terecht heeft vastgesteld dat eiseres het beboetbare feit heeft gepleegd en of verweerder daarvoor terecht een boete heeft gegeven. De rechtbank doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
5. De rechtbank komt tot het oordeel dat het beroep ongegrond is. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel is gekomen en welke gevolgen dit oordeel heeft.
6. Eiseres voert aan dat pododermatitis een voetzoolontsteking is die bij een staand, liggend of lopend dier nauwelijks zichtbaar is. Het verwijt luidt impliciet dat de vervoerder deze aandoening had kunnen of moeten zien bij het laden, maar eiseres betwist dit. Zij heeft bij het laden en lossen geen afwijkend gedrag waargenomen en verwijst naar een verklaring van dierenarts [A]. De toezichthouder heeft het varken niet van de losklep zien lopen, maar de bevinding pas op stal gedaan. Daar viel de kreupelheid pas op bij voorbeweging door de stallen en pas het post mortem onderzoek bevestigde dat sprake was van pododermatitis, aldus eiseres.
6.1. In een geval als het onderhavige waarin een boete is opgelegd rust de bewijslast dat sprake is van een overtreding, gelet op het vermoeden van onschuld, op het bestuursorgaan dat de boete heeft opgelegd. Volgens vaste jurisprudentie van het College van Beroep voor het bedrijfsleven (CBb)
6.2. De rechtbank ziet in beginsel geen aanleiding om aan de juistheid van de bevindingen in het rapport te twijfelen. De toezichthoudend dierenarts heeft in het rapport duidelijk beschreven wat hij bij het varken heeft waargenomen, namelijk dat het de linker achterpoot niet belastte en daar een verdikking had. Op de twee video’s die de toezichthouder bij het rapport heeft gevoegd is ook duidelijk te zien dat het varken kreupel loopt. Ook heeft de toezichthouder in het rapport voldoende gemotiveerd dat het varken al voorafgaand aan het vervoer niet op eigen kracht pijnloos kon lopen, door erop te wijzen dat bij de betreffende poot sprake was van chronische pododermatitis en toe te lichten dat het vormen van een pijnlijke pusvormende necrotiserende ontsteking minimaal enkele dagen in beslag neemt.
6.3. Eiseres betwist niet dat het varken pododermatitis had, maar stelt dat het dier bij het laden niet kreupel liep of pijn vertoonde. Zij heeft ter onderbouwing een verklaring van dierenarts [A] overgelegd waarin de dierenarts inzichtelijk wil maken waarom een varken met deze aandoening pas na het transport uitingen van pijn laat zien en kreupel loopt en eerder niet. De dierenarts wijst erop dat als het een oudere laesie was, er geen symptomen meer zichtbaar waren; infecties kunnen door het lichaam worden verborgen door abcesvorming en abcessen kunnen maanden of jaren blijven zitten, terwijl varkens hiermee leren omgaan en als prooidieren zo min mogelijk uitingen van pijn zullen tonen. Volgens [A] zou het kunnen dat het varken daarom bij het laden nog geen tekenen van pijn liet zien, maar er door een gebeurtenis tijdens het transport het abces breekt of extra gevoelig wordt waardoor kreupelheid en pijnlijkheid ontstaan. De toezichthoudend dierenarts heeft schriftelijk en mondeling ter zitting op de verklaring van [A] gereageerd. Volgens de toezichthouder was vanwege de locatie sprake van een specifiek ontstekingsproces waarop dat wat [A] in het algemeen beschrijft over abcessen niet van toepassing is. De toezichthouder licht toe dat het varken een pusvormige ontsteking had aan de hoeflederhuid tussen de nagel (schoen) en het hoefbeentje (botweefsel). Door zwelling is de hoeflederhuid onder grote druk komen te staan waardoor de pijn verergert. Ook het botweefsel was aangetast. Deze pododermatitis is volgens de toezichthoudend dierenarts een zeer pijnlijke ontsteking en zal zonder chirurgisch ingrijpen niet verminderen.
6.4. De rechtbank ziet in de door eiseres ingebrachte verklaring van dierenarts [A] onvoldoende weerlegging van de conclusies van de toezichthoudend dierenarts. Dierenarts [A] geeft met name een algemene beschrijving hoe een infectieproces kan verlopen, terwijl de toezichthoudend dierenarts specifiek beschrijft hoe dit bij het varken is verlopen en ook toelicht dat de beschrijving van [A] bij een hoeflederhuidontsteking niet van toepassing is. De rechtbank vindt door de toezichthoudend dierenarts voldoende duidelijk toegelicht en gemotiveerd dat deze ontsteking, gelet op de locatie en ernst, al voorafgaand aan het transport pijnlijk moet zijn geweest en tot kreupelheid moet hebben geleid. De verklaring van dierenarts [A] biedt onvoldoend grond om daaraan te twijfelen.
6.5. Ook de stelling van eiseres dat de chauffeur bij het laden van dit varken geen afwijkend gedrag heeft gezien, is onvoldoende om de duidelijke en gemotiveerde bevindingen van de toezichthouder te weerleggen. Mogelijk heeft de chauffeur bij het laden van de varkens geen bijzonderheden opgemerkt, maar voor de rechtbank staat voldoende vast dat dit varken toen al kreupel en niet pijnloos liep en dit had de chauffeur kunnen en moeten waarnemen. Daaraan doet niet af dat de toezichthouder eerst na post mortem onderzoek heeft vastgesteld dat sprake was van chronische pododermatitis. Dat onderzoek zag namelijk op de vaststelling van de aandoening die de kreupelheid veroorzaakte en hoe lang die aandoening aanwezig moet zijn geweest. Dat het varken kreupel liep was reeds zonder deze diagnose en zonder veterinaire kennis duidelijk waarneembaar, zoals ook uit de bij het rapport gevoegde video’s blijkt. Overigens wordt eiseres niet verweten dat haar chauffeur de overtreding opzettelijk heeft begaan.
6.6. Verweerder heeft dus terecht vastgesteld dat eiseres de overtreding heeft begaan en was bevoegd
Conclusie en gevolgen
7. Het beroep is dus ongegrond.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. P. Vrolijk, rechter, in aanwezigheid van mr. A.L. van der Duijn Schouten, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 17 juli 2025.
griffier rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:
Informatie over hoger beroep
Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een hogerberoepschrift sturen naar het College van Beroep voor het bedrijfsleven waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kunnen zij de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kunnen zij de voorzieningenrechter van het College van Beroep voor het bedrijfsleven vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.
Verordening (EG) nr. 1/2005 van de Raad van 22 december 2004 inzake de bescherming van dieren tijdens het vervoer en daarmee samenhangende activiteiten en tot wijziging van de Richtlijnen 64/432/EEG en 93/119/EG
Zie onder meer ECLI:NL:CBB:2024:222 (r.o. 7.2) en ECLI:NL:CBB:2025:203 (r.o. 5.2)
Gelet op artikel 8.7, gelezen in samenhang met artikel 8.6, eerste lid, en artikel 6.2, eerste lid, van de Wet dieren en met artikel 4.8 van de Regeling houders van dieren