Terug naar bibliotheek
Rechtbank Rotterdam

ECLI:NL:RBROT:2025:7959 - Rechtbank Rotterdam - 4 juli 2025

Uitspraak

ECLI:NL:RBROT:2025:79594 juli 2025

Rechtsgebieden

Uitspraak inhoud

RECHTBANK ROTTERDAM

Bestuursrecht

zaaknummer: ROT 25/540

proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van

[eiser] , eiser en

[eiseres], eiseres uit [woonplaats] , tezamen eisers (gemachtigde: mr. A. El Idrissi),

en

het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam, het college

(gemachtigde: mr. S. Duinhouwer).

Zitting

De rechtbank heeft het beroep op 4 juli 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eisers en de gemachtigde van het college.

Na sluiting van het onderzoek ter zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Motivering

  1. Eisers hebben bijzondere bijstand aangevraagd voor een huurschuld. Voor schulden kan op grond van artikel 13 van de Participatiewet (Pw) in beginsel geen bijzondere bijstand worden verstrekt. Alleen als daarvoor zeer dringende redenen zijn zou, met toepassing van artikel 49, aanhef en onder b, van de Pw, toch bijzondere bijstand kunnen worden verleend. Zeer dringende redenen doen zich alleen voor als de behoeftige omstandigheden van een betrokkene op geen andere wijze zijn te verhelpen dan door bijstandverlening, zodat die bijstandverlening volstrekt onvermijdelijk is. Van zeer dringende redenen kan bijvoorbeeld sprake zijn als een betrokkene schulden heeft die hem of haar bedreigen in de voorziening in het bestaan. Dit zal zich bijvoorbeeld voordoen als huisuitzetting of afsluiting van water, gas of elektriciteit dreigt. Dit volgt uit vaste rechtspraak. Wat eisers hebben aangevoerd zijn geen zeer dringende redenen voor bijstandverlening als hier bedoeld. De door eisers gestelde medische problemen en de stress die de schuld voor hen oplevert zijn heel vervelend, maar de schuld bedreigt hen niet in hun bestaansvoorziening. Ook verder geven de overgelegde stukken geen grond voor het oordeel dat bijstandsverlening voor de schuld in de situatie van eisers volstrekt onvermijdelijk is.

  2. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eisers geen gelijk krijgen. Eisers krijgen daarom het griffierecht niet terug. Ook krijgen eisers geen vergoeding van hun proceskosten.

  3. Partijen zijn gewezen op de mogelijkheid om tegen de mondelinge uitspraak in hoger beroep te gaan op de hieronder omschreven wijze.

Dit proces-verbaal is vastgesteld door mr. A.C. Rop, rechter, in aanwezigheid van R.P. Evegaars, griffier.

Een afschrift van dit proces-verbaal is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met de uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop dit proces-verbaal is verzonden.

Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.

Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.