Terug naar bibliotheek
Rechtbank Rotterdam

ECLI:NL:RBROT:2025:11672 - Rechtbank Rotterdam - 22 september 2025

Uitspraak

ECLI:NL:RBROT:2025:1167222 september 2025

Rechtsgebieden

Uitspraak inhoud

Team Jeugd

Zaaknummer: C/10/695073 / JE RK 25-404 Datum uitspraak: 22 september 2025

Beschikking van de kinderrechter over een verlenging machtiging tot uithuisplaatsing

in de zaak van

de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering, gevestigd te Amsterdam, hierna te noemen de GI,

over

[minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2020 in [geboorteplaats], hierna te noemen [minderjarige].

De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:

[naam moeder], hierna te noemen de moeder, wonende in [woonplaats 1], advocaat mr. A.T. Bol, kantoorhoudende te Rotterdam.

De kinderrechter merkt als informant aan:

[naam vader], hierna te noemen de vader, wonende in [woonplaats 2].

1 Het verdere verloop van de procedure

1.1. De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in de beoordeling:

1.2. Op 22 september 2025 heeft de kinderrechter de zitting met gesloten deuren voortgezet. Daarbij waren aanwezig:

  • de vader;

  • de moeder met haar advocaat;

  • een vertegenwoordiger van de GI, [naam].

1.3. De vader is bij aanvang van de zitting aanwezig geweest en heeft, na te zijn gehoord, op verzoek van de kinderrechter de zaal verlaten omdat de aanwezigheid van de vader tot grote spanning bij de moeder leidt.

1.4. De oma (vaderszijde) heeft verzocht om bij de zitting aanwezig te zijn. De kinderrechter ziet daartoe, na partijen hierover te hebben gehoord, geen aanleiding en heeft dit voorafgaand aan de zitting aan de oma medegedeeld.

2 De feiten

2.1. De moeder is belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige].

2.2. [minderjarige] verblijft in een pleeggezin.

2.3. De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 13 december 2024 [minderjarige] onder toezicht gesteld tot 13 december 2025.

2.4. De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 29 april 2025 de machtiging om [minderjarige] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een voorziening voor pleegzorg verlengd tot 4 oktober 2025. De behandeling van het verzoek is voor het overige aangehouden.

3 Het aangehouden verzoek

3.1. De GI verzocht de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een voorziening voor pleegzorg te verlenen voor de duur van de ondertoezichtstelling en de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren. Op het gedeelte van het verzoek tot 4 oktober 2025 is al beslist. Nu dient een beslissing genomen te worden over het resterende deel van het verzoek.

3.2. Ter zitting handhaaft de GI het verzoek en licht het als volgt toe. Hoewel de moeder positieve stappen laat zien en open staat voor hulp is de thuissituatie van moeder nog onvoldoende stabiel. De begeleide omgang tussen de moeder en [minderjarige] is teruggebracht naar één keer per twee weken omdat de omgang met de moeder voor [minderjarige] zichtbaar belastend is. Daarnaast blijven zorgen bestaan over het contact tussen de moeder en de vader. Begin juli heeft er een incident plaatsgevonden tussen de ouders, waarbij de moeder contact heeft gezocht met de vader en uiteindelijk is mishandeld door de vader. De GI heeft twijfels bij de bescherming die de moeder [minderjarige] momenteel kan bieden. Het is belangrijk dat de hulp van Elckerlyc wordt opgeschaald om deze zorgen weg te nemen. [minderjarige] zal daarnaast worden aangemeld voor trauma- en hechtingbegeleiding bij Yulius.

4 Het standpunt van de moeder

Door en namens de moeder is ter zitting het volgende naar voren gebracht. De moeder ziet het liefst geen verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing, maar houdt er rekening mee dat deze er wel komt. De situatie voelt voor de moeder heel dubbel. De moeder heeft de afgelopen periode stappen gezet, maar is zich ook bewust van het incident dat heeft plaatsgevonden in juli. De moeder geeft aan dat zij nog niet is waar zij uiteindelijk wil zijn, maar het incident heeft wel bijgedragen aan haar weerbaarheid. Zij heeft er van geleerd en het gebeurt niet nog een keer. De moeder is zich er van bewust dat de veiligheid van [minderjarige] voorop moet staan. Zij is bereid om de hulp van Elckerlyc op te schalen. Tijdens de vorige zitting is er gesproken over het logeren van [minderjarige] bij de moeder, maar dit is er nog niet van gekomen. De moeder heeft het gevoel dat [minderjarige] langzaam van haar aan het wegdrijven is en ze vindt dat moeilijk. De moeder zou graag zien dat er meer omgang komt en dat er toegewerkt wordt richting logeren bij de moeder. De moeder geeft aan dat het de bedoeling is dat zij in november start met een training om haar valkuilen beter te signaleren. Ook heeft de moeder zich ingeschreven voor een weerbaarheidstraining.

