Terug naar bibliotheek
Rechtbank Rotterdam

ECLI:NL:RBROT:2025:8327 - Rechtbank Rotterdam - 11 juli 2025

Uitspraak

ECLI:NL:RBROT:2025:832711 juli 2025

Rechtsgebieden

BestuursrechtBestuursprocesrecht

Uitspraak inhoud

RECHTBANK ROTTERDAM

Bestuursrecht

zaaknummer: ROT 25/3787

[naam verzoeker] , uit Capelle aan den IJssel, verzoeker

(gemachtigde: mr. R. Haze),

en

de burgemeester van Capelle aan den IJssel, de burgemeester

(gemachtigde: mr. S. van Boxel).

Inleiding

  1. In deze uitspraak beoordeelt de voorzieningenrechter het verzoek van verzoeker om de burgemeester te veroordelen in de proceskosten.

1.1. Met het bestreden besluit van 30 april 2025 heeft de burgemeester de woning van verzoeker per 12 mei 2025 gesloten voor de duur van zes maanden vanwege het aantreffen van drugs*.* Verzoeker heeft hiertegen bezwaar gemaakt en de voorzieningenrechter gevraagd een voorlopige voorziening te treffen. De burgemeester heeft toegezegd dat de woning open mag blijven tot de uitspraak van de voorzieningenrechter.

1.2. De burgemeester heeft op het verzoek gereageerd met een verweerschrift.

1.3. Op 19 mei 2025 heeft verzoeker nadere stukken ingediend.

1.4. De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 22 mei 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: verzoeker, bijgestaan door [persoon A] (van Humanitas), verzoekers gemachtigde en de gemachtigde van de burgemeester.

1.5. De voorzieningenrechter heeft het onderzoek ter zitting geschorst teneinde de burgmeester in de gelegenheid te stellen te beoordelen of de nadere stukken en hetgeen op de zitting is besproken aanleiding geeft anders te beslissen.

1.6. Op 26 mei 2025 heeft de burgemeester een nieuw besluit genomen, het besluit van 30 april 2025 ingetrokken en in plaats daarvan aan verzoeker een waarschuwing opgelegd, met de voorwaarde dat verzoeker meewerkt aan de hulpverlening. Indien blijkt dat verzoeker zich daar niet aan houdt en opnieuw drugs in de woning worden aangetroffen, moet verzoeker er rekening mee houden dat zonder coulance wordt overgegaan tot de sluiting van verzoekers woning.

1.7. Op 4 juni 2025 heeft verzoeker het verzoek om een voorlopige voorziening ingetrokken en verzocht de burgemeester te veroordelen in de gemaakte proceskosten. Op 1 juli 2025 heeft de burgemeester hierop gereageerd.

1.8. De voorzieningenrechter doet zonder zitting uitspraak op het verzoek om een proceskostenveroordeling.[1]

Beoordeling door de voorzieningenrechter

  1. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af. Zij legt hierna uit hoe zij tot dit oordeel is gekomen.

Wanneer wordt een bestuursorgaan in de proceskosten veroordeeld?

  1. Als een verzoek om een voorlopige voorziening wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het verzoekschrift is tegemoet gekomen, kan de voorzieningenrechter op verzoek van de indiener dat bestuursorgaan bij afzonderlijke uitspraak veroordelen in de proceskosten.[2]

  2. In een voorlopige voorzieningenprocedure is het antwoord op de vraag of geheel of gedeeltelijk is tegemoetgekomen in de zin van artikel 8:75a, eerste lid, van de Awb afhankelijk van het specifieke doel van die procedure, namelijk het voorkomen van onevenredig nadeel hangende een bezwaar- of beroepsprocedure. Dit betekent dat geheel of gedeeltelijk wordt tegemoetgekomen als bedoeld in dit artikel, indien het bestuursorgaan de tenuitvoerlegging van het besluit voorlopig opschort, dan wel een maatregel neemt waartoe het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening strekt.[3]

Is de burgemeester aan het verzoek tegemoetgekomen?

  1. De voorzieningenrechter overweegt dat van tegemoetkomen in deze zin slechts sprake is indien het bestuursorgaan een binnen de grenzen van het geding in het bestreden besluit ingenomen standpunt heeft herzien en het door de indiener van het (in dit geval) verzoekschrift gewenste besluit alsnog heeft genomen op gronden die een erkenning van de onrechtmatigheid van het oorspronkelijke besluit impliceren. Intrekking of wijziging van het besluit vanwege nieuwe feiten of veranderde omstandigheden, dan wel daarna verkregen, buiten de onderzoekslast van het bestuursorgaan vallende informatie houdt geen tegemoetkomen in voormelde zin in en vormt geen grond voor een kostenveroordeling.[4]

  2. Op 14 maart 2025 heeft de burgemeester aan verzoeker een voornemen verstuurd tot het sluiten van verzoekers woning, waarbij verzoeker in de gelegenheid is gesteld een zienswijze in te brengen en zijn zienswijze toe te lichten in een zienswijzegesprek. Verzoeker heeft van die mogelijkheid geen gebruik gemaakt. Vervolgens heeft de burgemeester het besluit tot sluiten van verzoekers woning genomen. Gedurende de voorlopige voorzieningenprocedure heeft verzoeker stukken ingebracht waaruit onder meer naar voren komt dat verzoeker momenteel ambulante ondersteuning ontvangt op het gebied van inkomen en omgaan met geld, psychosociaal functioneren, sociaal netwerk, dagbesteding, middelengebruik en verslaving. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft de burgemeester het bestreden besluit ingetrokken op basis van nieuwe informatie van verzoeker die buiten de onderzoeksplicht van de burgemeester viel. Deze informatie was niet bekend ten tijde van het nemen van het bestreden besluit. Er is dus geen sprake van tegemoetkomen als bedoeld in artikel 8:75a van de Awb.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een proceskostenveroordeling af.

Deze uitspraak is gedaan door mr. M.V. van Baaren, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. H. Sabanovic, griffier.

Uitgesproken in het openbaar op 11 juli 2025.

Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Met toepassing van 8:84, vijfde lid, in samenhang met artikel 8:75a en artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

Dit is geregeld in artikel 8:75a van de Awb en nader uitgewerkt in het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb). Artikel 8:75a van de Awb is op grond van artikel 8:84, vijfde lid, van de Awb ook van toepassing op de voorlopige-voorzieningenprocedure.

Vergelijk CRvB 24 september 2014, ECLI:NL:CRVB:2014:3263.

Vergelijk ABRvS 8 mei 2019, ECLI:NL:RVS:2019:1487.


Voetnoten

Met toepassing van 8:84, vijfde lid, in samenhang met artikel 8:75a en artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

Dit is geregeld in artikel 8:75a van de Awb en nader uitgewerkt in het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb). Artikel 8:75a van de Awb is op grond van artikel 8:84, vijfde lid, van de Awb ook van toepassing op de voorlopige-voorzieningenprocedure.

Vergelijk CRvB 24 september 2014, ECLI:NL:CRVB:2014:3263.

Vergelijk ABRvS 8 mei 2019, ECLI:NL:RVS:2019:1487.