5 De mening van de vader

De vader heeft ter zitting het volgende naar voren gebracht. De vader wil graag zijn dochter terug. Hij heeft haar inmiddels al zeven maanden niet gezien. Hij heeft het gevoel dat hij overal buitengelaten wordt. De vader zou graag zien dat [minderjarige] terug gaat naar het huis van de moeder. Wanneer [minderjarige] weer thuis is, wil de vader haar graag zien. De vader geeft aan dat er in het verleden zaken fout gelopen zijn en dat hij zich schaamt over wat er gebeurd is. De vader wil er alles aan doen om zijn kind terug te krijgen. De vader heeft drie behandelingen gehad in verband met zijn middelengebruik, maar geeft aan dat dat niet helpt en dat hij nu zelfstandig aan het minderen is.

6 De beoordeling

6.1. Op basis van de stukken en de zitting is de kinderrechter van oordeel dat de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding.[1] De kinderrechter legt hieronder uit waarom.

6.2. In de afgelopen periode heeft de moeder een positieve ontwikkeling doorgemaakt. Zij staat open voor de hulpverlening en is met zichzelf aan de slag gegaan. De kinderrechter ziet dat de moeder hard haar best doet, maar dat het haar nog niet lukt om de veiligheid van [minderjarige] te kunnen waarborgen. De zorgen over het contact tussen de moeder en de vader blijven bestaan. De kinderrechter heeft, mede door het recente incident tussen de ouders bij de moeder thuis, op dit moment nog onvoldoende vertrouwen in de weerbaarheid van de moeder tegenover de vader. De kinderrechter acht daarom het risico op onveiligheid in de thuissituatie voor [minderjarige] nog te groot.

6.3. De komende periode is het belangrijk dat er verdere stappen gezet gaan worden, zodat [minderjarige] weer bij de moeder kan wonen. Er moeten geen incidenten meer plaatsvinden tussen de moeder en de vader. Voor de veiligheid van [minderjarige] is het noodzakelijk dat de moeder de hulpverlening blijft accepteren en weerbaarder wordt om zo de veiligheid in de thuissituatie te kunnen waarborgen. Het behouden van contact tussen de moeder en [minderjarige] is belangrijk. Er moet uitgezocht worden waarom [minderjarige] zo reageert op de bezoeken. Ter zitting heeft de vader aangegeven [minderjarige] graag te willen zien. De kinderrechter acht het van belang dat de vader behandeling krijgt voor het middelengebruik en de agressie. De vader blijft altijd de vader van [minderjarige], maar het is in het belang van [minderjarige] dat eventueel contact met de vader voor haar veilig is.

6.4. De kinderrechter acht een verlenging van de uithuisplaatsing noodzakelijk en in het belang van [minderjarige]. De machtiging tot uithuisplaatsing zal daarom voor de verzochte duur worden toegewezen, te weten voor de duur van de ondertoezichtstelling.

6.5. De kinderrechter verklaart de beslissing uitvoerbaar bij voorraad, zoals is verzocht. Dat wil zeggen dat de beslissing direct geldt, ook als iemand in hoger beroep gaat.

7 De beslissing

De kinderrechter:

7.1. verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een voorziening voor pleegzorg tot 13 december 2025;

7.2. verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.

Tegen eindbeslissingen in deze beschikking is hoger beroep mogelijk bij het gerechtshof Den Haag. Hiervoor is een advocaat nodig. Wie kunnen hoger beroep instellen:

Artikel 1:265c, tweede lid, Burgerlijk Wetboek.


Voetnoten

Artikel 1:265c, tweede lid, Burgerlijk Wetboek.